Hof Amsterdam, 23-12-2014, nr. 200.123.663/01
ECLI:NL:GHAMS:2014:5826
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
23-12-2014
- Zaaknummer
200.123.663/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2014:5826, Uitspraak, Hof Amsterdam, 23‑12‑2014; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1229, Bekrachtiging/bevestiging
ECLI:NL:GHAMS:2013:2856, Uitspraak, Hof Amsterdam, 10‑09‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1229, Bekrachtiging/bevestiging
- Wetingang
- Vindplaatsen
JHV 2013/192 met annotatie van mr. Gardenbroek
Uitspraak 23‑12‑2014
Inhoudsindicatie
Vervolg van tussenarrest 10-9-2013; huur woonruimte; voorshands bewezen stelling dat huurder zijn sociale huurwoning als praktijkruimte gebruikt niet ontzenuwd door huurder; vordering schadevergoeding verhuurder toegewezen.
Partij(en)
arrest
________________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.123.663/01
rolnummer rechtbank Amsterdam: CV 12-4047
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 december 2014
inzake
de stichting STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam,
APPELLANTE,
advocaat: mr. F.S.P. van der Wal te Utrecht,
tegen:
[geïntimeerde] ,
wonend te [woonplaats 1],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. A. Heijder te Amsterdam.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna wederom Ymere en [geïntimeerde] genoemd.
In deze zaak heeft het hof op 10 september 2013 een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van de procedure in hoger beroep tot die datum wordt verwezen naar dat tussenarrest.
Vervolgens zijn op 8 oktober 2013, 19 november 2013 en 10 december 2013 in totaal vier getuigen aan de zijde van [geïntimeerde] gehoord. Aan de zijde van Ymere zijn op 19 maart 2014 twee getuigen gehoord.
Van de getuigenverhoren is proces-verbaal opgemaakt.
Nadien hebben partijen de volgende stukken overgelegd:
- akte overlegging producties in contra-enquête aan de zijde van Ymere;
- memorie na getuigenverhoor, met producties, aan de zijde van [geïntimeerde];
- antwoord memorie na getuigenverhoor aan de zijde van Ymere.
Ymere heeft bij laatstgenoemde memorie haar eis verminderd.
Ten slotte hebben partijen andermaal arrest gevraagd.
2. Verdere beoordeling van het hoger beroep
2.1
Het hof blijft bij en bouwt hierna voort op hetgeen het in genoemd tussenarrest heeft overwogen en beslist. Bij dat tussenarrest heeft het hof [geïntimeerde] toegelaten tot tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stelling van Ymere dat [geïntimeerde] de door hem gehuurde woning als praktijkruimte heeft gebruikt.
2.2
Ter voldoening aan deze bewijsopdracht heeft [geïntimeerde] zichzelf als getuige doen horen en voorts: [getuige 1] (arts en studiegenoot [geïntimeerde]), [getuige 2] (auteur artikel Arts en Auto, augustus 2007), [getuige 3] (nagelstyliste en gedurende enige tijd inwonend bij [geïntimeerde]).
In contra-enquête heeft Ymere als getuigen doen horen: [getuige 4] (gezondheidsverzorger, overbuurvrouw [geïntimeerde] in [woonplaats 1] en daarna koper van diens woning) en [getuige 5] (consulent gebiedsbeheer Ymere).
2.2.1
[geïntimeerde] heeft als getuige, voor zover van belang, als volgt verklaard:
“Ik heb mij in die zin op het getuigenverhoor voorbereid dat ik het arrest heb doorgelezen, er met mijn advocaat over heb gesproken en nog geprobeerd heb om getuigen zoals buurtbewoners te bereiken.
Naar aanleiding van de reportage uit 2007 (productie 26 memorie van grieven) verklaar ik als volgt:
Van een spreekuur op het [straatnaam] is nooit sprake geweest. Ik kan niet verklaren hoe het woord spreekuur in het artikel is verschenen. Ik houd geen spreekuur. De door de journalist bij het artikel gemaakte foto waarop een poster van het menselijk lichaam en een ogentest zichtbaar zijn, is in scene gezet. Dit waren attributen die ik had overgenomen uit de failliete boedel van ‘Fight for Life’. Die attributen waren wel in de woning aan het [straatnaam]. De poster stond tegen de muur in de kamer waar de foto is gemaakt. De ogentestkaart stond/hing op de plek zoals die ook op de foto te zien is. Er zijn een aantal foto’s gemaakt en ik weet niet meer precies op welke wijze deze foto is gemaakt. De foto’s zijn met wat schuifwerk in scene gezet.
Met betrekking tot het interview uit 2008 (productie 27 memorie van grieven) verklaar ik als volgt:
Over de zinnen in het interview waarin staat dat ik praktijk houd in mijn huis aan het [straatnaam] en dat de efficiënt ingedeelde praktijkruimte schitterend zicht biedt op de historische gevels van de [straatnaam 2] verklaar ik dat deze door de journalist geromantiseerd zijn. Ik merk op dat in het artikel ook staat dat ik vlakbij het ‘Chinatown’ van Amsterdam woon, waarmee de journalist doelt op het [straatnaam]. Meer kan ik er niet over zeggen. Ik weet niet meer of ik het interview vóór publicatie nog heb gezien.
Met betrekking tot de rapportage van het bezoek van de Ymere-medewerkers in 2007-2008 (productie 22) verklaar ik als volgt:
Op de deur zit inderdaad het plakkaat waarop staat [geïntimeerde], huisarts Tourist Doctor Keuringen. In de rapportage staat dat je in de wachtkamer uitkijkt op het water aan de achterkant van [straatnaam] en dat de touristdoctor bezig was met een patiënt. Ik betwist deze rapportage ten zeerste ik heb nooit een deur openstaan. En ik heb ook geen assistente gehad op het [straatnaam] die de deur heeft kunnen openmaken. Ik betwist dan ook dat zij zijn binnen geweest. Ik heb ook in de stukken nooit een foto gezien waar ik bezig ben met een patiënt of überhaupt van een patiënt in een wachtkamer.
U houdt mij voor dat ik inderdaad heb gezegd dat ik op het [straatnaam] wel incidenteel een patiënt ontving. Dat verklaar ik als volgt:
Ik had veel contact met hotels en ik bezocht als touristdoctor deze hotels. Soms had een toerist een recept nodig, terwijl deze toerist niet in een hotel zat. In dat geval was de enige mogelijkheid voor de toerist om bij mijn woning langs te komen om het recept op te halen. Ik merk op dat het pand aan het [straatnaam] helemaal niet geschikt is als praktijkruimte zo is er bijvoorbeeld geen wastafel. Er is alleen één wastafel in de keuken en één wastafel in het toilet.
Over het bezoek van de Ymere-medewerkers van 2011 en de daarbij gemaakt foto’s (producties 12 en 24) verklaar ik als volgt:
De foto van productie 24 is uit 2011 toen ik bezig was met de verhuizing. Ik heb toen alle attributen in één kamer verzameld. Ik begrijp niet hoe Ymere deze foto heeft kunnen maken als het op een ander moment zou zijn geweest dan op het moment van ontruiming. Ik bedoel daarmee te zeggen dat de foto gemaakt is op het moment van ontruiming.
De foto van productie 12 laat zien een kamer met een bureau en een bureaustoel. Het was een kleine woning, een tweekamerwoning en in die woning moest ik ergens kunnen werken. In die kamer stond ook een verouderde pc in de hoek. Op tafel lagen kunsttijdschriften, Medisch Contact, een vaktijdschrift en een accountantsrapport. Verder stond er een slaapbank. Op deze foto zie ik niet de tv en stereo-set. En evenmin de keuken. Ik meld dit om te zeggen dat de foto in scene is gezet.
Ik had aan het [straatnaam] een parkeerplaats voor een arts voor de deur. Ik had deze parkeerplaats nodig als ik met spoed visites moest doen. Ik had ook een fiets maar ik bestreek als touristdoctor een groot gebied, waaronder ook Schiphol en zelfs Zaandam.
Met betrekking tot de online uittreksels van de Kamer van Koophandel (productie 18) verklaar ik als volgt:
Met betrekking tot het uittreksel van 2 juli 2012 waar als oud vestigingsadres [straatnaam] [huisnummer] staat vermeld verklaar ik dat ik geen ander praktijkadres had maar alleen een woonadres en daarom heb ik de inschrijving van [geïntimeerde] Medical op mijn woonadres gedaan. In dit uittreksel wordt ook gesproken van oude vestigingsadressen zoals vastgelegd sinds 01-10-1993. In dat jaar was ik nog geen huisarts.
Met betrekking tot het online uittreksel van 19 november 2010 waarop als vestigingsadres van de eenmanszaak [geïntimeerde] Medical [straatnaam] 30 staat, verklaar ik dat ik op dat moment al een huisartsenpraktijk had aan de [straatnaam 3]. Mijn eenmanszaak stond kennelijk nog geregistreerd aan het [straatnaam] [huisnummer] en die registratie moest ik blijkbaar actief beëindigen. Dat heb ik nagelaten. Een registratie zegt niets over de praktijkvoering.
Over de vermelding op de diverse internetsites (producties 16, 17, 20 en 21) van [geïntimeerde] als huisarts met [straatnaam] [huisnummer]als (mede) vestigingsadres verklaar ik dat zoiets eigen is aan het internet. Daar heb ik geen invloed op en dat is ook moeilijk te controleren.
