Einde inhoudsopgave
Besluit 2002/234/EGKS betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal
Bijlage III Technische meerjarenrichtsnoeren voor het onderzoekprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2004
- Bronpublicatie:
16-04-2003, PbEU 2003, L 236 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-05-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-04-2003, PbEU 2003, L 236 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Punt 1
De technische meerjarenrichtsnoeren voor het onderzoekprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal (hierna ‘de technische richtsnoeren’ te noemen) zijn in het schema opgenomen.
Punt 2
De technische richtsnoeren worden in voorkomend geval om de vijf jaar herzien of aangevuld, waarbij de eerste periode van vijf jaar afloopt op 31 december 2007. Daartoe evalueert de Commissie uiterlijk in de eerste helft van het laatste jaar van iedere periode van vijf jaar de werking en de doeltreffendheid van de technische richtsnoeren en stelt zij alle nuttig geachte wijzigingen voor.
Indien de Commissie zulks nodig acht, kan zij voor het einde van de periode van vijf jaar tot een dergelijke evaluatie overgaan en voorstellen voor eventuele nuttige wijzigingen bij de Raad indienen.
Schema bij bijlage III Technische richtsnoeren voor het onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal
1. Het programma
1.1. Doelstellingen
In het verlengde van de programma's voor onderzoek en technologische ontwikkeling op het gebied van kolen en staal van de EGKS (OTO-programma's van de EGKS) en in het kader van een duurzame ontwikkeling wordt een Onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal (‘het programma’) ingesteld. Doel van het programma is het ondersteunen van het concurrentievermogen van de communautaire sectoren die verband houden met de kolen- en staalindustrie. Het programma dient in overeenstemming te zijn met de wetenschappelijke, technologische en politieke doelstellingen van de Europese Unie, en de activiteiten aan te vullen die worden uitgevoerd in de lidstaten en binnen de bestaande communautaire onderzoeksprogramma's, zoals het kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (‘het kaderprogramma voor onderzoek’). Er wordt naar coördinatie, complementariteit en synergie tussen deze programma's gestreefd, en de onderlinge uitwisseling van informatie wordt gestimuleerd tussen krachtens het programma gefinancierde projecten en gerelateerde projecten die krachtens het kaderprogramma voor onderzoek worden gefinancierd.
1.2. Belangrijkste principes
Het programma beoogt een financiële bijdrage te verlenen aan toegestane projecten, begeleidende maatregelen en andere activiteiten als bedoeld in punt 1.5 door het bevorderen van samenwerking met en tussen ondernemingen, onderzoekcentra en universiteiten. Het programma heeft betrekking op productieprocessen, benutting en behoud van hulpbronnen, milieuverbetering en veiligheid op het werk in sectoren die verband houden met de kolen- en staalindustrie.
De definities van ‘kolen’ en ‘staal’ worden gegeven in aanhangsel A.
1.3. Toepassingsgebied
Deze richtsnoeren beschrijven de structuur, het beheer en de uitvoering van het programma, de wetenschappelijke en technische inhoud en prioriteiten ervan in aanvulling op andere bestaande onderzoeksprogramma's, en de wijze van deelname eraan.
Deze richtsnoeren hebben eveneens betrekking op de uitnodiging tot het indienen van voorstellen voor het in punt 3.1 beschreven programma en de wetenschappelijk-technische en sociaal-economische prioriteiten beschreven in aanhangsels B en C, die de Commissie kan wijzigen volgens de procedure van punt 2.1.
1.4. Deelneming
1.4.1. Lidstaten
Ondernemingen, onderzoeksinstellingen of natuurlijke personen die gevestigd zijn op het grondgebied van een lidstaat, kunnen aan het programma deelnemen en een financiële bijdrage aanvragen, mits beoogd wordt een OTO-activiteit uit te voeren of mits daaraan een substantiële bijdrage kan worden geleverd.
1.4.2. Kandidaat-lidstaten
Ondernemingen, onderzoeksinstellingen of natuurlijke personen uit kandidaat-lidstaten hebben het recht deel te nemen zonder een financiële bijdrage te ontvangen krachtens het programma, tenzij in de betrokken Europa-overeenkomsten en aanvullende protocollen, en in de besluiten van de respectieve associatieraden anders is bepaald.
