Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Rb. Den Haag, 22-10-2021, nr. NL21.10814
ECLI:NL:RBDHA:2021:11795
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
22-10-2021
- Zaaknummer
NL21.10814
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2021:11795, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 22‑10‑2021; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 22‑10‑2021
Inhoudsindicatie
alleenstaande niet begeleide minderjarige, Marokko, arrest TQ, opvang, artikel 45 Vw.
Partij(en)
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.10814
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser
v-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.P. Duijn)
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. Y. Rikken)
ProcesverloopBij besluit van 1 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.1.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL21.10815, op 7 oktober 2021 te Breda op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn voogd van [naam2]. Als tolk is verschenen K. Tohouss. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser heeft gesteld dat hij is geboren op 15 oktober 2003 en dat hij de Marokkaanse nationaliteit bezit. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Marokko na de scheiding van zijn ouders gedwongen op straat leefde. Volgens eiser is er in Marokko geen eerlijke kans op onderwijs en een goede baan. Eiser is verder in Marokko een aantal keren mishandeld en de Marokkaanse autoriteiten kunnen hiertegen geen bescherming bieden.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst en eiser niet valt onder één van de uitzonderingscategorieën. Op 6 mei 2021 heeft er een herbeoordeling plaatsgevonden waaruit blijkt dat Marokko nog steeds beschouwd kan worden als veilig land van herkomst.2.Eiser is er volgens verweerder niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat Marokko tegenover hem de verdragsverplichtingen niet nakomt. Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser en dat hij in Marokko is mishandeld geloofwaardig. Verweerder heeft niet geloofwaardig bevonden dat hij geen bescherming van de autoriteiten kon inroepen. Eiser heeft volgens zijn eigen verklaringen nooit hulp gezocht of aangifte gedaan. Verder heeft eiser volgens verweerder niet onderbouwd dat sprake is van medische omstandigheden, dan wel dat eiser zodanig geworteld is in Nederland dat dit een belemmering vormt voor terugkeer naar Marokko en op grond hiervan eiser verblijf zou moeten worden toegekend.
3. Verweerder heeft zich tot slot op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit en de situatie waarbij aan eiser nog geen terugkeerbesluit is opgelegd, niet in strijd is met het arrest TQ van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) van 14 januari 2021.3.Met het bestreden besluit is aan eiser duidelijkheid verschaft omtrent de beslissing op zijn asielaanvraag. Echter verweerder kan nog geen terugkeerbesluit nemen nu nog niet alle benodigde informatie voorhanden is om een juiste afweging te maken. Er zal nog een onderzoek plaatsvinden naar adequate opvang. Gedurende dit onderzoek is geen sprake van rechtmatig verblijf maar eiser behoudt wel het recht op de opvangvoorzieningen. Hierdoor is geen sprake van een gedoogsituatie, aldus verweerder.
4. Eiser voert in beroep aan dat verweerder Marokko ten onrechte heeft aangemerkt als veilig land van herkomst. Bij terugkeer zal eiser geen bescherming kunnen verkrijgen van de Marokkaanse autoriteiten. Hij heeft eerder de politie aangesproken na een incident maar zij weigerde eiser te helpen. Eiser kan voorts niet terugkeren naar Marokko omdat hij een alleenstaande minderjarige vreemdeling is en aldaar geen opvang zal kunnen verkrijgen. Hij zal in een situatie van materiële deprivatie terechtkomen bij terugkeer en daarom is uitzetting naar Marokko in strijd met artikel 4 van het Handvest.4.Verder had verweerder aan eiser een reguliere verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM5.moeten verlenen. Eiser is een kwetsbare minderjarige jongen. Hij verblijft bijna twee jaar in Nederland en hij is hier geworteld. Eiser heeft in Nederland een relatie en er is sprake van privéleven. Eiser voert tot slot aan dat verweerder in strijd handelt met de Terugkeerrichtlijn door in het bestreden besluit geen terugkeerbesluit op te nemen. Eiser wijst in dit kader op het arrest TQ en enkele rechtbankuitspraken.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Niet in geschil is dat eiser minderjarig is en afkomstig uit Marokko. In geschil is of Marokko ten onrechte is aangemerkt als veilig land van herkomst en of aan eiser een verblijfsvergunning regulier verleend had moeten worden. Tot slot is in geschil of de situatie waarbij aan eiser nog geen terugkeerbesluit is opgelegd maar wel een besluit is genomen op zijn asielaanvraag, in strijd is met het arrest TQ.
