Rb. Den Haag, 20-03-2019, nr. C-09-567734-KG ZA 19-110
ECLI:NL:RBDHA:2019:2730
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
20-03-2019
- Zaaknummer
C-09-567734-KG ZA 19-110
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2019:2730, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 20‑03‑2019; (Kort geding)
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2019-0492
Uitspraak 20‑03‑2019
Inhoudsindicatie
Niet-ontvankelijkverklaring van eisers in hun vordering tot verstrekking van afgifte door de Politie van beeldmateriaal van het verblijf in een politiecel waar één van de eisers letsel heeft opgelopen. Voor dat doel is in de Wet politiegegevens een speciale bestuursrechtelijke procedure voorgeschreven.
Partij(en)
Rechtbank den haag
Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/567734 / KG ZA 19-110
Vonnis in kort geding van 20 maart 2019
in de zaak van
1. [eisende partij sub 1] ,
2. [eisende partij sub 2] ,
beiden wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
eisers,
advocaat mr. E.J. Bijl te Deventer,
tegen:
DE NATIONALE POLITIE,
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. A.T. Bolt te Arnhem.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als enerzijds ' [eisende partij sub 1] ' en ' [eisende partij sub 2] ' (gezamenlijk ook wel als ' [eisende partij sub 1 c.s.] ') en anderzijds 'de Politie'.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties;
- de brief van de Politie van 1 maart 2019, met producties;
- de op 6 maart 2019 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eisende partij sub 2] is de echtgenote van [eisende partij sub 1] .
2.2.
Op 4 mei 2010 om 19.14 uur is [eisende partij sub 1] ingesloten in cel [I] van het politiebureau te Deventer, bureau [X] . Via een camera, die bevestigd was aan het plafond van de cel, werd [eisende partij sub 1] door politieagenten geobserveerd. Voorts was in het politiebureau een camera geïnstalleerd, die was gericht op het portaal vóór cel [I] . Van - door middel van die camera's - opgenomen beeldmateriaal tijdens het verblijf van [eisende partij sub 1] op/in het politiebureau, dat op DVD is geplaatst, is door de Rijksrecherche een proces-verbaal opgemaakt, dat aan [eisende partij sub 1 c.s.] is verstrekt.
2.3.
Blijkens dat proces-verbaal heeft [eisende partij sub 1] zich gedurende zijn verblijf in de cel verschillende keren met hoofd en lichaam tegen de deur en de wand van de cel geworpen.
2.4.
Na bezoeken en/of observaties van een GGD-arts, een psychiatrisch verpleegkundige en een psychiater hebben politieagenten op 5 mei 2010 om (circa) 00.13 uur de cel van [eisende partij sub 1] betreden, waarna deze hem door middel van de zogenoemde 'schildprocedure' hebben gefixeerd.
2.5.
Vervolgens constateerde de GGD-arts op een gegeven moment dat [eisende partij sub 1] geen hartslag meer had, waarop men hem heeft gereanimeerd en hem per ambulance heeft laten vervoeren naar het Deventer ziekenhuis, alwaar hij gedurende enige tijd kunstmatig in coma is gehouden.
2.6.
Op 12 mei 2010 is acute letale katatonie vastgesteld bij [eisende partij sub 1] . In 2012 zijn bij hem blijvende cognitieve stoornissen geconstateerd. [eisende partij sub 1] is thans grotendeels aangewezen op dagopvang en/of zorg door [eisende partij sub 2] .
2.7.
Op 21 oktober 2014 heeft [eisende partij sub 1] de Politie aansprakelijk gesteld voor alle door hem geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het gebeuren op 4 en 5 mei 2010. De Politie heeft iedere aansprakelijkheid afgewezen.
2.8.
Op 21 februari 2017 hebben [eisende partij sub 1 c.s.] de Politie gedagvaard om te verschijnen op de zitting van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle. Daarbij vorderden zij te verklaren voor recht dat de Politie volledig aansprakelijk is voor de schade die [eisende partij sub 1 c.s.] hebben geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van de Politie op 4 en 5 mei 2010, met veroordeling van de Politie tot vergoeding van die schade.
2.9.
Bij vonnis van 21 maart 2018 heeft de rechtbank Overijssel die vorderingen afgewezen. [eisende partij sub 1 c.s.] zijn van dat vonnis in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden. Deze appelprocedure is nog aanhangig.
2.10.
Bij brief van 24 mei 2018 heeft de advocaat van [eisende partij sub 1 c.s.] aan de Politie verzocht haar een kopie te verstrekken van de (volledige) camerabeelden die zijn gemaakt in de cel waarin [eisende partij sub 1] zich bevond vanaf 4 mei 2010 om 19.12 uur tot en met 5 mei 2010 om 00.47 uur.
2.11.
Vervolgens heeft de advocaat van [eisende partij sub 1 c.s.] op 14 november 2018 het onder 2.2 bedoelde beeldmateriaal ingezien/bekeken op het politiebureau te Apeldoorn.