Met betrekking tot mijn woonsituatie op het moment dat ik met mijn partner in 2000 een woning in Monnikendam heb gekocht, in welk jaar ook ons eerste kind is geboren, verklaar ik als volgt:
Dat ik aan het [straatnaam] ben blijven wonen is deels om praktische redenen. Ik was fulltime waarnemer en draaide wel vier a vijf nachtdiensten per week. Ik leefde vaak ook ’s nachts en had overdag weinig gelegenheid voor een normaal gezinsleven. Daar kwam bij dat na een periode van samenwonen in de kleine woning aan het [straatnaam] er spanningen waren ontstaan en ik behoefte had aan een eigen ruimte. Ten slotte is het voor mij als afkomstig uit de Surinaamse cultuur niet ongebruikelijk dat een vrouw met haar kind alleen woont, gescheiden van de man.
Ook nadat ik in april 2006 een woning in Amsterdam heb gekocht ben ik aan het [straatnaam] blijven wonen. De eerdere punten die ik noemde blijven gehandhaafd. De woning die aan de [straatnaam 3] is gekocht was niet goed bewoonbaar en moest gerenoveerd worden en de praktijk moest ook worden ingericht. Zelfs mijn partner is in die periode naar de Antillen vertrokken met ons kind waar zij ruim een jaar heeft gewoond. Ook toen in september 2009 ons tweede kind werd geboren bleef ik behoefte hebben aan eigen ruimte. Op dit moment woon ik inderdaad noodgedwongen aan de [straatnaam 3] maar er zijn dan ook grote spanningen en mijn partner is op zoek naar een andere ruimte.
(…) Toen ik de woning aan het [straatnaam] moest ontruimen zijn de spullen in de opslag gegaan. Deze zijn nog steeds in opslag in afwachting van andere woonruimte. Met andere woonruimte bedoel ik woonruimte niet woonruimte aan de [straatnaam 3].
In de periode november 2000 tot juni 2011 was ik fulltime waarnemer, totdat ik de praktijk aan de [straatnaam 3] startte. Het waarnemen was een zeer lucratieve bron van inkomsten. Sinds de dienstenposten eind jaren negentig zijn ingericht is waarnemend huisarts een volwaardig beroep. Daarmee wordt meer verdiend dan een gevestigd huisarts. Ik was in de jaren 2003-2004 ook actief betrokken bij het oprichten van een waarneemorganisatie voor huisartsen.
Voor het uitoefenen van de functie van waarnemend huisarts is geen eigen praktijkruimte nodig. De patiënten worden gezien op de praktijk van de huisarts of op de dienstenpost. Ook worden de patiënten wel thuis bezocht.
In de periode 2000 tot juni 2011 heb ik zeer sporadisch als keuringsarts opgetreden. Daar heb ik amper omzet uitgehaald. Dat was een idee van mij uit de beginjaren dat ik nog op het [straatnaam] woonde. Nu ik u hoor zeggen ‘nog’ op het [straatnaam] woonde, merk ik op dat dat een verspreking is. Er zijn inmiddels heel wat regels bijgekomen voor het beroep van keuringsarts en daar moest ook een speciale opleiding voor worden gevolgd. En die heb ik niet gevolgd. De omzet van de inkomsten als keuringsarts blijken ook uit de cijfers van mijn accountant. De getallen zoals die staan vermeld in de memorie van antwoord onder nummer 11, laatste regel zijn juist.
Van mijn inkomsten haalde ik negentig procent uit de werkzaamheden als waarnemend huisarts. Een patiënt kwam een enkele keer, zo’n tien keer per jaar op het [straatnaam] mij bezoeken in mijn functie van touristdoctor. Dan moet u denken aan iemand die via de apotheek een recept nodig had. Patiënten konden niet op het [straatnaam] worden behandeld omdat de ruimte daarvoor niet geschikt was.
De ruimte was überhaupt niet geschikt om een patiënt te behandelen, los van de normen.
Toen ik eenmaal aan de [straatnaam 3] zat kwam het niet meer voor dat ik sporadisch nog iemand aan het [straatnaam] ontving. Ik kon in de praktijkruimte aan de [straatnaam 3] de patiënten goed behandelen. Ik zat eind 2007 gevestigd aan de [straatnaam 3].
Om alleen te leven van de inkomsten als touristdoctor, namelijk tien procent van mijn inkomsten, is niet mogelijk. Voor de werkzaamheden als touristdoctor heb je geen praktijkruimte nodig.
Als ik heb verklaard dat ik geen spreekuur hield bedoel ik dat ik geen spreekuur hield totdat ik aan de [straatnaam 3] mijn praktijk vestigde.
Wat ik verklaard heb over de foto bij productie 12, namelijk dat die in scene is gezet, daar bedoel ik mee dat Ymere selectief heeft gefotografeerd om de indruk te wekken dat het een praktijkruimte betrof.
De brief van de rechtsbijstandsverzekeraar (productie 7) is opgesteld door de advocaat van de rechtsbijstandsverzekeraar, ik meen mr. Noordman. Ik heb hem nooit in persoon ontmoet maar twee keer telefonisch gesproken. De brief van deze advocaat heb ik niet van tevoren gezien. Hij zou een brief opstellen en versturen. Nu u mij deze vraag nog eens stelt meen ik dat ik de brief die mr. Noordman heeft verstuurd niet van tevoren heb gezien. De informatie in de brief van mr. Noordman over de tekst over het bordje op de voordeur en over de parkeerplaats is juist. Ik neem aan dat hij deze informatie van mij heeft gekregen, tenzij hij zelf langs is gereden.
(…) Op de vraag van mr. Van der Wal dat de foto van productie 12 is gemaakt tijdens het bezoek van Ymere in maart 2011 antwoord ik: ja.
Onder spreekuur versta ik zowel een spreekuur met of zonder afspraak.”
2.2.2
[getuige 1] heeft als getuige, voor zover van belang, als volgt verklaard:
“Ik heb mij op dit verhoor voorbereid door het arrest van het hof en de getuigenverklaring van de heer [geïntimeerde] globaal door te lezen. Ik ken de heer [geïntimeerde] als studiegenoot. Wij zijn in hetzelfde jaar, in 1984, begonnen. Na mijn studie, ik ben in 1993 afgestudeerd, zag ik de heer [geïntimeerde] als het werk ons samenbracht. In de periode 1998/1999 tot 2002 hebben wij twee á drie zondagen per maand samen vrijwilligerswerk gedaan voor uitbehandelde hiv-patiënten. Dat vrijwilligerswerk werd verricht in een pand van een van de patiënten aan de Keizersgracht. Ik ben wel eens in de woning aan [straatnaam] [huisnummer] geweest. Wanneer dat was weet ik niet precies, ik denk tijdens de opleiding. Of ik ook in de woning ben geweest in de periode dat wij vrijwilligerswerk deden: dat zou kunnen. Na 2002 ben ik niet meer in de woning geweest. Ik heb nog geholpen met verhuizen toen de heer [geïntimeerde] in de woning trok maar wanneer dat was weet ik niet meer precies. Ik denk dat dat in onze studieperiode was. Bij het verhuizen merkte ik dat de heer [geïntimeerde] het wel slim had gedaan. Hij had de hele inboedel via Marktplaats gekocht zodat het in een dag kon worden ingericht: een dressoir, een bed, alles zat erbij. Ik kan mij nog herinneren hoe de woning er van binnen uitzag. Er was een entree, links van die entree een kamer en een woonkamer aan de achterkant en daarachter een open ruimte, een soort tuin die hij met de buren deelde, dat wil zeggen er zat geen afscheiding tussen. Er lag ook een bootje en wij gingen weleens samen varen. Waar de heer [geïntimeerde] woonde voordat hij naar het [straatnaam] verhuisde, weet ik niet. Bij de verhuizing gingen wij alleen de inboedel ophalen, dat was meen ik op een adres in [woonplaats 1].
In de periode dat wij beiden vrijwilligerswerk deden en iets moesten bespreken deden wij dat hoofdzakelijk telefonisch. Ik ben wel een paar keer bij hem langs geweest om papieren op te halen maar of ik toen binnen ben geweest weet ik niet meer precies. Het meeste dat wij bespraken deden wij op die zondagen.
Wat betreft de gezinssituatie van de heer [geïntimeerde] moet ik zeggen dat ik daar heel weinig vanaf weet. Ik weet dat hij getrouwd is en volgens mij een zoon heeft. Ik heb de echtgenote van de heer [geïntimeerde] weleens ontmoet, zij hielp met het verwerken van geanonimiseerde patiëntengegevens. Als zij hielp zag ik haar op die betreffende zondagen. Ook heb ik haar weleens gezien op een verjaardag van een gemeenschappelijke kennis. Of de heer [geïntimeerde] en zijn echtgenote samenwoonden, weet ik niet. Zij is op een gegeven moment verhuisd naar [woonplaats 2] of [woonplaats 3] of zij kwam daar vandaan, dat weet ik niet precies. Op de opmerking van mr. Van der Wal dat hij mij hoorde zeggen dat zij zijn verhuisd, antwoord ik dat ik ervan uitga dat zij beiden zijn verhuisd maar dat is een veronderstelling van mijn kant, in de zin van dat verwacht je. Ik weet wel dat hij veel hier zat. Als ik hem belde, belde ik hem ofwel op zijn mobiel ofwel op zijn vaste telefoon aan het [straatnaam].