1.4.3. Derde landen
Ondernemingen, onderzoeksinstellingen of natuurlijke personen uit derde landen hebben het recht deel te nemen aan een project op projectbasis en zonder een financiële bijdrage te ontvangen krachtens het programma, wanneer dit in het belang is van de Gemeenschap.
1.5. Toegestane projecten, begeleidende maatregelen en andere activiteiten
Krachtens het programma kunnen onderzoeks-, proef- en demonstratieprojecten, begeleidende maatregelen en ondersteunende en voorbereidende activiteiten worden gefinancierd.
Een onderzoeksproject is bedoeld voor onderzoek of experimenteel werk om nieuwe kennis te verwerven en het bereiken van specifieke praktische doeleinden, zoals het creëren of ontwikkelen van nieuwe producten, productieprocessen of diensten, te vergemakkelijken.
Bij een proefproject wordt een installatie of een significant deel van een installatie op een adequate schaal en met gebruikmaking van componenten van geschikte grootte gebouwd, in werking gesteld en ontwikkeld met het oog op het verifiëren van de bruikbaarheid van theoretische of laboratoriumresultaten en/of het vergroten van de betrouwbaarheid van de technische en economische gegevens die nodig zijn op weg naar de demonstratiefase, en in sommige gevallen naar de industriële en/of commerciële fase.
Bij een demonstratieproject wordt een installatie of een significant deel van een installatie op industriële schaal gebouwd en/of in werking gesteld, zodat alle technische en economische gegevens verzameld kunnen worden die nodig zijn om met zo weinig mogelijk risico over te gaan tot industriële en/of commerciële exploitatie van de technologie.
Begeleidende maatregelen hebben betrekking op het bevorderen van het gebruik van verworven kennis, het groeperen van projecten, de verspreiding van resultaten, het stimuleren van opleiding en mobiliteit van onderzoekers in verband met krachtens het programma gefinancierde projecten.
Ondersteunende en voorbereidende activiteiten zijn activiteiten nodig voor een gezond en effectief beheer van het programma, zoals de periodieke voortgangscontrole en evaluatie waarvan sprake is in punt 4, studies of het door middel van een netwerk verbinden van gerelateerde projecten die krachtens het programma worden gefinancierd.
2. Beheer van het programma
Het programma wordt beheerd door de Commissie. Teneinde de Commissie bij te staan, worden opgericht:
- a)
het in punt 2.1 beschreven Comité kolen en staal;
- b)
de in punt 2.2 beschreven Adviesgroepen kolen en staal;
- c)
de in punt 2.3 beschreven Technische Groepen kolen en staal.
2.1. Comité kolen en staal
2.1.1
De Commissie wordt bijgestaan door het Comité kolen en staal (hierna ‘het Comité’ genoemd). De artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (1) zijn van overeenkomstige toepassing. De termijn bedoeld in artikel 4, lid 3, van dat besluit wordt op drie maanden vastgesteld.
2.1.2
Het Comité kan elk vraagstuk in behandeling nemen dat door zijn voorzitter op diens initiatief of op verzoek van de vertegenwoordiger van een lidstaat aan de orde wordt gesteld.
2.1.3
Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.
2.1.4
Over de volgende aangelegenheden wordt overeenkomstig de in punt 2.1.1 bedoelde procedure besloten:
- a)
de toewijzing van middelen voor afzonderlijke projecten, conform het bepaalde in punt 3.3, onder 3;
- b)
de taakomschrijving voor de voortgangscontrole en evaluatie van het programma waarvan sprake is in punt 4;
- c)
elke aanpassing van de aanhangsels B en C bij deze richtsnoeren;
- d)
andere kwesties in verband met het programma.
2.1.5
De Commissie licht het Comité in over het programma als geheel, de stand van zaken en het gemeten of geschatte effect van alle gefinancierde OTO-activiteiten.