Asielvergunning
6. Bij de recente herbeoordeling is de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst ongewijzigd voortgezet.6.Eiser heeft niet onderbouwd dat de recente herbeoordeling niet juist of onvolledig is. Verweerder is daarom terecht uitgegaan van het algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit Marokko geen bescherming nodig hebben. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dat in zijn geval anders is.
7. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser daarin niet is geslaagd. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem niet mogelijk of zinloos is bescherming in te roepen van de (hogere) autoriteiten van Marokko als dat nodig is. In dit verband heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser zelf heeft verklaard dat hij nooit hulp heeft gevraagd of aangifte heeft gedaan bij de autoriteiten. De later bij zienswijze gegeven aanvulling dat eiser wel politieagenten heeft aangesproken, zonder resultaat, is daarmee in tegenspraak en heeft verweerder terecht niet gevolgd. De sociaaleconomische motieven die eiser verder ten grondslag heeft gelegd aan zijn vertrek uit Marokko hebben geen raakvlakken met asielgronden. Daaruit kan dus niet worden afgeleid dat Marokko ten aanzien van eiser zijn verdragsverplichtingen niet nakomt.
8. De slotsom is dat verweerder terecht de asielaanvraag van eiser heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. De daartegen gerichte beroepsgronden treffen geen doel.
Reguliere vergunning
9. Eiser heeft verder betoogd dat verweerder ambtshalve aan eiser een verblijfsvergunning regulier had moeten verlenen vanwege het privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM dat eiser in Nederland heeft. Ter onderbouwing is een eigen verklaring van eiser overgelegd waarin hij vertelt hoe hij zijn leven in Nederland heeft ervaren en dat hij inmiddels enige tijd een vriendin heeft. De rechtbank stelt vast dat eiser pas in beroep heeft gesteld dat eiser is geworteld in Nederland op grond waarvan eiser een beroep doet op artikel 8 van het EVRM. Ter zitting heeft verweerder hierop gereageerd en gesteld dat de eigen verklaring van eiser onvoldoende is voor een reguliere vergunning. Dat eiser hier al bijna twee jaren verblijft is onvoldoende om verblijfsrechtelijke gevolgen te verbinden aan zijn beroep op zijn privéleven. Eiser heeft ruim 16 jaar in zijn land van herkomst verbleven en heeft daar zijn familie wonen. Verweerder heeft gelet hierop niet ten onrechte geen aanleiding gezien om aan eiser een verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8 van het EVRM te verlenen. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
Ontbrekend terugkeerbesluit
10. Tot slot heeft eiser een beroep gedaan op het arrest TQ. De rechtbank stelt vast dat bij het bestreden besluit aan eiser geen terugkeerbesluit is opgelegd en dat is bepaald dat eiser, na het aflopen van de beroepstermijn, niet langer rechtmatig in Nederland verblijft. Eiser is evenwel niet uitzetbaar omdat verweerder nog onderzoek dient te verrichten naar adequate opvangmogelijkheden voor eiser in Marokko.
11. Uit artikel 45 van de Vw volgt dat een besluit tot afwijzing van de asielaanvraag van rechtswege geldt als terugkeerbesluit. Dit artikel is dwingend geformuleerd. In het negende lid van deze bepaling is een uitzondering geformuleerd indien de asielaanvraag niet-ontvankelijk is verklaard op de grond dat een vreemdeling in een andere lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet. Deze uitzondering is hier niet van toepassing. De Nederlandse wet biedt verweerder verder geen mogelijkheid om hiervan af te wijken. Dit betekent dat verweerders handelwijze om in het bestreden besluit te bepalen dat er nog geen terugkeerbesluit is genomen, in strijd is met de Nederlandse wet. De opmerking van verweerder ter zitting dat er in dit kader een wetgevingstraject loopt om de wet aan te passen, maakt dit niet anders. De rechter is immers gehouden geldend recht toe te passen.
