Einde inhoudsopgave
Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 25-06-2009
- Bronpublicatie:
23-04-2009, PbEU 2009, L 140 (uitgifte: 05-06-2009, regelingnummer: 2009/30/EG)
- Inwerkingtreding
25-06-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-04-2009, PbEU 2009, L 140 (uitgifte: 05-06-2009, regelingnummer: 2009/30/EG)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Afval
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A ,
Gezien het voorstel van de Commissie(1),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),
Volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag(3) en gezien de op 29 juni 1998 door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke ontwerptekst,
- (1)
Overwegende dat verschillen tussen de door de lidstaten vastgestelde wetten of bestuursrechtelijke maatregelen inzake specificaties voor door voertuigen met motoren met elektrische ontsteking, respectievelijk met dieselmotoren, gebruikte conventionele en alternatieve brandstoffen, belemmeringen voor de handel in de Gemeenschap doen ontstaan en daardoor van rechtstreekse invloed kunnen zijn op de totstandbrenging en de werking van de interne markt en op het internationale concurrentievermogen van de Europese automobiel- en olieraffinage-industrie; dat het daarom, in overeenstemming met de bepalingen van artikel 3 B van het Verdrag, nodig lijkt de wetgevingen op dit gebied nader tot elkaar te brengen;
- (2)
Overwegende dat in artikel 100, van het Verdrag is bepaald dat voorstellen van de Commissie die op de totstandbrenging en de werking van de interne markt zijn gericht en onder andere de bescherming van de gezondheid en het milieu betreffen, van een hoog beschermingsniveau dienen uit te gaan;
- (3)
Overwegende dat primaire luchtverontreinigende stoffen zoals stikstofoxiden, onverbrande koolwaterstoffen, vaste deeltjes, koolmonoxide, benzenen en andere giftige uitlaatemissies die bijdragen tot het ontstaan van secundaire verontreinigende stoffen als ozon in grote hoeveelheden in de uitlaat- en verdampingsgassen van motorvoertuigen worden uitgestoten en daarbij rechtstreeks en onrechtstreeks een aanzienlijk gevaar voor de menselijke gezondheid en het milieu betekenen;
- (4)
Overwegende dat niettegenstaande de steeds stringenter wordende emissiegrenswaarden voor motorvoertuigen, die in Richtlijn 70/220/EEG van de Raad(4) en in Richtlijn 88/77/EEG van de Raad(5) zijn vastgelegd, teneinde tot een bevredigende luchtkwaliteit te komen, verdere maatregelen nodig zijn om de door voertuigen en andere bronnen veroorzaakte luchtverontreiniging te verminderen;
- (5)
Overwegende dat bij artikel 4 van Richtlijn 94/12/EG van het Europees Parlement en de Raad(6) een nieuwe benadering ten aanzien van het emissie-verminderingsbeleid vóór en na 2000 werd ingevoerd en dat daarbij van de Commissie werd verlangd dat zij onder meer een onderzoek instelt naar de bijdrage tot vermindering van de luchtverontreiniging die door verbeteringen in de kwaliteit van benzine, diesel en andere brandstoffen zou kunnen worden geleverd;
- (6)
Overwegende dat naast de specificaties voor brandstoffen die in een eerste fase vanaf het jaar 2000 zullen gelden, een tweede fase moet worden vastgesteld die in 2005 van kracht zal worden, teneinde de industrie in staat te stellen de investeringen te verrichten die nodig zijn om haar productieplanning aan te passen;
- (7)
Overwegende dat benzine en dieselbrandstof die voldoen aan de in de bijlagen I, II, III en IV vastgestelde specificaties reeds beschikbaar zijn op de markt in de Europese Gemeenschap;
- (8)
Overwegende dat het Europese ‘auto/olieprogramma’, waarvan de bijzonderheden in de mededeling van de Commissie betreffende een toekomstige strategie voor de vermindering van de emissies van het wegvervoer zijn vervat, bijdraagt tot een wetenschappelijke, technische en economische grondslag om de invoering, op communautair niveau, aan te bevelen van nieuwe, milieutechnische specificaties voor benzine en voor dieselbrandstof;
- (9)
Overwegende dat de invoering van milieutechnische specificaties voor benzine en dieselbrandstof een belangrijk onderdeel vormt van een rendabel pakket pan-Europese nationale/regionale/lokale maatregelen dat moet worden uitgevoerd, rekening houdend met de kosten en baten van elke actie;