2.12.
Bij brief van 23 november 2018 heeft de Politie het volgende medegedeeld aan de advocaat van [eisende partij sub 1 c.s.] :
" › Verzoek
Bij brief van 24 mei 2018 heeft u namens de heer [eisende partij sub 1] verzocht om een kopie verstrekt te krijgen van de camerabeelden die in de nacht van 4 op 5 mei 2010 zijn gemaakt in observatiecel [I] van het politiebureau te Deventer (bureau [X] ). Concreet betreft dit verzoek camerabeelden van de heer [eisende partij sub 1] voormeld die zijn gemaakt in cel [I] in het politiebureau te Deventer op 4 en op 5 mei 2010.
› Beoordeling
De hiervoor bedoelde camerabeelden betreffen persoonsgegevens die in het kader van de politietaak zijn verwerkt en zijn daarmee politiegegevens als bedoeld in de Wet politiegegevens (Wpg). Uw verzoek is dan ook aan te merken als een verzoek op grond van artikel 25 Wet politiegegevens (Wpg). lngevolge deze bepaling heeft een ieder het recht op inzage in zijn of haar eigen politiegegevens.
Op grond van artikel 25 Wpg heeft u op 14 november 2018 als gemachtigde namens uw cliënt inzage gehad in de hier aan de orde zijnde beelden. Tijdens deze inzage heeft u gevraagd of het mogelijk was de gegevensdrager (een dvd waarop de beelden zijn opgeslagen) met daarop de getoonde beelden te verstrekken. U is toen mondeling meegedeeld dat dit niet mogelijk is. Vervolgens heeft u via onze advocaat het verzoek tot het beschikbaar stellen van de beelden herhaald en aangekondigd dat u een kort geding wilt starten als de dvd met de beelden niet aan u wordt verstrekt.
Artikel 25 Wpg verplicht de Korpschef om desgevraagd mee te delen of de betrokken persoon betreffende politiegegevens worden verwerkt, welke hem betreffende politiegegevens worden verwerkt, of deze gegevens gedurende een periode van vier jaar voorafgaand aan het verzoek zijn verstrekt en aan welke ontvangers of categorieën van ontvangers die gegevens zijn verstrekt. De Wpg verplicht niet tot het verstrekken van afschriften van de documenten waarin de verwerkte politiegegevens zijn opgenomen; het recht op kennisneming van persoonsgegevens omvat niet een recht op een afschrift van de stukken.
In navolging hiervan is het landelijk beleid binnen de politie om geen documenten en kopieën te verstrekken op grond van artikel 25 Wpg. Dit houdt ook verband met de (privacy)gevoeligheid en vertrouwelijkheid van politie-informatie, in casu de camerabeelden.
In dit geval is er ook geen specifieke reden om een kopie van de camerabeelden te verstrekken. Relevant hierbij is dat een kennisneming is bedoeld om de rechtmatigheid, doelmatigheid en noodzaak van de verwerking te kunnen beoordelen. Het is niet bedoeld om politiedocumenten te verkrijgen voor andere doeleinden. Dat klemt te meer, nu de heer [eisende partij sub 1] dan wel u namens hem reeds beschikt over het rapport van de Rijksrecherche waarin de camerabeelden uitvoerig zijn weergegeven en besproken.
› Besluit
Met de inzage is het verzoek om kennisneming in overeenstemming met het bepaalde in artikel 25, eerste lid, eerste volzin, van de Wpg naar behoren afgedaan.
Vertrouwende erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
(…)
Mogelijkheden voor bemiddeling/advisering en beroep
Indien u het niet eens bent met de beslissing op uw verzoek kunt u zich desgewenst binnen 6
weken na kennisneming van dit besluit met een verzoek tot bemiddeling of advisering wenden
tot de Autoriteit Persoonsgegevens, Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag.
Daarnaast kunnen belanghebbenden binnen 6 weken na dagtekening van dit besluit beroep
instellen bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan de indiener van het beroepschrift zijn
woonplaats in Nederland heeft.
Indien de indiener van het beroep geen woonplaats in Nederland heeft, is de rechtbank binnen
het rechtsgebied waarvan het bestuursorgaan zijn zetel heeft bevoegd.
Het beroepschrift moet op grond van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn
ondertekend en bevat tenminste de naam en adres van de indiener, de dagtekening, de
omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht, een afschrift van dit besluit (indien
mogelijk) en de gronden waarop het beroepschrift rust. Van de indiener van het beroepschrift
wordt griffierecht geheven door de griffier van de rechtbank. Nadere informatie over de hoogte
van het griffierecht en de wijze van betalen wordt door de griffie van de rechtbank verstrekt.
U kunt ook digitaal beroep instellen bij de rechtbank via http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht.
Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijkt u op de
genoemde site voor de precieze voorwaarden."
3. Het geschil
3.1.