2.2. Adviesgroepen kolen en staal
De Adviesgroepen kolen en staal (hierna ‘de Adviesgroepen’ genoemd) zijn van elkaar onafhankelijke technische adviesgroepen die zijn opgericht om de Commissie bij te staan. Wat kolengerelateerde respectievelijk staalgerelateerde OTO-aspecten betreft, adviseert elke adviesgroep omtrent:
- a)
de algemene uitwerking van het programma, de in de aanhangsels B en C vermelde prioriteiten, met inbegrip van eventuele wijzigingen, het in punt 3.1 bedoelde informatiepakket en de toekomstige richtsnoeren;
- b)
de samenhang en mogelijke overlappingen met andere OTO-programma's op communautair en nationaal niveau;
- c)
het bepalen van de leidende beginselen betreffende de voortgangscontrole van OTO-projecten;
- d)
het werk betreffende specifieke projecten;
- e)
het vaststellen van de prioriteiten van het programma op korte termijn, overeenkomstig de aanhangsels B en C;
- f)
het samenstellen van een handboek voor de beoordeling en selectie van OTO-activiteiten als bedoeld in punt 3.3;
- g)
de beoordeling van voorstellen voor OTO-activiteiten en de aan deze voorstellen te geven prioriteit, rekening houdend met de beschikbare fondsen;
- h)
het aantal, de bevoegdheden en de samenstelling van de in punt 2.3 bedoelde Technische Groepen;
- i)
andere maatregelen wanneer dit door de Commissie wordt gevraagd.
Elke adviesgroep is samengesteld uit leden als bedoeld in punt 2.2.1 en punt 2.2.2 die door de Commissie worden benoemd om voor een periode van vijf jaar zitting te nemen op persoonlijke titel. Benoemingen kunnen worden ingetrokken. De Commissie neemt benoemingsvoorstellen in overweging die zij op de volgende manieren heeft ontvangen: op voorstel van de lidstaten; op voorstel van de instanties waarvan sprake is in punt 2.2.1 en punt 2.2.2; in antwoord op een uitnodiging tot het indienen van aanvragen voor opneming op een lijst van mogelijke leden.
Er zou ten minste één lid uit ieder betrokken land afkomstig moeten zijn en in elke adviesgroep moet worden gezorgd voor een uitgebalanceerde verscheidenheid qua expertise en voor de breedst mogelijke geografische vertegenwoordiging. De leden moeten actief zijn op het betrokken gebied en op de hoogte zijn van de industriële prioriteiten.
De vergaderingen van de adviesgroepen worden voorgezeten door de Commissie, die ook het secretariaat verzorgt. Zonodig kan de voorzitter de leden vragen te stemmen; elk lid heeft één stem. Door de voorzitter kunnen eventueel bijkomende deskundigen worden uitgenodigd op de vergaderingen.
Zo nodig vergaderen de twee adviesgroepen gezamenlijk, bijvoorbeeld om advies te verstrekken over zaken die van belang zijn voor beide sectoren.
2.2.1. Adviesgroep kolen
De samenstelling van de Adviesgroep kolen is als volgt:
Groep waartoe de leden behoren | Maximum | |
---|---|---|
a) | Kolenproducenten/nationale federaties of gerelateerde onderzoekscentra | 8 |
b) | Organisaties die de kolenproducenten vertegenwoordigen op Europees niveau | 2 |
c) | Kolengebruikers of gerelateerde onderzoekscentra | 8 |
d) | Organisaties die de kolengebruikers vertegenwoordigen op Europees niveau | 2 |
e) | Organisaties die de werknemers vertegenwoordigen | 2 |
f) | Organisaties die de leveranciers van uitrusting vertegenwoordigen | 2 |
24 |
De leden moeten een brede achtergrondkennis en individuele expertise op een of meer van de volgende gebieden hebben: kolenwinning en -gebruik, milieu- en sociale kwesties, met inbegrip van veiligheidsaspecten.
2.2.2. Adviesgroep staal
De samenstelling van de Adviesgroep staal is als volgt:
Groep waartoe de leden behoren | Maximum | |
---|---|---|
a) | Staalsectoren/nationale federaties of gerelateerde onderzoekscentra | 21 |
b) | Organisaties die de producenten vertegenwoordigen op Europees niveau | 2 |
c) | Organisaties die de werknemers vertegenwoordigen | 2 |
d) | Organisaties die de sectoren verwerking of gebruikers van staal vertegenwoordigen | 5 |
30 |
De leden moeten een brede achtergrondkennis en individuele expertise op een of meer van de volgende gebieden hebben: grondstoffen; ijzerbereiding; staalbereiding; continugieten; warm- en/of koudwalsen; afwerking en/of oppervlaktebehandeling van staal; ontwikkeling van staalsoorten en/of -producten; staaltoepassingen en -eigenschappen; milieu- en sociale kwesties, met inbegrip van veiligheidsaspecten.