- (10)
Overwegende dat de uitvoering van een combinatie van pan-Europese en nationale/regionale/lokale maatregelen ter vermindering van de emissies van voertuigen deel uitmaakt van de algemene strategie van de Commissie om emissies van mobiele en stationaire bronnen op basis van een kosten-batenanalyse en op evenwichtige wijze te verminderen;
- (11)
Overwegende dat er op korte termijn met name in stedelijke gebieden een vermindering verwezenlijkt dient te worden van vervuilende emissies van voertuigen, waaronder primaire verontreinigende stoffen zoals onverbrande koolwaterstoffen en koolmonoxide, secundaire verontreinigende stoffen zoals ozon, giftige emissies zoals benzeen en emissies van vaste deeltjes; dat een vermindering van de vervuilende uitstoot van voertuigen in stedelijke gebieden onmiddellijk verwezenlijkt kan worden door in motorvoertuigen brandstoffen met een gewijzigde samenstelling toe te passen;
- (12)
Overwegende dat de toevoeging van zuurstof en een wezenlijke vermindering van aromatische stoffen, olefinen, benzeen en zwavel vanuit het oogpunt van de luchtkwaliteit een betere brandstofkwaliteit kan opleveren;
- (13)
Overwegende dat de bepalingen van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën(7), en in het bijzonder artikel 8, lid 4, daarvan, differentiatie van accijnzen door de lidstaten, teneinde versneld te komen tot een brandstofkwaliteit die boven de communautaire brandstofspecificaties ligt, ontmoedigen en kunnen verhinderen;
- (14)
Overwegende dat het gebruik van gedifferentieerde accijnzen door de lidstaten de invoering van meer geavanceerde brandstoffen kan aanmoedigen, overeenkomstig de nationale prioriteiten, mogelijkheden en vereisten;
- (15)
Overwegende dat de Commissie een voorstel heeft ingediend voor een richtlijn betreffende energieproducten; dat dat voorstel onder meer tot doel heeft de lidstaten de mogelijkheid te bieden om actiever gebruik te maken van fiscale prikkels door middel van gedifferentieerde accijnzen, teneinde de invoering van meer geavanceerde brandstoffen te bevorderen;
- (16)
Overwegende dat in het algemeen brandstofspecificaties ter vermindering van zowel uitlaat- als verdampingsemissies ontbreken;
- (17)
Overwegende dat luchtverontreiniging door lood afkomstig van de verbranding van gelode benzine een gevaar voor de menselijke gezondheid en het milieu inhoudt; dat het een grote stap voorwaarts is dat tegen het jaar 2000 vrijwel alle op benzine rijdende wegvoertuigen op ongelode benzine zullen kunnen rijden; dat het in de handel brengen van gelode benzine derhalve strikt dient te worden beperkt;
- (18)
Overwegende dat de noodzaak van een vermindering van de emissies van voertuigen en de beschikbaarheid van de benodigde raffinagetechnologie de vaststelling van milieutechnische specificaties voor het in de handel brengen van loodvrije benzine en dieselbrandstof rechtvaardigen;
- (19)
Overwegende dat het wenselijk lijkt dat wordt voorzien in de invoering van twee soorten diesel- en twee soorten benzinebrandstof, waarbij één diesel en één benzine van betere kwaliteit is; dat het wenselijk is dat de diesel en benzine van slechtere kwaliteit vóór 2005 op de markt worden vervangen door de diesel en benzine van betere kwaliteit; dat echter passende maatregelen moeten worden genomen om de vervanging uit te stellen indien toepassing van deze uiterste datum in een lidstaat ernstige moeilijkheden zou opleveren voor zijn industrieën wegens de noodzakelijke aanpassingen van de productie-installaties;
- (20)
Overwegende dat de lidstaten, ter bescherming van de menselijke gezondheid en/of het milieu in bepaalde agglomeraties of in bepaalde ecologisch kwetsbare gebieden met speciale luchtkwaliteits-problemen, onder voorbehoud van een bij deze richtlijn in te stellen procedure dient te worden toegestaan te verlangen dat er alleen brandstoffen op de markt worden gebracht die beantwoorden aan strengere milieutechnische specificaties dan bij deze richtlijn worden vastgesteld; dat die procedure een afwijking is van de informatieprocedure die is ingesteld bij Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij(8);
