HR, 21-11-2014, nr. 13/05105
13/05105
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21-11-2014
- Zaaknummer
13/05105
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:3323, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑11‑2014; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2013:3916, Bekrachtiging/bevestiging
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑11‑2014
- Vindplaatsen
BNB 2015/6 met annotatie van E.J.W. Heithuis
V-N 2014/61.14 met annotatie van Redactie
PFR-Updates.nl 2014-0347
NTFR 2015/53
NTFR 2014/2813 met annotatie van Mr. A.J.M. Arends
Uitspraak 21‑11‑2014
Partij(en)
21 november 2014
nr. 13/05105
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 12 september 2013, nr. 11/00726, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 10/5861) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2007 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Belanghebbende heeft in 2007 een pakket aanmerkelijkbelangaandelen verkocht en geleverd aan een door hem beheerste vennootschap. In 2012 heeft belanghebbende de aan de levering ten grondslag liggende koopovereenkomst door middel van een buitengerechtelijke verklaring vernietigd op grond van wederzijdse dwaling.
2.2.
Het Hof heeft geoordeeld dat de vernietiging van de koopovereenkomst met terugwerkende kracht niet eraan in de weg staat dat belanghebbende in 2007 een (in dat jaar te belasten) winst uit aanmerkelijk belang heeft genoten.
Aangezien dit oordeel juist is, faalt het daartegen gerichte middel. De vraag of, en zo ja in hoeverre, ter bepaling van het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang gevolgen moeten worden verbonden aan de vernietiging van de koopovereenkomst is aan de orde bij de vaststelling van het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang van het jaar waarin de vernietiging heeft plaatsgevonden.
3. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, de vice-president R.J. Koopman en de raadsheer L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2014.
Beroepschrift 21‑11‑2014
Edelhoogachtbaar College,
Namens en als gemachtigde van mijn cliënt, [X] wonende te [Z], heeft ondergetekende bij brief d.d. 23 oktober 2013 beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: het Hof), gedagtekend 12 september 2013 en ter post bezorgd op 16 september 2013. De uitspraak van het gerechtshof is gegeven op het hoger beroep van de ondergetekende gericht tegen de schriftelijke uitspraak van de Rechtbank te Haarlem gedagtekend 2 september 2011 en gegeven op het beroep van [G] te [L] tegen de aan [X] door de Belastingdienst/ [P] opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting over het jaar 2007.
U heeft mij de gelegenheid gegeven tot 11 december 2013 om het beroep in cassatie aan te vullen met de gronden ervan.
Aan het beroep in cassatie ligt het volgende middel van cassatie ten grondslag.
Schending, althans verkeerde toepassing van het recht, in het bijzonder van artikel 4.46 Wet inkomstenbelasting 2001, doordat het Hof heeft geoordeeld dat, met verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 12 september 1990, nr. 25.466, BNB 1991/251, LJN: ZC4376, in 2007 sprake is van vervreemding van de aandelen [B] B.V. en deze vervreemding leidt tot een in aanmerking te nemen winst uit aanmerkelijk belang.
Toelichting
Ter toelichting van dit cassatiemiddel merk ik het volgende op.
In onderdeel 4.6.1. van zijn arrest stelt het Hof dat [X] winst uit aanmerkelijk belang heeft genoten, ondanks dat de transactie op grond van dwaling met terugwerkende kracht is vernietigd. Het Hof baseert zijn uitspraak ten onrechte op het arrest van de Hoge Raad van 12 september 1990, nr. 25.466, BNB 1991/251, LJN: ZC4376 (hierna: BNB 1991/251).;
1.
In het arrest BNB 1991/251 worden overweging 5.3 en 5.4 van Hof Den Haag geciteerd, te weten.
5.3: ‘De ontbinding van de onderhavige koopovereenkomst heeft voor de toepassing van de aanmerkelijk-belangbepalingen eerst rechtsgevolgen over het jaar waarin deze ontbinding plaatsvindt.’
5.4: ‘Uit het vorenoverwogene volgt dat de primaire stelling van belanghebbende faalt.’