2.3. Technische Groepen kolen en staal
De rol van de Technische Groepen kolen en staal bestaat erin de Commissie bij te staan bij het toezien op onderzoeks- en proef/demonstratieprojecten. De leden worden door de Commissie aangewezen en zijn afkomstig uit de sectoren die in verband staan met de kolen- en staalindustrie, onderzoeksinstellingen of gebruikersindustrieën waar ze verantwoordelijk moeten zijn voor onderzoeksstrategie, beheer of productie.
3. Uitvoering van het programma
3.1. Uitnodiging tot het indienen van voorstellen
Bij dit besluit wordt een permanente open uitnodiging tot het indienen van voorstellen ingesteld (sluitingsdatum voor het indienen van voorstellen ter evaluatie op 15 september van elk jaar, te beginnen in 2002).
De Commissie stelt een informatiepakket samen en maakt dit publiek beschikbaar, onder meer op de website van CORDIS (Informatiedienst voor communautair onderzoek en ontwikkeling) of op een overeenkomstige website. Dit pakket bevat voor indieners van voorstellen en belangstellenden informatie over de werking van het programma, wijze van deelname en wijze waarop voorstellen en projecten worden beheerd, aanvraagformulieren, regels voor de indiening van voorstellen, modelcontract(en), toegestane kosten, maximale financiële bijdrage en betalingsregeling.
Aanvragen moeten bij de Commissie worden ingediend overeenkomstig de regels in het informatiepakket, dat op verzoek bij de Commissie verkrijgbaar is op papier.
3.2. Inhoud van de voorstellen
De voorstellen moeten betrekking hebben op de wetenschappelijke/technische en sociaal-economische prioriteiten die worden bepaald in de aanhangsels B en C.
Elk voorstel moet een gedetailleerde beschrijving omvatten van het voorgestelde project en alle informatie bevatten betreffende de doelstellingen, het partnerschap (met gegevens over de rol van elke partner), de beheerstructuur, verwachte resultaten en vooruitzichten voor de toepassing ervan, en een schatting van de verwachte industriële, economische, sociale en milieubaten.
De voorgestelde totale kosten en de verdeling ervan moeten realistisch en effectief zijn, en er moet van het project een gunstige kosten-batenverhouding kunnen worden verwacht.
3.3. Beoordeling en selectie van de voorstellen en toezicht op de projecten
De Commissie zorgt ervoor dat de voorstellen vertrouwelijk, eerlijk en rechtvaardig worden beoordeeld. De Commissie stelt een handboek voor de beoordeling en selectie van activiteiten voor onderzoek en technologische ontwikkeling samen en publiceert dit (zoals aangegeven in punt 2.2.f)).
De beoordeling en selectie van de voorstellen worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de Commissie.
- 1.
Na ontvangst, registratie en controle op de toelatingscriteria van de voorstellen beoordeelt de Commissie de voorstellen met de hulp van de betrokken adviesgroep (zie punt 2.2.g)) en, indien nodig, onafhankelijke deskundigen;
- 2.
De Commissie stelt een lijst van de in aanmerking genomen voorstellen op, gerangschikt naar verdienste;
- 3.
De Commissie neemt een beslissing over de selectie van de projecten en over de toewijzing van middelen, en wordt daarbij bijgestaan door het comité, overeenkomstig de in punt 2.1.1 bedoelde procedure.
De Commissie, bijgestaan door de in punt 2.3 bedoelde technische groepen, houdt toezicht op de onderzoeksprojecten en -activiteiten.
3.4. Contracten
Met betrekking tot projecten die gebaseerd zijn op geselecteerde voorstellen, maatregelen en activiteiten als gespecificeerd in punt 1.5, wordt een contract gesloten. Contracten worden, rekening houdend met de verschillende betrokken activiteiten, gebaseerd op het desbetreffende modelcontract dat door de Commissie is opgesteld.
In de contracten worden de financiële bijdrage krachtens het programma op basis van de toegestane kosten alsmede de regelingen betreffende kostenopgave, rekeningafsluiting en verificatie bepaald.