Ik weet dat de heer [geïntimeerde] op enig moment is verhuisd naar de [straatnaam 3], dat was volgens mij in de periode 2002. Ik herinner mij nog dat de projectleider van het hiv-project zei: ‘’godzijdank wat moet hij in die periferie’’. Van een praktijkruimte aan de [straatnaam 3] weet ik niets.
(…) Wat de verdienste van de heer [geïntimeerde] betreft weet ik dat zijn hoofdverdienste was als waarnemend huisarts. Hij zat in een waarnemersgroep van huisartsen en had volgens mij ook iets met de oprichting te maken. Er is een huisartsenpost gekomen en daarvoor heeft hij werkzaamheden verricht. Daarvóór was hij werkzaam als waarnemer en daarvóór, dat weet ik nog, werkzaam als huisarts in Engeland. De dienstenpost was in het weekend en nachten, de waarneming was ook weekend en nachten, dat kan ook overdag geweest zijn maar dat weet ik niet zeker. Ik kwam hem nogal eens in de stad tegen, half op de stoep geparkeerd, dan zag ik hem visite maken. Hij is toen hij in Engeland werkte wekelijks heen en weer gevlogen. Dat heeft hij mij verteld en dat hoorde ik ook via via. Ik heb zelf ook in Engeland gewerkt en een studiegenoot van mij ook. Ik kwam de heer [geïntimeerde] weleens tegen met een tas op weg naar het vliegveld. Dan hebben wij het over medio/ eind jaren ‘90. Dat was volgens mij ook nog zo toen wij samen in het hiv-project zaten, ik schat dat dat in de beginperiode daarvan was. Ik weet dat hij in die periode wekelijks gedeeltelijk in Engeland zat. Want ik wilde van hem wel weten hoe je snel moest boarden. In die periode moest je als afgestudeerd arts sprokkelen en dat betekent dat je
meerdere werkzaamheden naast elkaar moet verrichten. Dat geldt niet voor iedereen maar wel voor mij en de heer [geïntimeerde].
Ik weet dat de heer [geïntimeerde] voor een aantal hotels werkte als tourist doctor. Ik heb namelijk wel eens waargenomen voor zijn diensten. Ik weet dat er nog een á twee huisartsen in Amsterdam zijn die dit doen, dus er is wel competitie voor. Ik meen dat de tarieven redelijk aantrekkelijk zijn. Ik weet dat hij het werk als tourist doctor uit wilde bouwen en er was in Haarlem een bureau dat zich richtte op expats. Toen ik een keer voor hem waarnam als tourist doctor, werd ik via dat bureau in Haarlem gebeld door iemand die in Amsterdam zat, een expat. Ik heb met de heer [geïntimeerde] in verband met zijn werkzaamheden als tourist doctor het maken van reclame op internet besproken omdat het werken met toeristen eenmalige contacten zijn. Je moet steeds in het vizier blijven en er steeds op uit gaan.
Wat het waarnemen betreft meld ik u dat ik voor [geïntimeerde] heb waargenomen als hij er niet was. Je moet 24 uur per dag bereikbaar zijn. Ik heb een keer, toen [geïntimeerde] op vakantie was, een hele week voor hem waargenomen, een keer in het weekend en een keer door de week. Het hotel belde dan of direct naar mijn mobiel of doorgeschakeld, dat weet ik niet meer precies, maar je moet dan vervolgens langs het hotel gaan om de patiënt te bezoeken. Dat is de service die het hotel verwacht. Wij hebben het dan over de periode 2000/2002, het kan iets daarvoor of iets daarna geweest zijn. Ik heb in die tijd nooit patiënten naar mij of de heer [geïntimeerde] laten komen, want er was geen praktijkruimte beschikbaar. Ik had geen sleutel van de heer [geïntimeerde]. Het hotel verwacht ook als service dat je naar het hotel toekomt.
Wat de beschikbaarheid van de praktijkruimte betreft schiet mij nu te binnen dat toen het hiv-project werd gesloten en het pand aan de Keizersgracht niet meer beschikbaar was, wij de mensen die contact wilden houden één keer per maand naar de bar van het Ibis hotel lieten komen waar wij dan praktijk hielden, dat wil zeggen waar wij die mensen te woord stonden. Onderzoek, zoals bloedonderzoek konden wij dan niet verrichten en dan verwezen wij ze terug naar hun huisarts. Wij hielden het contact met die patiënten aan als een vorm van nazorg.
Toen ik als tourist doctor voor [geïntimeerde] waarnam merkte ik wel dat er soms dagen niets gebeurde, dat wil zeggen nul tot twee á drie mensen per dag en dat je soms het hele weekend in touw was. Dat betekent wisselende inkomsten. [geïntimeerde] had neem ik aan zijn hoofdinkomsten als huisarts, ik bedoel waarnemend huisarts, afgewisseld met de inkomsten als tourist doctor. Dat laatste vormt naar mijn idee wel een substantieel deel van de inkomsten. Van de inkomsten als tourist doctor zou je wel kunnen leven, maar alleen niet zo ruim en de inspanning is wel 24 uur per dag beschikbaar zijn. Toen het hiv-project eindigde was er van alles en nog wat aan spullen. Een deel van de dossiers heb ik bij mij en deel bij Erik, dat wil zeggen de heer [geïntimeerde], thuis gezet. Ik bedenk mij nu dat ik toen dus bij hem binnen in huis ben geweest, dat was eind 2002. Op de vraag van mr. Heijder of er ook een behandelbank bij zat, zeg ik dat ik er zelf één heb meegenomen. Of Erik ook een behandeltafel heeft meegenomen: ik dacht van niet. Wij hebben met een busje namelijk de spullen bij mijn en bij zijn huis afgezet. Wat betreft de behandelbank: dat was een niet inklapbare behandelbank, en dat is nogal een apparaat en voor hem een reden om die niet mee te nemen. De inklapbare bank heb ik met het busje afgeleverd bij de arbodienst die vlakbij mijn huis zit. Ik spreek nu alleen over het meenemen van de spullen op de dag dat ik daar met een busje ben geweest. Wat er verder nog met de spullen is gebeurd dat weet ik niet.
(…) Wat betreft de betaling als tourist doctor meld ik dat ik de waarneming voor de heer [geïntimeerde] als vriendendienst deed en daar geen betaling voor heb ontvangen. Hoe het met facturen gaat, weet ik niet. Bij mijn weten loopt dat via de hotelrekening. Bij de waarneming zei ik zowel tegen de patiënt/ toerist als aan de balie: ‘’daar ga ik niet over en dat moet u met de heer [geïntimeerde] regelen’’.
Nu ik u de verklaring hoor voorlezen wil ik nog twee opmerkingen maken:
De laatste keer dat ik bij de heer [geïntimeerde] in huis was, viel mij op dat de inrichting totaal niet was veranderd, er stond onder andere nog steeds een drumstel.
Na het beëindigen van het hiv-project hebben wij één dag samen met het busje gereden. Het duurde wel veertien dagen voor alle spullen waren opgehaald. Ik ben er zelf nog een paar keer alleen geweest en ik weet dat de heer [geïntimeerde] er ook nog geweest is.
Mr. Van der Wal houdt mij productie 13 van de dagvaarding voor.
[geïntimeerde].
Tourist doctor
Keuringen
Ik heb dat bordje inderdaad op de voordeur zien staan. Ik woon niet zover daar vandaan en fiets regelmatig langs. Wanneer ik dat bordje op de deur heb zien staan, weet ik niet.”
2.2.3
[getuige 2] heeft als getuige, voor zover van belang, als volgt verklaard:
“Ik heb mij op dit getuigenverhoor voorbereid door mijn artikel nog eens na te lezen, te kijken welke foto’s ik
zelf had, het vonnis van de rechtbank en het arrest van het hof gelezen. Ik ben benaderd door de heer [geïntimeerde] per mail en vervolgens heb ik een kort telefoongesprek gehad met zijn advocaat. Ik heb de heer [geïntimeerde] ontmoet in het vliegtuig, terwijl ik voor mijn werk op weg was naar Curaçao. Ik raakte met hem aan de praat en hij vertelde over zijn beroep als tourist doctor. Ik heb als hobby het schrijven van artikelen als freelancer, zowel voor Nederlandse kranten en tijdschriften als voortijdschriften op de Antillen en in Suriname. Ik heb toen een afspraak gemaakt om een keer bij de heer [geïntimeerde] langs te komen. Ik denk dat ik in 2007 de woning aan het [straatnaam] van de heer [geïntimeerde] hebbezocht. Dat was voor een artikel voor Arts en Auto. Het kan ook iets eerder geweest zijn, maar er kunnen altijd een paar maanden overheen gaan voordat een artikel wordt
gepubliceerd. Ik denk dat het in het vroege voorjaar was want de bomen op de foto’s waren kaal. Het artikel dat u mij toont en dat is genummerd als productie 27 is een webversie van het artikel van het Reformatorisch Dagblad, dat weer gebaseerd is op het artikel uit Arts en Auto. Dat laatste artikel is gebaseerd op mijn bezoek aan de heer [geïntimeerde] uit 2007.