De Primaire stelling van belanghebbende was dat in het jaar van koop (1981) geen vervreemding heeft plaatsgevonden.
Het Hof heeft deze stelling in zijn uitspraak van 12 september 2012 overgenomen en in onderdeel 4.6.2. eveneens beslist dat de ontbinding geen gevolgen heeft voor de in aanmerking te nemen winst uit aanmerkelijk belang in 2007.
Artikel 3:53 BW bepaalt dat de vernietiging op grond van dwaling terug werkt tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht.
Naar mijn mening kan op grond van dit artikel niet gesteld worden dat sprake is van twee aandelenoverdrachten, maar dat, na een geslaagd beroep op dwaling, de aandelenoverdracht nimmer heeft bestaan. Op grond waarvan ook geen aanmerkelijk belangwinst geheven kan worden in 2007.
2.
In de casus van het arrest BNB 1991/251 waren partijen uitdrukkelijk overeengekomen dat bij daling van de aandelenkoers onder een bepaalde prijs, de overeenkomst door koper ontbonden kon worden. In die zaak waren partijen een overeenkomst aangegaan die onder door hen bepaalde voorwaarden ontbonden kon worden. Vooraf werd de mogelijkheid ingecalculeerd dat de overeenkomst weer ontbonden kon worden.
In het geval van [X] is geen sprake van door partijen overeengekomen mogelijke ontbindingsgronden. Door de dwaling is achteraf gebleken dat de aandelentransactie nimmer heeft bestaan. Van een in 2007 te belasten aanmerkelijk belangtransactie kan dan ook geen sprake meer zijn.
Dat [X] heeft gedwaald ten aanzien van de aandelentransactie is door het Hof bevestigd in onderdeel 4.3. van zijn uitspraak.
3.
Het beroep op dwaling door [X] en de berusting hierin door de koper ([C] B.V.) houdt in dat de oude situatie van voor de transactie is hersteld. Niet alleen civielrechtelijk wordt de transactie geacht nimmer te hebben plaatsgevonden, ook fiscaalrechtelijk heeft er dan geen transactie plaatsgevonden en is er dan geen grond meer voor heffing van aanmerkelijk belangwinst.
Het herstel in de oude situatie na een geslaagd beroep op dwaling hield tevens in dat de aandelen [B] B.V. niet meer notarieel teruggeleverd behoefden te worden. Uit het feit dat er geen notariële teruglevering behoeft plaats te vinden volgt dat de transactie nimmer heeft bestaan. In het arrest BNB 1991/251 was sprake van twee aparte transacties en moesten partijen wederom naar de notaris omdat een beroep werd gedaan op een bepaling in de koopovereenkomst.
4.
In BNB 1991/251 hadden partijen bewust rekening gehouden met de mogelijkheid van ontbinding en zelfs een rentevergoeding in de overeenkomst opgenomen, voor het geval de overeenkomst ontbonden zou worden.
De dwaling door [X] had niet als rechtsgevolg dat een compensatie in de vorm van rente of anderszins betaald moest worden. De situatie van voor de aandelenoverdracht wordt hersteld en er is geen sprake van vergoeding van schade over de tussenliggende periode.
Uit bovenstaande punten volgt dat BNB 1991/251 en onderhavige casus van [X] niet vergelijkbaar zijn, het Hof heeft zich dan ook ten onrechte gebaseerd op dit het arrest van de Hoge Raad. Het Hof gaat er ten onrechte van uit dat de transactie uit 2007 blijft bestaan en komt dan tot de onjuiste conclusie dat er winst uit aanmerkelijk belang is genoten.
Conclusie
Ik verzoek uw Raad de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam te vernietigen en conform art. 29e, lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen te beslissen dat het inkomen in box 2 van de definitieve aanslag 2007 ten name van [X] (aanslagnummer [001]) op nihil dient te worden gesteld.
Proceskostenvergoeding
Tevens verzoek ik u Belastingdienst/ [P] te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder de kosten voor de fase van bezwaar en beroep in twee instanties.