Wet brutering overhevelingstoeslag lonen
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2002
- Bronpublicatie:
27-09-2001, Stb. 2001, 481 (uitgifte: 01-11-2001, kamerstukken: 27472)
- Inwerkingtreding
01-01-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-09-2001, Stb. 2001, 481 (uitgifte: 01-11-2001, kamerstukken: 27472)
- Vakgebied(en)
Loonbelasting (V)
Premieheffing (V)
1.
Deze wet leidt niet tot andere, voorafgaande aan 1 januari 1998 verworven of aangegane, in geld uitgedrukte aanspraken, rechten en verplichtingen voor een belanghebbende bij een pensioenregeling van een pensioenfonds of van een werkgever dan wanneer deze wet niet tot stand zou zijn gekomen.
2.
Ingaande 1 januari 1998 wordt gedurende een periode van vier jaren voor de berekening van aanspraken, rechten en verplichtingen voor een belanghebbende bij een pensioenregeling van een pensioenfonds of van een werkgever het loon verminderd met het krachtens artikel 3, tweede lid, vastgestelde percentage en maximumbedrag overeenkomstig bij ministeriële regeling vast te stellen voorschriften.
3.
Het ingaande 1 januari van het vervaljaar niet meer van kracht zijn van de artikelen 81 en 82 van de Wet aanpassing uitkeringsregelingen overheveling opslagpremies zal gedurende een periode van vier jaren met betrekking tot uitkeringen ingevolge de Algemene Ouderdomswet of de Algemene nabestaandenwet niet leiden tot andere in guldens uitgedrukte aanspraken, rechten en verplichtingen voor een belanghebbende bij een pensioenregeling van een pensioenfonds of van een werkgever dan wanneer deze artikelen van kracht zouden zijn gebleven.
4.
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan voor een goede toepassing van het derde lid bij ministeriële regeling regels vaststellen, alsmede bedragen op grond van de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet die met inachtneming van die regels worden vastgesteld.