Wat mij betreft gaat het dan om een beschikking van 5 oktober 2009, waarbij de kinderen onder toezicht werden gesteld, vooral vanwege de relationele problemen tussen de ouders; een beschikking van 8 februari 2010, waarbij onder meer echtscheiding werd uitgesproken en problemen rond de zorgregeling onder ogen worden gezien; een uitspraak in kort geding van 12 mei 2010, waarbij aan [de man] een tijdelijk contactverbod ten opzichte van [de vrouw] en de kinderen werd opgelegd; een beschikking van 11 augustus 2010 van dezelfde strekking als het kortgeding-vonnis; en een beschikking van 4 oktober 2010, houdende verlenging van de ondertoezichtstelling, waarin ook gegevens zijn te vinden omtrent de tussen de partijen spelende problemen.
HR, 08-02-2013, nr. 12/02913
ECLI:NL:HR:2013:BZ0987
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
08-02-2013
- Zaaknummer
12/02913
- Conclusie
Mr. Huydecoper
- LJN
BZ0987
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BZ0987, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑02‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BZ0987
ECLI:NL:PHR:2013:BZ0987, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑11‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BZ0987
- Vindplaatsen
Uitspraak 08‑02‑2013
Inhoudsindicatie
Art. 81 lid 1 RO. Familierecht. Verzoek tot toekenning eenhoofdig gezag; art. 1:251a BW.
8 februari 2013
Eerste Kamer
12/02913
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. W.G.H. Janssen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 385484/FA RK 11-486 van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 juli 2011;
b. de beschikking in de zaak 200.093.422/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 14 maart 2012.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.A. Streefkerk, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.A. Loth op 8 februari 2013.
Conclusie 30‑11‑2012
Mr. Huydecoper
Partij(en)
Zaaknr. 12/02913
Mr. Huydecoper
Zitting van 30 november 2012
Conclusie inzake
[De man]
verzoeker tot cassatie
tegen
[De vrouw]
verweerster in cassatie
1.
Het cassatieberoep dat namens de verzoeker tot cassatie, [de man], in deze zaak is ingesteld behoort volgens mij te worden verworpen. Het middel stelt geen vragen aan de orde die in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling beantwoording behoeven. Ook overigens meen ik dat met een verkorte conclusie kan worden volstaan.
2.
Het gaat in deze zaak om een reeds geruime tijd slepend conflict over gezag en daarmee verband houdende kwesties, betreffende de kinderen uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van [de man] met de verweerster in cassatie, [de vrouw].
De reeks van beschikkingen die de rechtbank in de eerste aanleg heeft gegeven en die uit de dossierstukken blijkt1., geeft een indruk van de ernst van de problemen waarmee de partijen kampen - maar waarmee vanzelfsprekend ook de kinderen geconfronteerd worden.
3.
De onderhavige zaak betreft een verzoek van [de vrouw] dat ertoe strekt dat zij met het eenhoofdig gezag over de kinderen wordt belast. Dit verzoek is in eerste aanleg toegewezen. Het hof heeft deze beslissing op het namens [de man] ingestelde hoger beroep bekrachtigd.
4.
Het cassatieverzoek - dat overigens tijdig en regelmatig werd ingediend - bevat klachten die ertoe strekken dat op ontoereikende gronden zou zijn geoordeeld dat er redenen zijn voor toewijzing van de namens [de vrouw] verzochte gezagsvoorziening. Die klachten houden echter niet meer in dan dat: namelijk de in enkele varianten herhaalde bewering dat er op ontoereikende gronden in de namens [de vrouw] verdedigde zin zou zijn beslist.
5.
De klachten geven niet aan welke in de feitelijke instanties aangevoerde stellingen of gegevens (met vindplaatsen in relevante stukken) tot het door de klachten verdedigde oordeel kunnen bijdragen, of waarom de door het hof in de bestreden beschikking gegeven motivering in enig specifiek aangegeven opzicht gebrekkig zou zijn2.. Daarom kunnen de klachten niet worden aangemerkt als middelen die aan de in art. 426a Rv. tot uitdrukking komende maatstaf voldoen.
6.
Inhoudelijk strekken de klachten er bovendien in wezen toe, dat de feiten anders gewaardeerd zouden moeten worden dan door de rechters van de eerste aanleg en in hoger beroep is gedaan. In zoverre stuiten de klachten af op het bepaalde in de art. 419 lid 3 jo. 429 lid 2 Rv.
Conclusie
Ik concludeer tot verwerping met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 30‑11‑2012
Het hof heeft zich in zijn beslissing aangesloten bij de bevindingen van de rechter in de eerste aanleg, en daar enige beschouwingen aan toegevoegd. In eerste aanleg was door de rechter gemotiveerd aangegeven waarom geoordeeld moest worden dat zich een situatie voordeed waarin de kinderen klem of verloren dreigden te raken door het conflict van de ouders en de daarmee samenhangende ontwikkelingen.