U toont mij productie 26, een bericht afkomstig van Radio Nederland Wereldomroep. Nu ik dat zie en even doorlees is dat een bewerking van mijn artikel dat ik in 2007 voor Arts en Auto heb geschreven dan wel voor een ander medium. In het artikel van productie 26 staat dat dit een reportage is van [C]. Ik neem aan dat zij mijn artikel heeft gelezen en dat voor haar reportage heeft gebruikt. Het lijkt mij te simpel dat zij zelf onderzoek heeft gedaan want de feiten in het artikel zijn ogenschijnlijk afkomstig uit mijn artikel. Ik heb het bordje wat als foto bij het artikel van productie 27 is gepubliceerd gefotografeerd. Ik vond dit wel een grappig bordje, het was een sticker achtig dingetje en zag er erg informeel uit. Normaal maak je geen foto van een bord van een huisarts, waar de praktijk en spreekuren staan vermeld, maar dit zag er anders uit. Ik moet diep graven om weer te geven hoe de woning er van binnen uitzag. Het was zeer eenvoudig, bij de voordeur zat een eenvoudige behandel/spreekhoek, in ieder geval geen standaard praktijkruimte die je verwacht bij een huisarts. Ik kan mij herinneren dat er een nummerkaart voor de ogen aanwezig was. Het was allemaal zeer eenvoudig, er was geen balie, geen assistente en geen wachtkamer. Er was een klein gedeelte van de ruimte zodanig ingericht dat je wel dacht ‘hier is een arts bezig’. Vanuit de woonkamer had je een prachtig uitzicht over de gracht. Ik was wel bij een arts op bezoek in die zin dat ik niet dacht dat ik aan het verkeerde adres was maar het had niet de status en standing die je normaal bij een huisarts verwacht. Alles was klein en zeer functioneel. Ik had eerder de indruk dat het een woning was waar praktijk als nevenactiviteit werd beoefend. In het artikel schrijf ik ‘de arts laat patiënten daar langskomen mits hun situatie dat toelaat natuurlijk’. Dat schrijf ik omdat het geen normale huisartsenpraktijk was. De situatie was naar mijn idee wel zo dat als iemand met een splinter in zijn hand daar langskwam, de outillage er was om hem te helpen. Ik herinner mij niet een behandeltafel met beensteunen en plafondlampen, maar ik sluit het ook niet uit. Ik weet het niet meer.
Ik heb nadat ik het artikel had geschreven een concept aan de heer [geïntimeerde] gemaild. Ik beoefen de journalistiek namelijk als hobby en wil met niemand ruzie hebben over eventuele onjuistheden. Ik meen mij te herinneren dat de heer [geïntimeerde] mijn concept voor Arts en Auto van minimaal commentaar heeft voorzien. Het artikel in Arts en Auto is het artikel dat de heer [geïntimeerde] heeft geautoriseerd. De heer [geïntimeerde] deed
waarnemingen en het uitoefenen van zijn functie als tourist doctor deed hij er naar mijn smaak een beetje bij. Dan schiet je mogelijk ook onder de duiven van collega’s, dus het luistert nauw hoe zo’n artikel wordt geformuleerd. Anderzijds wordt het blad Arts en Auto gelezen door de leden van de KNMG/ de beroepsgroep en had de heer [geïntimeerde] dus niets te verbergen. Een jaar later heb ik nog uitgebreid telefonisch contact gehad
met de heer [geïntimeerde] naar aanleiding van een artikel voor het maritieme blad Schuttevaer.
Ik heb met de heer [geïntimeerde] niet over zijn gezinssituatie gesproken. Ook heb ik met de heer [geïntimeerde] nooit gesproken over een praktijkruimte aan de [straatnaam 3]. De contacten waren zakelijk en niet amicaal. Ik heb mij wel eens afgevraagd of hij getrouwd was met een man of met een vrouw maar ik heb hem daar nooit naar gevraagd maar de woning stond geen bewoning door een gezin toe, dat was wel duidelijk.
(…) Ik heb in het artikel geschreven dat de heer [geïntimeerde] vlakbij het ‘China Town van Amsterdam’ woont. Daarmee doelde ik op het [straatnaam]. Of er in de hoek waar de heer [geïntimeerde] de patiënten kon ontvangen een wastafel was, kan ik mij niet herinneren. Ik zag wel een tafel of een werkblad waar je spullen op kon
leggen en waar misschien laatjes in zaten. Naar aanleiding van uw vraag welke huishoudelijke zaken ik heb aangetroffen, antwoord ik dat ik in de zitkamer met de heer [geïntimeerde] heb gesproken, die - gelegen aan de achterkant en grenzend aan een terras/balkon half boven het water - eenvoudig, gezellig en functioneel was ingericht. Of er een tv stond kan ik mij niet herinneren. Het bijzondere van de zitkamer was het uitzicht. Ik meende dat er een trap naar boven ging maar dat kan ik mij ook hebben ingebeeld omdat ik mij afvroeg: waar is dan de slaapkamer.
Ik overhandig u, met instemming van beide partijen een kopie van mijn artikel uit Arts en Auto, zodat dit aan het proces-verbaal kan worden gehecht.”
2.2.4
[getuige 3] heeft als getuige, voor zover van belang, als volgt verklaard:
“Ik heb mij niet echt op dit getuigenverhoor voorbereid en ik heb geen processtukken gelezen. Ik ken de heer [geïntimeerde] vanuit het studentenhuis in Heerenveen. Toen ik in 1995/1996 naar Amsterdam kwam heb ik zo’n anderhalf tot twee jaar bij hem ingewoond. Wij hadden geen relatie en het was er erg klein. Ik sliep eigenlijk op de slaapbank in de woonkamer maar [geïntimeerde] was niet altijd thuis omdat hij nog coschappen liep in Heerenveen en dat was voor mij ideaal. Daarna ben ik nog veel bij de heer [geïntimeerde] aan het [straatnaam] langs geweest. Ik heb vervolgens nog een klein jaar bij een vriendin gelogeerd en daarna ben ik zelf naar de Nieuwmarkt verhuisd. Ik heb ook nu nog contact met de heer [geïntimeerde]. De woning was een tweekamerwoning, met een slaapkamer aan de straatkant bij de ingang links. Er zat ook een douche en een woonkamer. Het was een begane grond woning. Ik heb destijds het bordje op de voordeur ‘tourist doctor’ gezien. In die periode zag de woning er van binnen een beetje hetzelfde uit. Er stonden veel spullen, zoals muziekinstrumenten. Het is misschien een beetje onaardig gezegd maar het was altijd een beetje een rommeltje. Ik heb in de woning aan het [straatnaam] geen medische attributen gezien. Op uw vraag hoe dat valt te rijmen met zijn functie als tourist doctor antwoord ik dat ik hem altijd met zijn tasje over de Nieuwmarkt zag fietsen, waar ik mijn nagelstudio heb. Die nagelstudio lag een paar panden verder van waar ik destijds aan de Nieuwmarkt woonde. Daar liet hij dan kaartjes achter. Voor die tijd, van 1998 tot 2001/2002, werkte ik in een hotel aan de Oudezijds Achterburgwal en daar is hij ook wel eens langs geweest om kaartjes achter te laten. Ik wist dat de heer [geïntimeerde] een zoon heeft. Ook wist ik dat de heer [geïntimeerde] een woning had in [woonplaats 2], waar hij woonde met een vriendin of zijn vriendin maar daar heb ik verder niet naar gevraagd. Zo dik was ons contact ook weer niet. Of de heer [geïntimeerde] in 1995/1996 een vaste partner had, weet ik niet. Ik heb daar, in de woning aan het [straatnaam], nooit een vrouw gezien. De woning en de praktijkruimte van de heer [geïntimeerde] aan de [straatnaam 3] ken ik. Daar ben ik ook voor mijzelf wel eens geweest om vitamine b12 injecties te halen. Wanneer dat geweest is, mijn dochter was er toen ook al, ik denk zo’n zes jaar geleden. Ik ben niet in de woonruimte aan de [straatnaam 3] geweest maar alleen in de praktijkruimte. Wanneer de heer [geïntimeerde] naar de praktijkruimte aan de [straatnaam 3] is gegaan, weet
ik niet precies. Ik denk een paar jaar daarvoor, 2006/2007.
(…) Ik denk dat ik zo’n vier jaar geleden voor het laatst in de woning aan het [straatnaam] ben geweest. Toen was de situatie hetzelfde als vroeger.
(…) Mij worden de foto’s op productie 12 voorgehouden. Ik herken deze situatie niet. Het rode bankje heb ik nooit gezien. De kast wel. De tafel op de foto waar ook een vrouw op staat afgebeeld, herken ik niet. Of het hetzelfde bureautje is waar de computer op stond, weet ik niet. Ik vind deze foto’s heel netjes en wat ik mij herinner was dat het een behoorlijk rommeltje was.
Toen ik zo’n vier jaar geleden in de woning aan het [straatnaam] kwam, ben ik niet in de slaapkamer geweest. Daar kwam ik nooit.”