12. Het Hof heeft verder in het arrest TQ overwogen dat wanneer een lidstaat voornemens is een terugkeerbesluit uit te vaardigen aan een niet-begeleide minderjarige (minderjarige), in alle fases rekening moet worden gehouden met de belangen van de minderjarige.7.Wanneer een lidstaat een terugkeerbesluit uitvaardigt aan een minderjarige dient de lidstaat zich ervan te vergewissen dat er voor de betrokken minderjarige adequate opvang is in het land van terugkeer. Indien een lidstaat dit laatste nalaat maar wel de asielaanvraag heeft afgewezen kan de minderjarige gelet op artikel 10, tweede lid, van richtlijn 2008/115 (de Terugkeerrichtlijn) niet worden verwijderd.8.In de situatie dat aan de minderjarige geen verblijf wordt toegestaan, betekent dit dat hij in grote onzekerheid komt te verkeren over zijn wettelijke status en zijn toekomst, onder meer wat betreft zijn opleiding, zijn band met een pleeggezin of de mogelijkheid om in de betrokken lidstaat te blijven.9.Een dergelijk situatie is volgens het Hof onverenigbaar met het vereiste overeenkomstig artikel 5, onder a), van de Terugkeerrichtlijn en artikel 24, tweede lid, van het Handvest om het belang van het kind in alle fasen van de procedure te beschermen.10.Uit het voorgaande volgt dat een lidstaat, voordat hij een terugkeerbesluit vaststelt, moet onderzoeken of er voor de betrokken niet-begeleide minderjarige adequate opvang beschikbaar is in het land van terugkeer. Als die opvang niet aanwezig is, kan tegen de minderjarige geen terugkeerbesluit op grond van de Terugkeerrichtlijn worden uitgevaardigd.11.
13. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de beoordeling van het Hof in het arrest TQ, voorkomen dient te worden dat eiser, een niet-begeleide minderjarige, in grote onzekerheid komt te verkeren over zijn verblijfssituatie in Nederland. In dit geval is enerzijds besloten dat eiser (nog) niet hoeft terug te keren naar Marokko in afwachting van het onderzoek naar de opvangmogelijkheden in Marokko, terwijl anderzijds is besloten dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning. Als gevolg hiervan is een gedoogconstructie ontstaan, die, zo volgt uit het arrest TQ, niet is toegestaan. De beroepsgrond van eiser slaagt.
14. Eiser heeft op 15 oktober 2021 de achttienjarige leeftijd bereikt en is op die datum naar Nederlands recht dus meerderjarige geworden. Dit neemt niet weg dat verweerder onderzoek zal moeten verrichten naar de mogelijkheden voor adequate opvang voor eiser. Dit heeft namelijk betekenis voor de vraag of eiser vanaf de datum van zijn asielaanvraag tot zijn meerderjarigheid in aanmerking had moeten komen voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘AMV die buiten zijn schuld Nederland niet kan verlaten’. Verweerder zal daarover een beslissing moeten nemen.
Slotsom
15. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Er is, gelet op de noodzaak van nader onderzoek door verweerder, geen aanleiding de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten. Rekening houdend met de tijd die nader onderzoek mogelijkerwijs in beslag neemt, zal een termijn worden gesteld van twaalf weken waarbinnen een nieuwe beslissing op eisers aanvraag moet worden genomen.
16. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
Beslissing
De rechtbank:- verklaart het beroep gegrond;- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak
een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496
(veertienhonderdzesennegentig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr.S.D.C.J. Verheezen, griffier, en bekendgemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 22‑10‑2021
Kamerstukken II 2020-2021, 19637, nr. 2726 van 6 mei 2021.https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2021Z07497&did=2021D16573 + bijlage.
ECLI:EU:C:2021:9 (hierna arrest TQ)
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Brief Staatssecretaris Ministerie van Justitie en Veiligheid, 6 mei 2021, nr. 3293506 + bijlage
Punt 44.
Punt 52.
Punt 53.
Punt 54.
Punten 55 en 56.