ABRvS, 11-04-2012, nr. 201107756/1/A2
ECLI:NL:RVS:2012:BW1606
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
11-04-2012
- Zaaknummer
201107756/1/A2
- LJN
BW1606
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2012:BW1606, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 11‑04‑2012; (Hoger beroep)
Uitspraak 11‑04‑2012
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 18 mei 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de zorgtoeslag van [appellant] voor het jaar 2007 vastgesteld op nihil.
Partij(en)
201107756/1/A2.
Datum uitspraak: 11 april 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 27 mei 2011 in zaak nr. 11/944 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 mei 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de zorgtoeslag van [appellant] voor het jaar 2007 vastgesteld op nihil.
Bij besluit van 9 februari 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 27 mei 2011, waarvan afschrift van het proces-verbaal is verzonden op 7 juni 2011, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 juli 2011, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Desgevraagd hebben partijen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
2. Overwegingen
2.1.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir), voor zover thans van belang, kan een aanvraag om een tegemoetkoming met betrekking tot een berekeningsjaar tot 1 april van het jaar volgend op het berekeningsjaar worden ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen. Indien de belanghebbende, diens partner of een medebewoner voor de in de eerste volzin genoemde datum is uitgenodigd om over het berekeningsjaar aangifte inkomstenbelasting te doen binnen een termijn die na die datum verloopt, wordt de in die volzin bedoelde termijn verlengd tot de laatste dag van de door de inspecteur voor het indienen van die aangifte gestelde termijn.
2.2.
Aan het besluit van 18 mei 2010, zoals gehandhaafd bij besluit van 9 februari 2010, heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat [appellant] zijn aanvraag om zorgtoeslag voor het jaar 2007 op 25 februari 2010 heeft ingediend, derhalve te laat.
2.3.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen de aanvraag van [appellant] om zorgtoeslag terecht heeft afgewezen.
2.4.
[appellant] betoogt dat de rechtbank er onvoldoende rekening mee heeft gehouden dat hij als gevolg van een persoonlijk faillissement niet in staat was tijdig de zorgtoeslag voor het jaar 2007 aan te vragen. De curator was op dat moment in het bezit van zijn boekhouding en handelde zijn zaken af. Er is geen rappel tot het doen van aangifte ontvangen. Verder voert hij aan dat de Belastingdienst/Toeslagen hem onder dezelfde omstandigheden voor het jaar 2008 wel zorgtoeslag heeft toegekend.
2.4.1.
Het betoog faalt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de Awir geen hardheidsclausule kent, zodat hetgeen [appellant] naar voren heeft gebracht er niet toe kan leiden dat van het bepaalde in artikel 15, eerste lid, van die wet moet worden afgeweken. Van een door de Belastingdienst/Toeslagen verleend uitstel is niet gebleken. De rechtbank heeft derhalve terecht geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen de zorgtoeslag terecht op nihil heeft gesteld, omdat de aanvraag te laat is ingediend.
Nu toepassing van artikel 15, eerste lid, van de Awir ertoe noopt dat de zorgtoeslag voor het jaar 2007 wordt vastgesteld op nihil, komt aan de omstandigheid dat aan [appellant] zorgtoeslag is toegekend voor het jaar 2008, geen betekenis toe.
2.5.
Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Borman w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2012
18-686.