2.2.5
[getuige 4] heeft als getuige, voor zover van belang, als volgt verklaard:
“Ik heb deze zaak besproken met de advocaat van Ymere en daarbij vragen doorgenomen als waar ik de heer [geïntimeerde] van ken en waar hij woont. Ik ken de heer [geïntimeerde] vanaf het begin dat de heer [geïntimeerde] in [woonplaats 2] kwam wonen. Hij was mijn overbuurman, ik woonde op nummer [huisnummer] en hij op nummer [huisnummer] en ik heb de woning van de heer [geïntimeerde] op nummer [huisnummer] gekocht. Het was een burenrelatie. Ik ben één keer bij de heer [geïntimeerde] in het huis op nummer [huisnummer] geweest, dat was op kraamvisite toen zijn zoon geboren was. Ik zag de heer [geïntimeerde] regelmatig, hij kwam netjes ’s avonds thuis. Dat was zowel op doordeweekse dagen als in het weekend. Ik werk zelf op onregelmatige tijden en dan zag ik de heer [geïntimeerde] ook. De heer [geïntimeerde] is nooit bij mij op bezoek geweest toen ik nog op nummer [huisnummer] woonde. Mevrouw [geïntimeerde] is ook nooit bij mij binnen geweest. Het contact beperkte zich tot gesprekjes op straat, zowel met de heer [geïntimeerde] als met mevrouw [geïntimeerde]. De reden dat de heer [geïntimeerde] zijn woning in [woonplaats 2] heeft verkocht was omdat hij een woning had gekocht aan de [straatnaam 3] in Amsterdam. Ik ben nooit op bezoek geweest in de woning aan de [straatnaam 3]. Van een woning aan het [straatnaam] weet ik niets. De heer [geïntimeerde] vertelde mij dat hij huisarts was. Er werd over de gezondheidszorg niet met hem gesproken door mij. Ik werk vanaf 2011 in de gezondheidszorg. Daarvoor werkte ik op een orthopedisch dagcentrum.
(…) [geïntimeerde] werkte als huisarts overal en nergens, onder andere ook in Purmerend en volgens mij ook in Amsterdam. Hij nam volgens mij waar voor verschillende huisartsen. Als hij thuiskwam, kwam hij met de auto en had hij een tas bij zich, zijn werktas neem ik aan. De woning aan de [straatnaam 3] is gekocht door de heer [geïntimeerde] en door zijn vrouw neem ik aan.
(…) de periode waar wij over spreken is de periode voorafgaand aan het moment dat ik op nummer [huisnummer] ben gaan wonen en dat is zeven, bijna 8 jaar geleden. In die periode waren mijn werktijden van ’s ochtends 7 tot half 4 of van 3 uur ’s middags tot half 12 ’s avonds. Dat was zowel in het weekend als doordeweeks. Ik werkte toen 24 uur in de week. De tas waarover ik sprak was een zwarte tas, een echte dokterstas. Ik zag dat de heer [geïntimeerde] ook weleens op bijzondere tijden thuiskwam, dat kwam omdat ik zelf ook weleens laat thuiskwam en dan zag ik de heer [geïntimeerde]. Dan spreek ik over avonddienst, geen nachtdienst.”
2.2.6
[getuige 5] heeft als getuige, voor zover van belang, als volgt verklaard:
“Ik heb voorafgaand aan dit getuigenverhoor een gesprek gehad met [V]. De vraag aan mij was of ik mij nog iets van deze zaak kon herinneren. Mijn antwoord was stellig ja.(…) Ik werkte toen bij Woonmaatschappij(...) Ik wist mij deze nog te herinneren omdat ik het kamertje waar ik binnenkwam met het uitzicht zo prachtig vond. Ik heb de woning aan het [straatnaam] bezocht met mijn collega mevrouw [D], die nu niet meer bij Ymere werkt.(…)
Ik denk dat het eerste huisbezoek ergens in 2007 was. De exacte datum en maand weet ik niet meer, dat zou ook te gek zijn, zo geobsedeerd ben ik ook niet door de zaak. Wij hebben eerst een kadastercheck gedaan en zagen toen dat de heer [geïntimeerde] naast de huurwoning ook een koopwoning had, aan de Lijnbaan of de [straatnaam 3]. Wij vonden dat rede om een huisbezoek te doen. Toen wij de eerste keer langskwamen bij de woning hadden wij geen succes. Ik zag op de deurbel een sticker met “tourist doctor”. De tweede of derde keer, dat weet ik niet meer precies, dat wij bij de woning kwamen werd er opengedaan door een dame die zei dat de heer [geïntimeerde] bezig was, met iemand, en zij vroeg ons om even plaats te willen nemen. Wij kwamen toen in een kamertje, dat was aan de achterkant en dat was het kamertje waarvan ik het uitzicht zo mooi vond. Dat kamertje was ingericht als zitkamer voor patiënten of klanten. Er lagen wat tijdschriften en medische folders. Ook was er een klein keukentje waar volgens mij op het aanrecht een koffiezetapparaat stond.
Wij hebben toen de heer [geïntimeerde] niet gesproken. Wij zaten wél 10 tot 12 minuten te wachten en wij hadden ook nog andere afspraken. Toen wij de mevrouw weer zagen die naar een ander vertrek was vertrokken zeiden wij haar dat wij wel een andere keer langskwamen. Wij hebben niet gemeld dat wij namens Woonmaatschappij kwamen. Wij zijn daarna dacht ik nog één keer langs geweest bij de woning maar toen werd er niet open gedaan. Daarna zijn wij niet meer langs geweest. (…)Wij hebben het dossier niet afgesloten. Het dossier is blijven liggen en wij hebben het toen overgedragen aan de afdeling die zich bezighield met woonfraude. Dat was nog bij Woonmaatschappij. De fusie met Ymere was volgens mij in 2009.
(…) De dame die ons binnenliet bij ons bezoek aan de woning had een leeftijd van rond de 40 jaar. Ik had de indruk dat zij doktersassistente was. Ik probeerde natuurlijk voor mijzelf de puzzel te leggen en ik dacht dat zij assistente was omdat zij ons vroeg even plaats te nemen en vervolgens naar een andere kamer verdween én omdat ze zei “wij komen zo bij u”. Zij had geen witte jas aan. De heer [geïntimeerde] die hier in de zaal aanwezig is heb ik nooit gezien en ik kan mij ook niet herinneren dat wij elkaar gesproken hebben, ook niet telefonisch, anders had ik daar wel een aantekening in het dossier van gemaakt.
(…) Ik kan mij het tijdstip waarop wij de woning aan het [straatnaam] hebben bezocht niet exact herinneren. Dat moet ergens zijn geweest tussen 11:00 en 14:00 omdat wij op dat tijdstip vaak naar het centrum gingen. De mevrouw sprak Nederlands maar het was geen blanke dame en het was geen Nederlandse van oorsprong. Ik meen dat zij Aziatisch was of Hindoestaans. Volgens mij had zij een jurk aan. Toen zij de deur opendeed heb ik goedemorgen of goedemiddag gezegd en gezegd dat wij voor de heer [geïntimeerde] kwamen. Zij heeft ons verder geen vragen gesteld wat wij kwamen doen. Wij hebben ons bij deze mevrouw afgemeld, namelijk toen zij na 10- of 12 minuten even kwam om iets te pakken, zeiden wij dat wij het te lang vonden duren en wel een andere keer terugkwamen. Wij geven nooit andere informatie want dit soort bezoeken zijn meestal verrassingsbezoeken. In het kamertje met het uitzicht op water stond geen bureau, geen eettafel en of er een computer, printer, tv of stereo stond kan ik mij niet herinneren. Ook heb ik geen muziekinstrumenten gezien. Het aanrecht was vrijwel leeg. Ik heb alleen een koffiezetapparaat gezien. Ik heb geen koelkast gezien. Ik kan wel zeggen wat ik wel heb gezien: een tafeltje, de zitbank waarop wij hebben gezeten en nog twee aparte stoeltjes, ik meen eenpersoons klapstoeltjes.”
2.3
Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of [geïntimeerde], in het licht van bovenvermelde getuigenverklaringen het vermoeden heeft ontzenuwd dat hij de door hem gehuurde woning aan het [straatnaam] als praktijkruimte heeft gebruikt. Op grond van de getuigenverklaringen, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat [geïntimeerde] dit vermoeden niet heeft ontkracht aangezien uit deze verklaringen niet naar voren komt dat [geïntimeerde] aan het [straatnaam] woonachtig was maar wel dat hij daar praktijk voerde. Daartoe overweegt het hof als volgt.
2.3.1
Getuige [getuige 1], die uitsluitend kan verklaren over de periode 2000-2002 (“Na 2002 ben ik niet meer in de woning geweest”) laat in zijn verklaring de mogelijkheid open dat [geïntimeerde] met zijn partner elders woonachtig was (“Of de heer [geïntimeerde] en zijn echtgenote samenwoonden, weet ik niet. Zij is op een gegeven moment verhuisd naar [woonplaats 2] of [woonplaats 3] of zij kwam daar vandaan, dat weet ik niet precies. Op de opmerking van mr. Van der Wal dat hij mij hoorde zeggen dat zij zijn verhuisd, antwoord ik dat ik ervan uitga dat zij beiden zijn verhuisd maar dat is een veronderstelling van mijn kant”). Dit geldt temeer waar [getuige 1] tevens verklaart zich te herinneren dat naar aanleiding van de verhuizing van [geïntimeerde] naar de [straatnaam 3], volgens hem in de periode 2002, de projectleider van het hiv-project [hof: een project waaraan [geïntimeerde] en [getuige 1] deelnamen] zei: “godzijdank wat moet hij in die periferie”, wat er eveneens op duidt dat [geïntimeerde] buiten Amsterdam woonde.
2.3.2
Getuige [getuige 3], die volgens haar verklaring vanaf 1995/1996 zo’n anderhalf tot twee jaar bij [geïntimeerde] heeft ingewoond, verklaart dat de woning een tweekamerwoning was op de begane grond, met een slaapkamer aan de straatkant bij de ingang links. Dat de slaapkamer als zodanig werd gebruikt in de periode 1 november 2000 tot 1 juli 2011, kan [getuige 1] niet bevestigen: “Toen ik zo’n vier jaar geleden in de woning aan het [straatnaam] kwam, ben ik niet in de slaapkamer geweest. Daar kwam ik nooit.” Daarentegen verklaart [getuige 3] te weten dat [geïntimeerde] een woning had in [woonplaats 2], waar hij woonde met een vriendin.