[eisende partij sub 1 c.s.] vorderen de Politie - op straffe van verbeurte van een dwangsom - te gebieden om binnen 48 uur na de betekening van het te wijzen vonnis aan hen te verstrekken een afschrift van alle camerabeelden die zijn gemaakt in en vóór cel [I] van het politiebureau te Deventer, bureau [X] , tussen 4 mei 2010 om 19.14 uur en 5 mei 2010 om 00.54 uur, met veroordeling van de Politie in de proces- en nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Naast de hiervoor vermelde feiten voeren [eisende partij sub 1 c.s.] daartoe - samengevat - het volgende aan.
Tijdens zijn verblijf op het politiebureau te Deventer in de avond/nacht van 4 op 5 mei 2010 heeft [eisende partij sub 1] - als gevolg van onrechtmatig handelen van politieagenten - ernstig letsel opgelopen. In het door de Rijksrecherche opgemaakte proces-verbaal zijn de camerabeelden van het verblijf van [eisende partij sub 1] op het politiebureau slechts summier beschreven. Uit het volledige beeldmateriaal blijkt dat het heel erg slecht ging met [eisende partij sub 1] in de cel en dat de agenten veel eerder hadden kunnen en moeten ingrijpen dan zij hebben gedaan. Gelet hierop hebben [eisende partij sub 1 c.s.] recht op en belang bij afgifte aan hen van een kopie van al het opgenomen beeldmateriaal, teneinde dit in te brengen in de aanhangige appelprocedure, zodat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zich een gefundeerd oordeel kan vormen over de vraag of de Politie destijds onrechtmatig heeft gehandeld. Op grond van het bepaalde in artikel 843a van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering ('Rv') is de Politie gehouden het gevorderde beeldmateriaal te verstrekken aan [eisende partij sub 1 c.s.] .
3.3.
De Politie voert verweer, dat - voor zover nodig - hierna zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1.
Zoals hiervoor al aangegeven gronden [eisende partij sub 1 c.s.] hun vordering uitdrukkelijk (en exclusief) op artikel 843a Rv.
4.2.
4.3.
Paragraaf 4 van de Wpg bevat een regeling met betrekking tot de verstrekking van politiegegevens aan een betrokkene (degene op wie een politiegegeven betrekking heeft). Artikel 25 Wpg voorziet in de mogelijkheid van een betrokkene om te verzoeken de hem betreffende politiegegevens in te zien. Gelet hierop en nu de Wpg niet uitdrukkelijk de mogelijkheid biedt aan een betrokkene om afschriften te verkrijgen van politiegegevens, heeft de Politie de onder 2.10 vermelde brief van de advocaat van [eisende partij sub 1 c.s.] op goede gronden aangemerkt en afgehandeld als een verzoek ex artikel 25 Wpg. Daar komt bij dat artikel 29 lid 1 Wpg bepaalt dat een beslissing op een verzoek als bedoeld in artikel 25 Wpg geldt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Daarmee moet de in de Wpg beschreven procedure tot het verkrijgen van inzage in politiegegevens als een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang worden beschouwd.
4.4.
Verder is van belang dat - mede gelet op de aard van de betreffende informatie - de Wpg (voor wat betreft de mogelijkheid om kennis te nemen van politiegegevens) als lex specialis moet worden aangemerkt en niet kan worden doorkruist door de algemene regeling ex artikel 843a Rv.
4.5.
Het voorgaande brengt mee dat in de onderhavige situatie geen rol (meer) is weggelegd voor de burgerlijke rechter. Te minder nu ervan moet worden uitgegaan dat in de bestuursrechtelijke procedure aan de orde kan worden gesteld of het bepaalde in artikel 25 Wpg beperkt (enkel inzage) of ruim (ook verstrekking van afschriften) moet worden uitgelegd. Teneinde het door hen - door middel van het onderhavige kort geding - beoogde doel (alsnog) te bereiken hadden [eisende partij sub 1 c.s.] derhalve binnen zes weken na het onder 2.12 vermelde besluit van de Politie beroep moeten instellen bij de (afdeling bestuursrecht van de) rechtbank en/of een verzoek tot bemiddeling of advisering moeten indienen bij de Autoriteit Persoonsgegevens te Den Haag, waarop [eisende partij sub 1 c.s.] ook expliciet zijn gewezen in het besluit. De omstandigheid dat zij dat hebben nagelaten komt geheel voor hun rekening en risico en kan in ieder geval niet meebrengen dat de civiele rechter het geschil betreffende de verstrekking van politiegegevens toch inhoudelijk beoordeelt.
4.6.
De slotsom is dat [eisende partij sub 1 c.s.] niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun vordering.
4.7.
[eisende partij sub 1 c.s.] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1.
verklaart [eisende partij sub 1 c.s.] niet-ontvankelijk in hun vordering;
5.2.
veroordeelt [eisende partij sub 1 c.s.] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Politie begroot op € 1.619,--, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat en € 639,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2019.
jvl