3.5. Financiële bijdrage
Het programma is gebaseerd op OTO-contracten voor gezamenlijke rekening. De totale financiële bijdrage, inclusief elke andere bijkomende openbare financiering, dient in overeenstemming te zijn met de van toepassing zijnde regels betreffende staatssteun.
Onverminderd het voorgaande bedraagt de totale financiële bijdrage, uitgedrukt als een percentage van de in aanmerking komende kosten bepaald in punt 3.6:
a) | voor onderzoeksprojecten: | maximaal 60 % |
b) | voor proef- en demonstratieprojecten: | maximaal 40 % |
c) | voor begeleidende maatregelen, ondersteunende en voorbereidende activiteiten: | maximaal 100 % |
3.6. In aanmerking komende kosten
In aanmerking komen alleen de werkelijke kosten die zijn gemaakt voor de krachtens het contract uitgevoerde werkzaamheden. Contractanten, geassocieerde contractanten en subcontractanten kunnen geen aanspraak maken op gebudgetteerde of commerciële tarieven. De in aanmerking komende kosten worden onderverdeeld in de volgende vier kostencategorieën:
- 3.6.1.Apparatuur
Aangekochte of gehuurde uitrustingsstukken die rechtstreeks in verband kunnen worden gebracht met het project, mogen als directe kosten in rekening worden gebracht. De in aanmerking komende kosten voor gehuurde uitrusting mogen niet meer bedragen dan de in aanmerking komende kosten voor de aankoop ervan.
- 3.6.2.Personeel
In rekening mag worden gebracht het reële aantal uren dat door wetenschappers, academici en technisch personeel en door het eigen personeel van de contractant aan het project, is besteed. Voor bijkomende personeelskosten, bv. studiebeurzen, is de voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de Commissie vereist. Alle aangerekende werkuren moeten worden geregistreerd en gecertificeerd.
- 3.6.3.Exploitatiekosten
De exploitatiekosten die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van het project, omvatten uitsluitend de kosten van:
- a)
de gebruikte grondstoffen;
- b)
kleine benodigdheden voor regelmatig gebruik;
- c)
gebruik van verbruiksgoederen;
- d)
energie;
- e)
onderhoud of herstelling van uitrusting;
- f)
vervoer van uitrusting of producten;
- g)
aanpassing van de bestaande uitrusting;
- h)
informatica;
- i)
huur van materieel;
- j)
diverse analyses;
- k)
bijzondere onderzoekingen en proeven;
- l)
bijstand door derden;
- m)
reis- en verblijfskosten.
- 3.6.4.Indirecte kosten
Alle andere mogelijke uitgaven (‘overheadkosten’ of ‘overhead’) in verband met het project die in de voormelde categorieën niet specifiek worden genoemd, worden gedekt door een bedrag ineens van 30 % van de in punt 3.6.2 bedoelde in aanmerking komende personeelskosten.
3.7. Technische rapportage
Voor onderzoeks-, proef- en demonstratieprojecten als omschreven in punt 1.5 moet(en) de contractant(en) om de zes maanden een verslag opstellen. Deze rapporten dienen de gemaakte technische vooruitgang te documenteren. Na voltooiing van de werkzaamheden moet een eindrapport met de beoordeling van de exploitatie en het effect worden verstrekt. Dit rapport wordt door de Commissie volledig of in samengevatte vorm gepubliceerd afhankelijk van de strategische relevantie van het project. De beslissing hierover wordt door de Commissie genomen na eventueel overleg met de betrokken adviesgroep. In voorkomend geval zijn eindrapporten over begeleidende maatregelen en over ondersteunende en voorbereidende activiteiten vereist en worden deze gepubliceerd.
4. Jaarljkse overzichten, voortgangscontrole en beoordeling van het programma
De Commissie geeft jaarlijks een overzicht van de programma-activiteiten en de stand van de OTO-werkzaamheden. Het rapport met het jaarlijkse overzicht wordt aan het Comité toegezonden.
Er wordt een voortgangscontrole van het programma uitgevoerd, inclusief een beoordeling van de verwachte voordelen. Eind 2006, en vervolgens om de vijf jaar, wordt een voortgangsrapport uitgebracht. De rapporten worden toegezonden aan het Europees Parlement, de Raad, het Comité en de Adviesgroepen.