2.3.3
Ook uit de verklaring van [getuige 2], die als auteur van het artikel in Arts en Auto [geïntimeerde] in 2007 heeft bezocht en ter plaatse een foto heeft gemaakt, kan niets worden opgemaakt over het gebruik van een slaapkamer, maar daarentegen wel over het gebruik van de woning als praktijk: “Het was zeer eenvoudig, bij de voordeur zat een eenvoudige behandel/spreekhoek, in ieder geval geen standaard praktijkruimte die je verwacht bij een huisarts (…). Ik kan mij herinneren dat er een nummerkaart voor de ogen aanwezig was. Het was allemaal zeer eenvoudig, er was geen balie, geen assistente en geen wachtkamer. Er was een klein gedeelte van de ruimte zodanig ingericht dat je wel dacht ‘hier is een arts bezig’. (…) Ik meende dat er een trap naar boven ging maar dat kan ik mij ook hebben ingebeeld omdat ik mij afvroeg: waar is dan de slaapkamer.”
2.3.4
Voorts vormt de verklaring van [getuige 4] een sterke aanwijzing dat [geïntimeerde] in [woonplaats 2] – en dus niet aan het [straatnaam] – heeft gewoond. Als overbuurvrouw in [woonplaats 2] en werkzaam op onregelmatige tijden (“In die periode waren mijn werktijden van ’s ochtends 7 tot half 4 of van 3 uur ’s middags tot half 12 ’s avonds. Dat was zowel in het weekend als doordeweeks”) heeft [getuige 4] verklaard [geïntimeerde] regelmatig met de auto te hebben zien thuiskomen, zowel op doordeweekse dagen als in het weekend, waarbij hij dan een zwarte dokterstas bij zich had. De reden dat de heer [geïntimeerde] zijn woning in [woonplaats 2] aan [getuige 4] heeft verkocht, zeven, bijna acht jaar geleden, was omdat hij een woning had gekocht aan de [straatnaam 3] in Amsterdam, aldus haar verklaring. Van een woning aan het [straatnaam] verklaarde [getuige 4] niets te weten.
2.4
In het licht van de hiervoor genoemde getuigenverklaringen acht het hof de eigen verklaring van [geïntimeerde] op een aantal onderdelen inconsistent en niet overtuigend:
- Na over zijn sporadisch optreden als keuringsarts te hebben verklaard: “Dat was een idee van mij uit de beginjaren dat ik nog op het [straatnaam] woonde”, heeft [geïntimeerde] dit vervolgens als een verspreking aangemerkt (“Nu ik u hoor zeggen ‘nog’ op het [straatnaam] woonde, merk ik op dat dat een verspreking is.”);
- Met zijn verklaring dat de zinnen in het artikel van [getuige 2] (“De van origine Surinaamse arts houdt praktijk in zijn huis aan het [straatnaam]” en “De efficiënt ingedeelde praktijkruimte biedt schitterend zicht op de historische gevels van de [straatnaam 2]”) door de journalist geromantiseerd zijn, weerspreekt [geïntimeerde] niet dat hij praktijk aan het [straatnaam] houdt;
- Hoewel uit de radioreportage van [C] in augustus 2007 blijkt dat [geïntimeerde] haar heeft verteld spreekuur te houden (pagina 2 transcriptie, productie 31 akte Ymere en productie 26 MvG), ontkent [geïntimeerde] spreekuur op het [straatnaam] te hebben gehouden en kan hij niet verklaren hoe het woord “spreekuur” in het artikel is verschenen;
- Hoewel [geïntimeerde] verklaart dat de foto bij het artikel van [C] (productie 26 MvG) in scene is gezet, bestrijdt hij niet dat de afgebeelde attributen, een poster van het menselijk lichaam en een ogentest, in de woning aan het [straatnaam] aanwezig waren;
- De betwisting van [geïntimeerde] van de rapportage van het bezoek van de Ymere-medewerkers in 2007-2008 (productie 22, conclusie na comparitie Ymere) acht het hof zowel ongemotiveerd als ongeloofwaardig, aangezien deze rapportage volledig in lijn is met de eerdergenoemde reportages van [getuige 2] en Cronie;
- De verklaring van [geïntimeerde] dat de door Ymere in maart 2011 gemaakte foto’s (producties 12 en 24) in scene zijn gezet om de indruk te wekken dat het een praktijkruimte betrof, acht het hof ongeloofwaardig. Dit geldt temeer nu [geïntimeerde] desgevraagd heeft erkend dat de foto van productie 12 [hof: de voordeur met het eerdergenoemde bordje en het interieur van een kamer met een bureau, een computer en een bureaustoel] is gemaakt tijdens het bezoek van Ymere in maart 2011. Ook de uitleg van [geïntimeerde] dat de foto van productie 24 [hof: een onderzoeks/behandeltafel, poster van menselijk lichaam en ogentestkaart] is gemaakt terwijl hij bezig was met de verhuizing en alle attributen in één kamer had verzameld, acht het hof niet overtuigend, nu de behandeltafel zichtbaar is afgedekt met het gebruikelijke afdekpapier, enigszins verfrommeld aan het hoofdeinde. Voorts laat deze uitleg van [geïntimeerde] zich moeilijk rijmen met zijn stelling dat hij eind 2007 zijn praktijk aan de [straatnaam 3] gevestigd had;
- Voor zover [geïntimeerde] verklaart de advocaat van zijn rechtsbijstandverzekeraar slechts telefonisch te hebben gesproken en de door hem verzonden brief aan Ymere (zie tussenarrest rechtsoverweging 3.1.10) niet van tevoren te hebben gezien, valt deze verklaring moeilijk te rijmen met zijn handgeschreven briefje van 6 april 2011 aan Ymere (productie 36, akte Ymere). Daarin stelt hij een gesprek te hebben gehad met zijn advocaat, een origineel huurcontract nodig te hebben om zijn positie goed te kunnen beoordelen, waarna zijn advocaat een degelijk advies kan uitbrengen. In dat verband merkt het hof op dat [geïntimeerde] deze advocaat niet als getuige heeft laten horen om over hun contact nader uitsluitsel te verschaffen;
- [geïntimeerde] heeft geen afdoende verklaring voor het feit dat in november 2010 bij de Kamer van Koophandel het [straatnaam] als vestigingsadres stond geregistreerd, terwijl hij (naar eigen zeggen) op dat moment al een huisartsenpraktijk aan de [straatnaam 3] had. Dit geldt ook voor de vermelding op diverse internetsites van [geïntimeerde] als huisarts met [straatnaam] 30 als (mede) vestigingsadres;
- Evenmin geeft [geïntimeerde] een afdoende verklaring voor de aanwezigheid van een artsenparkeerplaats en de noodzaak van het bordje op de voordeur “[geïntimeerde] Tourist Doctor Keuringen” aan het [straatnaam].
2.5
Het hof stelt (nogmaals) vast dat [geïntimeerde] geen foto’s dan wel anderszins stukken heeft overgelegd betreffende zijn woonsituatie aan het [straatnaam] en geen omwonenden van het [straatnaam] en/of van de woning in [woonplaats 2] als getuigen heeft laten horen die het vermoeden konden ontzenuwen dat het [straatnaam] als praktijkruimte werd gebruikt.
2.6
Op grond van het vorenstaande acht het hof [geïntimeerde] niet geslaagd in het door hem te leveren tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stelling van Ymere dat hij de door hem gehuurde woning als praktijkruimte heeft gebruikt.
2.7
De door [geïntimeerde] bij memorie na getuigenverhoor ingebrachte drie – eensluidende –schriftelijke verklaringen van hoteleigenaren maken dit oordeel niet anders, nu deze geen enkele informatie bevatten over de feitelijke situatie (gebruik als woonruimte of praktijkruimte) aan het [straatnaam]. Ook de bij deze memorie overgelegde schriftelijke (niet ondertekende) verklaring van [J] als partner van [geïntimeerde], legt onvoldoende gewicht in de schaal om het hof tot een ander oordeel te brengen, nu deze met betrekking tot de feitelijke situatie aan het [straatnaam] slechts in algemene bewoordingen is gesteld en de vraag onbeantwoord laat of en zo ja waarom [geïntimeerde] – los van zijn partner en hun twee kinderen – aan het [straatnaam] is blijven wonen, ook nadat Dekker met de kinderen van [woonplaats 2] naar de [straatnaam 3] was verhuisd.
Schadevergoeding
2.8
Aangezien [geïntimeerde] niet is geslaagd in het hem opgedragen (tegen)bewijs, zal het hof de vordering van Ymere tot schadevergoeding toewijzen, zoals in het tussenarrest onder 3.10 overwogen. [geïntimeerde] heeft immers ook na het tussenarrest de berekening van Ymere niet gemotiveerd betwist en nagelaten duidelijkheid te verschaffen over de herkomst van zijn inkomsten en inzichtelijk te maken welke inkomsten afkomstig zijn uit waarnemen voor derden, welke van toeristen waarvoor hij geen praktijkruimte nodig zou hebben en welke van toeristen en expats die wel op de praktijk langskomen.
