Rb. Rotterdam, 25-01-2018, nr. 543185 / HA RK 18-57
ECLI:NL:RBROT:2018:1829
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
25-01-2018
- Zaaknummer
543185 / HA RK 18-57
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2018:1829, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 25‑01‑2018; (Wraking)
Uitspraak 25‑01‑2018
Inhoudsindicatie
Wrakingsverzoek afgewezen. De wrakingskamer stelt vast dat voor zover er al concrete gronden tegen de rechter zijn aangevoerd, deze zien op een door hem genomen procesbeslissing (accepteren van voorafgaande aan comparitie door de gemachtigde van de wederpartij ingezonden stukken en doen toezenden van die stukken aan verzoeker). Geen sprake van feiten of omstandigheden die een aanwijzing opleveren voor het aannemen van vooringenomenheid van de rechter.
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 10/543185 / HA RK 18-57
Beslissing van 25 januari 2018
op het verzoek van
[naam verzoeker] ,
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. R.R. Roukema, rechter in de rechtbank Rotterdam, team Kanton II (hierna: de rechter).
1. Het procesverloop en de processtukken
Ter zitting van 17 januari 2018 is door de rechter van deze rechtbank, ter comparitie van partijen behandeld de door de Stichting [naam stichting] tegen verzoeker ingestelde civielrechtelijke vordering met zaaknummer 6392004 CV EXPL 17-7419.
Bij schrijven van 15 januari 2018 heeft verzoeker een kennelijk voorwaardelijk wrakingsverzoek ingediend indien de zitting van 17 januari 2018 doorgang zou vinden.
Op 17 januari 2018 heeft de rechter na aanvang van de zitting de behandeling van voornoemde procedure geschorst en het wrakingsverzoek doorgeleid naar de wrakingskamer.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting;
- het wrakingsverzoek.
Verzoeker alsmede de rechter zijn verwittigd van de datum waarop het wrakingsverzoek zou worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 22 januari 2018.
Ter zitting van 25 januari 2018, waar het wrakingsverzoek is behandeld, zijn verschenen de rechter en mw. [naam] namens de gemachtigde [naam].
Verzoeker is zonder bericht van verhindering niet ter wrakingszitting verschenen.
Na sluiting van het onderzoek op de wrakingszitting is nog binnengekomen een brief van verzoeker gedateerd 24 januari 2018 met de strekking dat verzoeker meent dat ook de zitting bij de wrakingskamer geen doorgang behoort te vinden zolang naar zijn mening er geen volledig dossier aan de rechtbank is overgelegd.
2. Het verzoek en de reactie daarop
2.1
Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
“Mocht de alleen uitgestelde zitting met de verkeerde partij, de deurwaarder, en zonder het vereiste dossier en zonder de vereiste partij, verhuurder [naam stichting], zelf, toch doorgang vinden dan tekent ondergetekende daar bij voorbaat verzet, protest en bezwaar tegen aan en laat ondergetekende de rechter bij voorbaat wraken.
Ondergetekende heeft het – fundamentele – recht op eerlijk en zorgvuldig proces, een eerlijke en zorgvuldige rechtsgang waarin hij in staat wordt gesteld zijn zaak te verdedigen en te bepleiten, over het vereiste dossier te kunnen beschikken en zijn rechten uit te oefenen”.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust. De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. In zijn schriftelijke reactie van 22 januari 2018 op het wrakingsverzoek stelt de rechter:
“Verzoeker is gedaagde in een huurgeschil. Eiseres (verhuurster) stelt in de dagvaarding dat er sprake is van huurachterstand en vordert ontbinding van de huurovereenkomst en onder meer betaling van de achterstallige huurpenningen. Gedaagde betwist in de conclusie van antwoord de gestelde huurachterstand. Op basis van deze beide processtukken is — zoals niet ongebruikelijk — een comparitie van partijen gelast. De aanvankelijk geplande comparitie van partijen is een keer verzet omdat deze door de administratie per ongeluk was gepland op een datum die verzoeker als verhinderdatum had opgegeven.
Eisende partij laat zich in de procedure bijstaan door een gemachtigde: Deurwaarderskantoor [naam] te [plaats]. Voorafgaand aan de comparitie van partijen heeft deze gemachtigde een overzicht van de door eiseres gestelde actuele huurachterstand naar de rechtbank en verzoeker gestuurd. Verzoeker erkent deze gemachtigde kennelijk niet en is het bovendien niet eens met dit “achteraf ingebrachte stuk’. Ik merk op dat men zich in kantonzaken kan doen vertegenwoordigen door een gemachtigde en dat indien men zich bij gelegenheid van een comparitie van partijen op stukken wenst te beroepen, men deze (zo mogelijk) op voorhand dient toe te zenden aan de rechtbank en de wederpartij. Behalve haar gemachtigde was eisende partij, vertegenwoordigd door een van haar medewerkers, zelf ook ter zitting aanwezig.
Verzoeker is het kennelijk ook verder niet eens met de gang van zaken, te beginnen met het feit dat hij in een procedure is betrokken. Hetgeen hij daarover opwerpt zou naar mijn oordeel juist bij gelegenheid van de comparatie van partijen aan de orde kunnen komen”.
3. De beoordeling
3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechters door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
De wrakingskamer stelt vast dat voor zover er al concrete gronden tegen de rechter zijn aangevoerd, deze zien op een door hem genomen procesbeslissing. Een procesbeslissing vormt in beginsel geen grond voor wraking, ook niet als die beslissing de verzoeker onwelgevallig is. Dat kan anders zijn indien geen andere verklaring te geven is dan dat die beslissing door vooringenomenheid is ingegeven en een dergelijke beslissing of de motivering daarvan een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Met inachtneming van de door de rechter in zijn reactie gegeven motivering van zijn procesbeslissing is de wrakingskamer van oordeel dat er geen sprake is van feiten of omstandigheden die een aanwijzing opleveren voor het aannemen van vooringenomenheid van de rechter.
3.5
Het verzoek is mitsdien ongegrond. Het verzoek wordt afgewezen.
4. De beslissing
De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. R.R. Roukema.
Deze beslissing is gegeven door mr. mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, voorzitter, mr. F.W. van Lottum en mr. H.J.M. van der Kaaij, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 januari 2018 in tegenwoordigheid van mr. V.A. Versloot, griffier.
Verzonden op:
aan:
-
-
-
-