Bij de voltooiing van de projecten die gefinancierd worden telkens gedurende een periode van vijf jaar (de eerste periode eind 2008), wordt een beoordeling van het programma gemaakt. Hierbij moeten ook de voordelen van het OTO voor de samenleving en de betrokken sectoren worden beoordeeld. Het beoordelingsrapport wordt gepubliceerd.
De Commissie belast zich met de taakomschrijving voor de voortgangscontrole en de beoordeling; zij wordt bijgestaan door het Comité. Zowel de voortgangscontrole als de beoordeling worden uitgevoerd door panels van hooggekwalificeerde deskundigen die door de Commissie worden aangesteld.
5. Overgangsclausule
De Commissie neemt passende maatregelen om te zorgen voor een vloeiende overgang van de OTO-programma's van de EGKS naar het programma. De EGKS-contracten die nog lopen na het verstrijken van het EGKS-Verdrag, worden door de Commissie beheerd overeenkomstig de desbetreffende contractuele verplichtingen, waarbij ernaar gestreefd wordt het beheer van de EGKS- en de programmacontracten met elkaar in overeenstemming te brengen.
Aanhangsel A. Onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal
Definitie van de begrippen ‘kolen’ en ‘staal’
1. Kolen
- a)
Steenkool
- b)
Geperste steenkool
- c)
Cokes en halfcokes van steenkool
- d)
Bruinkool
- e)
Bruinkoolbriketten
- f)
Cokes en halfcokes van bruinkool
- g)
Olieschalie
De term ‘steenkool’ omvat de hoogwaardige kolen en minder hoogwaardige ‘A’-kolen (of subbitumineuze kolen) van het ‘Internationale codificatiesysteem voor kolen’ van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties. De term ‘bruinkool’ omvat de minderwaardige ‘C’-kolen (of ortholigniet) en de minderwaardige ‘B’-kolen (of metaligniet) van dezelfde classificatie. Het programma fungeert, met betrekking tot bruinkool die niet dient voor het maken van briketten en halfcokes, alleen voor de omzetting ervan in elektriciteit of gecombineerde warmte/kracht.
2. Ijzer en staal
- a)
Grondstoffen voor de productie van ruwijzer en staal, zoals ijzererts, sponsijzer en ijzerhoudend schroot
- b)
Ruwijzer (inclusief vloeibaar ruwijzer) en ferrolegeringen
- c)
Ruwe producten en halffabrikaten van ijzer, van gewoon staal of van speciaal staal (met inbegrip van producten bestemd voor hergebruik en herwalsing), zoals continu of anders gegoten vloeibaar staal en halffabrikaten, zoals bloemen, knuppels, staven, plakken en band
- d)
Warmgewalste walserijproducten van ijzer, van gewoon staal en van speciaal staal (al dan niet oppervlaktebeklede producten, exclusief stalen gietstukken smeedstukken en poedermetallurgische producten), zoals rails, damwandstaal, constructievormen, staven, walsdraad, platen, strips en band, en rond en vierkant staafmateriaal voor buizen
- e)
Walserijproducten van ijzer, van gewoon staal of van speciaal staal (al dan niet oppervlaktebekleed), zoals koudgewalst(e) band en platen, en elektroplaten
- f)
Producten van de eerste-faseverwerking van staal die de concurrentiepositie van bovengenoemde staalproducten kunnen verbeteren, zoals buisproducten, getrokken en blanke producten, koudgewalste en koudgeprofileerde producten.
Aanhangsel B. Onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal
Wetenschappelijk-technische en sociaal-economische prioriteiten OTO kolen
Onderzoek en technische ontwikkeling zijn een belangrijk instrument ter ondersteuning van de communautaire energiedoelstellingen met betrekking tot de voorziening, concurrerende en milieuvriendelijke omzetting en het gebruik van kolen in de Gemeenschap. Bovendien betekent de toenemende internationale dimensie van de kolenmarkt en de mondiale schaal van de problemen waarmee deze te maken heeft, dat de Europese Unie een leidende rol moeten spelen bij het aangaan van uitdagingen die samenhangen met moderne technieken, veiligheid in mijnen en bescherming van het milieu op wereldniveau, waarbij zij moet zorgen voor de overdracht van knowhow die nodig is voor verdere technologische vooruitgang, alsmede betere arbeidsvoorwaarden (gezondheid en veiligheid) en milieubescherming. De prioriteiten worden hieronder uiteengezet in de punten 1 tot en met 4, maar deze volgorde is geen rangorde.