- (21)
Overwegende dat de lidstaten bewakingssystemen dienen in te voeren om op de conformiteit met de uit hoofde van deze richtlijn vereiste brandstofkwaliteitsnormen te kunnen toezien; dat dergelijke bewakingssystemen op gemeenschappelijke bemonsterings- en testmethoden dienen te berusten; dat door de lidstaten verzamelde informatie over brandstofkwaliteit volgens een gemeenschappelijk model aan de Commissie moet worden medegedeeld;
- (22)
Overwegende dat de Commissie op basis van een alomvattende evaluatie een voorstel tot aanvulling van de in de bijlagen III en IV bedoelde, vanaf 1 januari 2005 toe te passen verplichte specificaties voor benzine en dieselbrandstof dient voor te leggen; dat de Commissievoorstellen in voorkomend geval ook kunnen voorzien in vaststelling van milieutechnische specificaties voor andere soorten brandstof, zoals vloeibaar petroleumgas, aardgas en biobrandstoffen; dat er bepaalde categorieën voertuigen zijn (bussen, taxi's en bedrijfsvoertuigen) die een groot deel van de luchtvervuiling in steden veroorzaken en die goed zouden kunnen profiteren van bijzondere specificaties;
- (23)
Overwegende dat, in het licht van de wetenschappelijke en technologische vooruitgang, verdere ontwikkelingen op het gebied van referentiemethodes voor de meting van de in deze richtlijn aangegeven specificaties wenselijk kunnen zijn; dat daartoe zou moeten worden voorzien in de mogelijkheid van een aanpassing van de bijlagen van de richtlijn aan de technische vooruitgang;
- (24)
Overwegende dat Richtlijn 85/210/EEG van de Raad van 20 maart 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake het loodgehalte van benzine(9), Richtlijn 85/536/EEG van de Raad van 5 december 1985 betreffende de besparing van ruwe olie door het gebruik van vervangingscomponenten in benzine(10), alsmede artikel 1, lid 1, onder b), en artikel 2, lid 1, van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad van 23 maart 1993 betreffende het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen(11), bijgevolg dienen te worden ingetrokken;
- (25)
Overwegende dat de overgangsmaatregelen betreffende Oostenrijk, vermeld in artikel 69 van de Toetredingsakte van 1994, artikel 7 van Richtlijn 85/210/EEG omvatten; dat de toepassing van deze overgangsmaatregel om specifieke redenen van milieubescherming verlengd moet worden tot 1 januari 2000;
- (26)
Overwegende dat op 20 december 1994 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een modus vivendi is overeengekomen betreffende de maatregelen ter uitvoering van besluiten die zijn vastgesteld volgens de procedure van artikel 189 B van het Verdrag(12),
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 77 van 11.3.1997, blz. 1, en PB C 209 van 10.7.1997, blz. 25.
PB C 206 van 7.7.1997, blz. 113.
Advies van het Europees Parlement van 10 april 1997 (PB C 132 van 28.4.1997, blz. 170), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 7 oktober 1997 (PB C 351 van 19.11.1997, blz. 1) en besluit van het Europees Parlement van 18 februari 1998 (PB C 80 van 16.3.1998, blz. 92). Besluit van het Europees Parlement van 15 september 1998 (PB C 313 van 12.10.1998). Besluit van de Raad van 17 september 1998.
PB L 76 van 6.4.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/69/EG van het Europees Parlement en de Raad (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).
PB L 36 van 9.2.1988, blz. 33. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/1/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 40 van 17.2.1996, blz. 1).
PB L 100 van 19.4.1994, blz. 42.
PB L 316 van 31.10.1992, blz. 12. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/74/EG (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 46).
PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG (PB L 217 van 5.8.1998, blz. 18).
PB L 96 van 3.4.1985, blz. 25. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.
PB L 334 van 12.12.1985, blz. 20. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 87/441/EEG van de Commissie (PB L 238 van 21.8.1987, blz. 40).
PB L 74 van 27.3.1993, blz. 81.
PB C 102 van 4.4.1996, blz. 1.