RN 2020/90
Verjaring. Geldt de verlengingstermijn van de verjaring ook gedurende de tijd dat de vennootschap is opgehouden te bestaan?
HR 17-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1310
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 juli 2020
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.V. Polak, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
19/01909
- Conclusie
A-G mr. B.F. Assink
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS233549:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Algemeen
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Insolventierecht / Faillissement
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1310, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑07‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:391, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑03‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑05‑2019
- Wetingang
Art. 2:23a, 2:23c, 3:320 BW
Essentie
Verjaring. Verlengingstermijn.
Geldt de verlengingstermijn van de verjaring ook gedurende de tijd dat de vennootschap is opgehouden te bestaan?
Samenvatting
C Holding heeft een schuld aan de Rabobank waarvoor een van de aandeelhouders een borgtocht heeft verstrekt. Na faillissement van C Holding spreekt de Rabobank de borg aan. Hij weigert betaling omdat de vordering van de Rabobank inmiddels zou zijn verjaard. De vraag is of het buiten toepassing verklaren van de vereffeningsregels uit Boek 2 BW in art. 2:23a lid 5 BW tot gevolg heeft dat ook de verlengingsgrond voor verjaring gedurende het zijn opgehouden te bestaan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.