Conclusie
2.9
Het hof zal het vonnis van 7 november 2012 vernietigen en de vordering van Ymere, zoals verminderd in haar antwoord memorie na getuigenverhoor, alsnog toewijzen. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 28 januari 2012, de datum van de inleidende dagvaarding. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van beide instanties.
3. Beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] om aan Ymere te betalen een bedrag van € 73.935,21, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Ymere in eerste aanleg begroot op € 970,64 aan verschotten en € 1.500,-- voor salaris van de advocaat en in hoger beroep op € 2.037,78 aan verschotten en € 6.524,00 voor salaris van de advocaat.
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M. Polak, J.C. Toorman en J. H. Huijzer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 december 2014.
Uitspraak 10‑09‑2013
Inhoudsindicatie
Huur woonruimte; hof acht voorshands bewezen dat huurder zijn sociale huurwoning als huisartsenpraktijkruimte heeft gebruikt; huurder mag tegenbewijs leveren; voor geval tegenbewijs niet slaagt, zal vordering tot schadevergoeding (winstafdracht) worden toegewezen, nml verschil huurprijs voor kantoorruimte en door huurder betaalde huur; beroep op verjaring afgewezen, gelet op moment dat verhuurder met schade bekend is geworden.
Partij(en)
arrest
________________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.123.663/01
rolnummer rechtbank Amsterdam: CV 12-4047
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 10 september 2013
inzake
de stichting STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam,
APPELLANTE,
advocaat: mr. F.S.P. van der Wal te Utrecht,
tegen:
[geïntimeerde] ,
wonend te [woonplaats],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. A. Heijder te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna Ymere en[geïntimeerde] genoemd.
Ymere is bij dagvaarding van 6 februari 2013 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 7 november 2012, gewezen tussen haar als eiseres en[geïntimeerde] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Ymere heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende,[geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling van schadevergoeding, althans, voor zover deze vordering niet direct toewijsbaar is, tot het overleggen van – kort samengevat – financiële bescheiden aan een door het hof te benoemen deskundige, met beslissing over de proceskosten, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.[geïntimeerde]
heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met beslissing over de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
Partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.
2. Feiten
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.11 de feiten vastgesteld die door hem bij de beoordeling van deze zaak tot uitgangspunt zijn genomen. Ymere richt een grief tegen 1.10 van het vonnis, inhoudende dat de kantonrechter de tekst op het in die overweging genoemde bordje niet geheel juist heeft weergegeven. Het hof zal daarmee voor zover nodig in het navolgende rekening houden.
Voor het overige zijn de feiten in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof tot uitgangspunt, voor zover nodig aangevuld met andere feiten, die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan.
3. Beoordeling
3.1
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.1Met ingang van 12 november 1992 heeft (de rechtsvoorganger van) Ymere de tweekamer woning [adres 1](hierna ook: het gehuurde) verhuurd aan[geïntimeerde], laatstelijk tegen een huurprijs van € 307,24 per maand. Het gehuurde behoort tot de categorie sociale huurwoningen. Ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst had[geïntimeerde] net zijn studie geneeskunde afgerond.
3.1.2
Volgens artikel 5.1 van de huurovereenkomst heeft[geïntimeerde] zich verplicht het gehuurde overeenkomstig de bestemming als woonruimte te gebruiken.
3.1.3
In 1998 verkreeg[geïntimeerde] zijn registratie van huisarts.
3.1.4
In 1997 heeft[geïntimeerde] een relatie gekregen met[X], die enige tijd op het gehuurde ingeschreven heeft gestaan. In 2000 heeft[geïntimeerde] met [X] een woning in [plaats 1] gekocht. In november 2000 is het eerste kind van[geïntimeerde] en [X] geboren.
3.1.5
Op 4 april 2006 hebben[geïntimeerde] en [X] een door[geïntimeerde] gefinancierde woning aan de [adres 2] gekocht. Na renovatie van deze woning is[geïntimeerde] in de loop van 2007 praktijk gaan houden aan dit adres.
3.1.6
In 2007 en 2008 hebben medewerkers van (de rechtsvoorganger van ) Ymere het gehuurde bezocht. Van die bezoeken zijn korte rapportages gemaakt (productie 22, conclusie na comparitie) met de strekking dat[geïntimeerde] het gehuurde als dokterspraktijk gebruikt.
3.1.7
In september 2009 is het tweede kind van[geïntimeerde] en [X] geboren.
3.1.8
In maart 2011 hebben medewerkers van Ymere het gehuurde wederom bezocht en foto’s gemaakt van het bordje op de voordeur met de tekst [naam] evenals van de beide kamers, van welke foto’s in een kamer een stapel tijdschriften/foldermateriaal, computer en bureaustoel zichtbaar is (productie 12, dagvaarding) en in de andere ruimte een onderzoeks-/behandeltafel en enkele medische attributen, zoals een oogtest kaart, in het oog springen (productie 24, conclusie na comparitie).
3.1.9
Bij brief van 14 maart 2011 heeft Ymere aan[geïntimeerde] geschreven dat is geconstateerd dat hij het gehuurde niet daadwerkelijk bewoont en als dokterspraktijk in gebruik heeft en van het adres is uitgeschreven. Wegens met de huurovereenkomst strijdig gebruik is[geïntimeerde] gesommeerd de huur op te zeggen. De advocaat van Ymere heeft deze sommatie bij brief van 29 april 2011 herhaald en daarbij tevens het recht voorbehouden de geleden schade op[geïntimeerde] te verhalen.
3.1.10
Bij brief van 4 mei 2011 heeft de rechtsbijstandverzekeraar van[geïntimeerde] aan de advocaat van Ymere onder meer het volgende bericht:
“(…)
Allereerst is het van belang om vast te stellen dat cliënt nimmer in het verborgene heeft gehandeld en hij tot voor enkele weken niet op de hoogte was van de door u in uw brief van 29 april jl. genoemde bezwaren van uw cliënte omtrent zijn gebruik van de door hem vanaf 1992 gehuurde woning aan het [adres 1]Cliënt noemde mij dat uw cliënte al geruime tijd volledig op de hoogte is van zijn gebruik van het gehuurde.(…)
(…) voor zover het gebruik van cliënt van het gehuurde al niet geoorloofd zou zijn, [heeft hij] er op vertrouwd dat zijn gebruik in ieder geval door uw cliënte werd toegestaan.
Dat uw cliënte op de hoogte was en steeds kon zijn van dit gebruik blijk ook uit de omstandigheid dat cliënt een bordje op de voordeur van het gehuurde heeft met daarop de woorden [naam]en dat er parkeerplaats voor de deur is gereserveerd voor een arts.(…)”
3.1.11
In een online uittreksel van de Kamer van Koophandel van 2 juli 2012 staat als startdatum van de eenmanszaak [geïntimeerde] 1 januari 1998 vermeld, met in de daarbij behorende handelsregisterhistorie als oud vestigingsadres[adres 1], welk adres eveneens staat vermeld op een op 19 november 2010 uitgedraaid online uittreksel van deze eenmanszaak (productie 18, conclusie na comparitie).
3.1.12
Op diverse internetsites staat[geïntimeerde] vermeld als huisarts met (mede)[adres 1] als praktijkadres (producties 16, 17, 20 en 21, conclusie na comparitie), welk praktijkadres ook voorkomt op een Engelstalig formulier ‘to confirm that patient is on doctors list of patients’ (productie 19, conclusie na comparitie).
3.1.13
[geïntimeerde] heeft de huur van [adres 1] tegen 1 juli 2011 opgezegd.
3.2
Voor zover in hoger beroep van belang heeft Ymere gevorderd, kort samengevat, vergoeding van schade (winstafdracht) door het onbevoegde gebruik door[geïntimeerde] van het gehuurde - een sociale huurwoning - als huisartsenpraktijk in plaats van als woning vanaf 1 november 2000 tot 1 juli 2011, bestaande uit het verschil tussen de huurprijs voor kantoorruimte en hetgeen[geïntimeerde] aan huur heeft betaald.[geïntimeerde]
3.3
[geïntimeerde] voert als verweer het gehuurde altijd als woonruimte te hebben gebruikt en daar slechts incidenteel een patiënt te hebben ontvangen. Na 2007 heeft hij in het gehuurde geen patiënten meer ontvangen. In 2007 is hij een reguliere huisartsenpraktijk gaan opbouwen toen hij na restauratie/renovatie van[adres 2] op dat adres praktijk kon gaan houden. Pas sinds 2009 heeft hij als huisarts een aantal eigen patiënten, in de jaren daarvoor heeft hij als waarnemer en toeristendokter gewerkt, aldus[geïntimeerde]. Tevens voert[geïntimeerde] als verweer dat de vordering van voor 2007 is verjaard en dat Ymere de situatie vanaf 2007 heeft waargenomen en gedoogd. Ten slotte betwist[geïntimeerde] de omvang van de schade.
3.4
De kantonrechter heeft de vordering van Ymere afgewezen en daartoe – samengevat – overwogen dat niet kan worden vastgesteld dat het gebruik door[geïntimeerde] van het gehuurde verder ging dan de incidentele ontvangst van een patiënt en niet is komen vast te staan dat[geïntimeerde] het gehuurde, met voorbijgaan aan de woonbestemming, structureel als praktijkruimte gebruikte. Daarbij heeft hij van belang geacht dat Ymere vanaf 2007/2008 wist dat[geïntimeerde] in het gehuurde in elk geval incidenteel patiënten ontving en dat[geïntimeerde] onbestreden heeft aangevoerd dat hij in 2008 zijn situatie aan medewerkers van Ymere heeft uiteengezet, waarna Ymere geen actie heeft ondernomen. Voor toewijzing van schade over de periode september 2007- juli 2011 bestaat naar het oordeel van de kantonrechter geen aanleiding omdat[geïntimeerde] in 2007/2008 niet heeft hoeven begrijpen dat Ymere de thans door haar gestelde schade leed.