1. Verbetering van de concurrentiepositie van de communautaire kolen
Doel is het terugdringen van de totale productiekosten van de mijnen, verbetering van de kwaliteit van de producten of vermindering van de kosten van het gebruik van kolen. De onderzoeksprojecten behelzen de volledige productieketen van kolen:
- —
moderne exploratietechnieken voor kolenlagen;
- —
geïntegreerde mijnplanning;
- —
hoogefficiënte, grotendeels geautomatiseerde mijngang- en winningstechnologieën die zijn afgestemd op de bijzondere geologie van Europese steenkoollagen;
- —
adequate ondersteunende technologieën;
- —
vervoersystemen;
- —
elektriciteitsvoorziening, communicatie en informatie, transmissie, bewakings- en procesbesturingssystemen;
- —
koolvoorbereidingstechnieken, gericht op de behoeften van de gebruikersmarkten;
- —
omzetting van kolen;
- —
verbranding van kolen.
Onderzoeksprojecten zijn ook gericht op wetenschappelijke en technologische vooruitgang, die moet leiden tot een beter inzicht in het gedrag en de beheersing van kolenlagen met betrekking tot rotsdruk, gasemissies, explosiegevaar, verluchting en alle andere factoren die de mijnbouw beïnvloeden. Onderzoeksprojecten met deze doelstellingen moeten uitzicht bieden op resultaten die op korte tot middellange termijn toepasselijk zijn op een aanzienlijk deel van communautaire productie.
De voorkeur wordt gegeven aan projecten die ten minste een van de volgende doelstellingen bevorderen:
- a)
integratie van individuele technieken in systemen en methoden en ontwikkeling van geïntegreerde winningsmethoden;
- b)
aanzienlijke vermindering van productiekosten;
- c)
voordelen op het gebied van mijnveiligheid en milieu.
2. Gezondheid en veiligheid in mijnen
De vermelde noodzakelijke ontwikkelingen moeten vergezeld gaan van adequate inspanningen op het gebied van mijnveiligheid, alsmede gasbeheersing, verluchting en airconditioning. Voorts maken de arbeidsomstandigheden onder de grond specifieke verbeteringen nodig op het gebied van beroepsgezondheid en veiligheidaspecten.
3. Efficiënte milieubescherming en beter gebruik van steenkool als bron van schone energie
Onderzoeksprojecten met deze doelstelling streven ernaar de effecten van mijnbouw en het gebruik van steenkool in de Gemeenschap op lucht, water en bodem zoveel mogelijk te beperken door middel van een geïntegreerde beheersstrategie inzake milieuverontreiniging. Gelet op een communautaire kolenindustrie die voortdurend wordt geherstructureerd, wordt het onderzoek ook afgestemd op het beperken van de milieueffecten van voor sluiting bestemde ondergrondse mijnen.
De voorkeur wordt gegeven aan projecten die het volgende bevorderen:
- a)
vermindering van de emissie van broeikasgassen, in het bijzonder methaan, uit kolenlagen;
- b)
terugkeer naar de mijn van mijnbouwafval, vliegas en ontzwavelingsproducten, indien nodig samen met andere vormen van afval;
- c)
sanering van afvalhopen en industrieel gebruik van residu's van de productie en het gebruik van kolen;
- d)
bescherming van het grondwater en zuivering van mijnafvalwater;
- e)
vermindering van de milieueffecten van installaties die hoofdzakelijk communautaire steen- en bruinkool gebruiken;
- f)
bescherming van oppervlakte-installaties tegen de gevolgen van verzakkingen op korte en lange termijn;
- g)
vermindering van emissies door het gebruik van kolen.
4. Beheer van de afhankelijkheid van externe energievoorziening
Onderzoeksprojecten met deze doelstelling hebben betrekking op de vooruitzichten voor energievoorziening op de lange termijn en betreffen de valorisering, in economisch, energie- en milieuopzicht, van kolenvoorraden die met conventionele mijnbouwtechnieken niet economisch kunnen worden ontgonnen. Tot de projecten behoren studies, het uitstippelen van strategieën, fundamenteel en toegepast onderzoek en het uittesten van innovatieve technieken, die uitzicht bieden op de valorisering van communautaire kolenvoorraden.
De voorkeur wordt gegeven aan projecten waarbij complementaire technieken worden geïntegreerd, zoals adsorptie van methaan of kooldioxide, methaanextractie van kolenlagen, ondergrondse steenkoolvergassing, enz.
Aanhangsel C. Onderzoeksprogramma van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal
Wetenschappelijk-technische en sociaal-economische prioriteiten OTO staal
Met als algemeen doel het concurrentievermogen te verhogen en bij te dragen tot duurzame ontwikkeling, ligt de hoofdklemtoon van het OTO op de ontwikkeling van nieuwe of betere technologieën voor een economische, schone en veilige productie van staal en staalproducten, gekenmerkt door gestaag toenemende prestaties, geschiktheid voor gebruik, tevredenheid van de klant, langere levensduur, gemakkelijke terugwinning en recycling. De prioriteiten worden hieronder uiteengezet in de punten 1 tot en met 3, maar de volgorde is geen rangorde.
1. Nieuwe en betere technieken voor staalfabricage en afwerking
OTO op dit gebied moet streven naar een verbetering van de staalproductieprocédés om de kwaliteit van de producten en de productiviteit te verhogen. De vermindering van emissies, energieverbruik en milieueffecten, alsmede een beter gebruik van grondstoffen en het behoud van hulpbronnen, moeten een integraal deel van de ontwikkelingen vormen. De onderzoeksprojecten moeten de volgende gebieden bestrijken:
- —
nieuwe en verbeterde procédés voor ijzerertsreductie;
- —
procédés en bewerkingen voor ijzerproductie;
- —
procédés van vlamboogovens;
- —
procédés voor staalfabricage;
- —
secundaire metallurgische technieken;
- —
continugieten en ‘near net shape’-giettechnieken met en zonder warme verbinding;
- —
wals-, afwerkings- en oppervlaktebekledingstechnieken;
- —
warm- en koudwalstechnieken, beits- en afwerkingsprocédés;
- —
procesinstrumentatie, -besturing en -automatisering;
- —
onderhoud en betrouwbaarheid van productiebanden.
2. OTO en gebruik van staal
OTO in verband met het gebruik van staal is essentieel om tegemoet te kunnen komen aan de toekomstige eisen van staalgebruikers en nieuwe marktkansen te scheppen. De onderzoeksprojecten moeten de volgende gebieden bestrijken:
- —
nieuwe staalsoorten voor veeleisende toepassingen;
- —
staaleigenschappen met bepaalde mechanische eigenschappen bij lage en hoge temperaturen, zoals sterkte en taaiheid, moeheid, slijtage, kruipen, corrosie en breukvastheid;
- —
verlenging van de levensduur, in het bijzonder door verbetering van de warmte- en corrosievastheid van staal en staalconstructies;
- —
staal met composieten en sandwichconstructies;
- —
voorspellende simulatiemodellen van microstructuren en mechanische eigenschappen;
- —
methoden voor veiligheid en ontwerp van constructies, in het bijzonder met betrekking tot brand en aardbevingen;
- —
technologieën met betrekking tot vormen, lassen en verbinden van staal en andere materialen;
- —
normalisatie van test- en evaluatiemethoden.
3. Behoud van hulpbronnen en verbetering van arbeidsomstandigheden
Bij zowel de productie als het gebruik van staal moeten het behoud van hulpbronnen, de bescherming van het ecosysteem en veiligheidskwesties een integraal deel van het OTO-werk vormen. De onderzoeksprojecten moeten de volgende gebieden bestrijken:
- —
technieken voor de recycling van oud staal uit verschillende bronnen en de classificatie van staalschroot;
- —
staalsoorten en ontwerp van geassembleerde constructies, die een gemakkelijke terugwinning van staalschroot en de omzetting daarvan in bruikbaar staal bevorderen;
- —
bewaking en bescherming van het milieu op en rond de werkplek;
- —
sanering van staalfabrieken;
- —
verbetering van arbeidsomstandigheden en kwaliteit van het bestaan op de werkplek;
- —
ergonomische methoden;
- —
gezondheid en veiligheid op het werk;
- —
vermindering van blootstelling aan emissies op het werk.
Voetnoten
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.