3.5
Tegen dit vonnis en de daaraan ten grondslag liggende motivering zijn de grieven van Ymere gericht. In beroep heeft Ymere haar vordering vermeerderd met het door[geïntimeerde] jaarlijks genoten fiscale voordeel van 52% van de betaalde huur.
3.5.1
Het hof stelt vast dat Ymere haar grieven niet heeft genummerd of anderszins duidelijk gestructureerd, hetgeen op gespannen voet staat met de eis dat grieven, op straffe van niet-ontvankelijkheid, behoorlijk in het geding naar voren zijn gebracht (het kenbaarheidsvereiste).
Ook haar vermeerdering van eis heeft Ymere niet als zodanig gepresenteerd maar ‘verstopt’ in de alinea’s 90 en 91 van de memorie van grieven.
Nu[geïntimeerde] blijkens zijn memorie van antwoord kennelijk heeft begrepen wat de bezwaren van Ymere tegen het door haar bestreden vonnis zijn en ook de eisvermeerdering heeft onderkend, zal het hof recht doen op de aldus begrepen grieven en de vermeerderde eis.
3.6
De zaak draait om de vraag of[geïntimeerde] het gehuurde conform de bestemming heeft gebruikt als woonruimte (zoals de kantonrechter heeft geoordeeld) of structureel als praktijkruimte (zoals Ymere stelt).
3.7
De onder 3.1.6 en 3.1.8 tot en met 3.1.12 weergegeven feiten en omstandigheden, waaronder de door Ymere overgelegde stukken, lijken te wijzen op gebruik van het gehuurde als praktijkruimte. Ook een reportage uit 2007 en interview uit 2008 (producties 26 en 27 MvG) wijzen in dezelfde richting. Zo wordt in de reportage onder andere melding gemaakt van een “spreekuur” waarbij een foto van[geïntimeerde] is afgedrukt waarop de posters van het menselijk lichaam en de ogentest zichtbaar zijn die ook op de door Ymere gemaakte foto uit 2011 staan afgebeeld. Het interview uit 2008 bevat zinnen als “De van origine Surinaamse arts houdt praktijk in zijn huis aan [adres 1]” en “De efficiënt ingedeelde praktijkruimte biedt schitterend zicht op de historische gevels van de [plaats 2]”.
Hieruit leidt het hof voorshands af en gaat er daarom voorshands vanuit dat[geïntimeerde] het gehuurde als praktijkruimte heeft gebruikt.
3.7.1
Daarentegen wijst niets erop dat[geïntimeerde] het gehuurde als woning heeft gebruikt. Het hof doelt daarbij op de door Ymere overgelegde foto’s van het gehuurde en - mede tegen die achtergrond - op de gezinssituatie van[geïntimeerde], die sedert 2000 met zijn partner [X] beschikte over een woning in [plaats 1] alwaar in november 2000 hun eerste kind is geboren en nadien over de woning aan de [adres 2] waar in 2009 hun tweede kind is geboren. Een en ander brengt het hof veeleer tot de overtuiging dat[geïntimeerde] het gehuurde als praktijkruimte heeft gebruikt.[geïntimeerde] heeft geen foto’s dan wel anderszins stukken betreffende zijn woonsituatie overgelegd die op het tegendeel wijzen, hetgeen in dit geval van hem als huurder van woonruimte had mogen worden verwacht.
3.8
Het verweer van[geïntimeerde] dat hij na 2007 geen patiënten meer in het gehuurde heeft ontvangen omdat hij toen beschikte over zijn praktijkruimte aan de [adres 2] wordt door bovengenoemde feiten en omstandigheden gelogenstraft. Dit geldt temeer voor de daaraan voorafgaande jaren omdat hij in die periode nog niet beschikte over het pand aan de [adres 2]. Ook het standpunt van[geïntimeerde] dat hij bij het onaangekondigd bezoek van een medewerker van (de rechtsvoorganger van) Ymere in 2008 deze medewerker heeft ontvangen en zijn situatie heeft uiteengezet, vindt geen steun in de feiten. De interne rapportage vermeldt over het huisbezoek op 21 januari 2008 immers dat niemand is aangetroffen. Tegen deze achtergrond moet het verweer van[geïntimeerde] dat Ymere de situatie vanaf 2007 heeft waargenomen en gedoogd als onvoldoende onderbouwd worden verworpen.
3.9
Op grond hiervan acht het hof voorshands bewezen dat[geïntimeerde] de door hem gehuurde woning als praktijkruimte heeft gebruikt. Het is derhalve aan[geïntimeerde], die bewijs heeft aangeboden, om tegenbewijs te leveren van het gestelde gebruik van het gehuurde als praktijkruimte. Het hof zal[geïntimeerde] in de gelegenheid stellen tot het leveren van tegenbewijs en daartoe een datum voor een getuigenverhoor bepalen voor door het doen horen van getuigen.
3.10
Voor het geval[geïntimeerde] niet in het hem opgedragen bewijs mocht slagen, overweegt het hof thans reeds dat de vordering van Ymere tot schadevergoeding zal worden toegewezen, behoudens de in beroep vermeerderde vordering ter zake van fiscaal voordeel (zie hierna onder 3.11).
Alsdan staat immers vast dat[geïntimeerde] zijn – sociale – huurwoning als praktijkruimte heeft gebruikt, waardoor hij jegens Ymere toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichting als huurder het gehuurde te gebruiken in overeenstemming met de daaraan gegeven bestemming. Gelet op het belang van Ymere als woningbouwvereniging om sociale huurwoningen ter beschikking te kunnen stellen aan haar doelgroep van minder draagkrachtige huurders, welk belang wordt doorkruist indien een sociale huurwoning als de onderhavige aan haar bestemming wordt onttrokken, ziet het hof aanleiding de door Ymere gevorderde schade te begroten op het financieel voordeel dat[geïntimeerde] ten gevolge van zijn wanprestatie heeft genoten (art. 6:104 BW). Daarbij volgt het hof de wijze van schadeberekening van Ymere, (mede) gebaseerd op het taxatierapport van Colliers International Consultants van het gehuurde. Weliswaar heeft[geïntimeerde] de omvang van de schade betwist maar nu hij onvoldoende heeft toegelicht, bijvoorbeeld aan de hand van – eveneens – een berekening door een deskundige/makelaar, waarom de (wijze van) schadeberekening van Ymere volgens hem onjuist is, gaat het hof aan deze betwisting voorbij.
Ook verwerpt het hof de stelling van[geïntimeerde] dat de vordering voor zover deze betrekking heeft op de periode voor 2007 is verjaard. Zoals Ymere terecht aanvoert, verjaart een rechtsvordering tot vergoeding van schade door het verstrijken van vijf jaar na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de benadeelde met (onder meer) de schade bekend is geworden. Zoals blijkt uit de door Ymere overgelegde productie 22, conclusie na comparitie is op 24 mei 2007 melding gemaakt van gebruik van het gehuurde als praktijkruimte en heeft Ymere op 4 september 2007 een huisbezoek aan het gehuurde gebracht. Dit betekent dat de schade in ieder geval vanaf 4 september 2007 bij Ymere bekend was, waarna de verjaringstermijn eerst is gaan lopen. Aangezien Ymere, nog afgezien van haar brief van 29 april 2011 waardoor de verjaring is gestuit (zie 3.1.9), haar vordering tot schadevergoeding bij dagvaarding van 28 januari 2012 heeft ingesteld, is deze niet verjaard. Het beroep op verjaring door[geïntimeerde] slaagt derhalve niet.
3.11
De in hoger beroep vermeerderde vordering wegens genoten fiscaal voordeel zal worden afgewezen. Naar ’s hofs oordeel heeft[geïntimeerde] terecht als verweer opgeworpen dat niet valt in te zien welk groter fiscaal voordeel hij ten gevolge van zijn wanprestatie heeft genoten in vergelijking tot het fiscaal voordeel dat hij zou hebben gerealiseerd indien hij elders praktijkruimte zou hebben gehuurd.
3.12
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
4. Beslissing
Het hof:
laat[geïntimeerde] toe tot het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stelling van Ymere dat[geïntimeerde] de door hem gehuurde woning als praktijkruimte heeft gebruikt;
bepaalt dat een getuigenverhoor zal plaatshebben voor mr. E.M. Polak, daartoe tot raadsheercommissaris benoemd, in het Paleis van Justitie, IJdock 20 (1013 MM) te Amsterdam op dinsdag 8 oktober 2013 om 9.30 uur;
bepaalt dat de advocaat van[geïntimeerde] dient na te (laten) gaan of partijen, hun advocaten en de door[geïntimeerde] voor te brengen getuigen op de hierboven bepaalde dag en tijd kunnen verschijnen en dat deze – zo dat niet het geval mocht zijn – uiterlijk op 27 september 2013 schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van alle voornoemde betrokkenen in de periode oktober tot en met december 2013 aan het (enquêtebureau van het) hof dient te verzoeken een nieuwe datum te bepalen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J. H. Huijzer, E.M. Polak en M.W.E. Koopmann en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 10 september 2013.