Hof Arnhem, 10-11-2008, nr. 24-001402-08
ECLI:NL:GHARN:2008:BG4227
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
10-11-2008
- Zaaknummer
24-001402-08
- LJN
BG4227
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2008:BG4227, Uitspraak, Hof Arnhem, 10‑11‑2008; (Hoger beroep)
Uitspraak 10‑11‑2008
Inhoudsindicatie
Gelet op de hierboven onder bewijsmiddel 1 opgenomen verklaring van de verdachte, is het hof van oordeel dat de verdachte zich op 21 april 2004 in de hoedanigheid van reiziger op het NS-station te [plaats b] bevond. Hieraan kan - anders dan de raadsman ter terechtzitting van 27 oktober 2008 heeft aangevoerd - niet afdoen de omstandigheid dat de verdachte door een conducteur de toegang tot een trein was geweigerd. Uit de verklaring van de verdachte blijkt immers enkel dat hem de toegang was geweigerd tot de trein richting [plaats c]. Uit die verklaring, noch uit enig ander stuk blijkt dat de verdachte door een conducteur (tevens) de toegang is geweigerd tot de trein richting [plaats a]. Evenmin kan hier aan afdoen de omstandigheid of verdachte al dan niet in het bezit was van een geldig vervoersbewijs. Ook anderszins is niet gebleken of aannemelijk gemaakt of geworden dat verdachte niet als reiziger dient te worden aangemerkt.
Partij(en)
parketnummer: 24-001402-08
parketnummer eerste aanleg: 07-400749-04
Arrest van 10 november 2008 van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1975] te [geboorteplaats],
thans uit anderen hoofde verblijvende in de penitentiaire inrichting Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos te Heerhugowaard,
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van de verdachte, mr. T. de Bont, advocaat te Amsterdam.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 15 april 2008 het arrest van dit gerechtshof van 16 augustus 2006 vernietigd. Het arrest van het hof was gewezen in hoger beroep van een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 9 september 2005. De Hoge Raad heeft de zaak naar dit hof teruggewezen om, met inachtneming van zijn arrest, op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van de verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 27 oktober 2008, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte schuldig verklaart zonder oplegging van straf of maatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 april 2004 te gemeente [gemeente] opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 73 Wet personenvervoer 2000, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door [verbalisant 1], [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3], respectievelijk brigadier en hoofdagent van het Korps Landelijke Politiediensten, die was/waren belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die was/waren belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze politieambtenaren hem had(den) bevolen, althans van hem hadden gevorderd zich uit of van het station van Nederlandse Spoorwegen te verwijderen, geen gevolg gegeven aan dit bevel of die vordering.
Overweging met betrekking tot het bewijs en bewezenverklaring
Het hof heeft met betrekking tot het bewijs van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
- 1.
Een proces-verbaal van verhoor, nr. PL04MI/04-046971 van 22 april 2004, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3], hoofdagent van het Korps Landelijke Politiediensten, opgenomen op pagina 7 van een dossier, nr. PL26 S0/04-001207 van 2 augustus 2004 van het Korps Landelijke Politiediensten, Dienst Spoorwegpolitie, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -
als verklaring van de verdachte, afgelegd op 22 april 2004:
Op 21 april 2004 ben ik per trein vanuit [plaats a] naar [plaats b] gereisd en was ik op het station in [plaats b]. Ik stond bij de trein die naar [plaats c] gaat en ik hielp mijn ex-vrouw met het inladen van haar fiets. Toen ik dat deed, zag ik dat er drie conducteurs kwamen. Ik hoorde dat de conducteurs tegen mij zeiden: "Er uit". Ik ben vervolgens uit de trein gestapt.
Ik zag dat er twee politie-agenten aan kwamen lopen en ik hoorde dat de agenten tegen mij zeiden dat ik het station moest verlaten. Ik verliet het station niet. Ik zei dat ik met de trein naar [plaats a] wilde. Ik hoorde dat ze zeiden dat ik het station moest verlaten. Inmiddels stond ik nog op het station. Ik zag dat de twee agenten weer terug kwamen. Ik werd meegenomen naar het politiebureau.
- 2.
Een proces-verbaal van aanhouding, nr. PL26S0/04-026104 van 21 april 2004, op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 2], hoofdagent van de regiopolitie [gemeente], en [verbalisant 1], brigadier van de regiopolitie [gemeente], opgenomen op pagina 6 van het hierboven genoemde dossier, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven -
als relatering van de verbalisanten:
Verdachte: [verdachte].
Woonplaats: [woonplaats].
Datum: 21 april 2004.
Locatie: station [plaats b] van de Nederlandse Spoorwegen.
Naar aanleiding van een assistentie-aanvraag (ter zake) van een lastige reiziger (hebben wij) de man (het hof begrijpt: [verdachte]) een aanwijzing gegeven in het belang van de orde, rust en veiligheid het station te verlaten tot einde reizigersdienst. We hebben de man buiten het station gebracht. Na enige minuten was de man weer op het station. We hebben de man weer buiten het station gebracht. Na ongeveer vijf minuten bleek dat de man weer op het station was. Aan de man is een sommatie gedaan het station te verlaten, waar hij niet aan wilde voldoen.
Gelet op de hierboven onder bewijsmiddel 1 opgenomen verklaring van de verdachte, is het hof van oordeel dat de verdachte zich op 21 april 2004 in de hoedanigheid van reiziger op het NS-station te [plaats b] bevond. Hieraan kan - anders dan de raadsman ter terechtzitting van 27 oktober 2008 heeft aangevoerd - niet afdoen de omstandigheid dat de verdachte door een conducteur de toegang tot een trein was geweigerd. Uit de verklaring van de verdachte blijkt immers enkel dat hem de toegang was geweigerd tot de trein richting [plaats c]. Uit die verklaring, noch uit enig ander stuk blijkt dat de verdachte door een conducteur (tevens) de toegang is geweigerd tot de trein richting [plaats a]. Evenmin kan hier aan afdoen de omstandigheid of verdachte al dan niet in het bezit was van een geldig vervoersbewijs. Ook anderszins is niet gebleken of aannemelijk gemaakt of geworden dat verdachte niet als reiziger dient te worden aangemerkt.
Nu de verdachte op 21 april 2004 zich als reiziger op het station bevond, zijn de betreffende bepalingen van de Wet personenvervoer 2000 (hierna: WPV) van toepassing.
In hoofdstuk IV van de WPV met als opschrift Bepalingen voor de reiziger, zijn onder meer de navolgende bepalingen opgenomen.
Artikel 72 (oud) WPV bepaalt dat het verboden is gebruik te maken van het openbaar vervoer en de daartoe behorende voorzieningen op zodanige wijze dat orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang wordt of kan worden verstoord.
Artikel 73 (oud) WPV bepaalt dat een ieder die kennelijk gebruik wenst te maken van het openbaar vervoer of de daartoe behorende voorzieningen, verplicht is de aanwijzingen betreffende de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang op te volgen, die door of vanwege de vervoerder die openbaar vervoer verricht, duidelijk kenbaar zijn gemaakt.
Artikel 74 lid 1, sub b WPV bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels kunnen worden gesteld over de wijze waarop de in artikel 73 bedoelde aanwijzingen onder meer (cursivering hof) kunnen worden gegeven.
De in artikel 74 lid 1, sub b WPV bedoelde nadere regels zijn uitgewerkt in het Besluit personenvervoer 2000.
In artikel 53 van dit besluit is bepaald dat onder aanwijzingen betreffende orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang mede (cursivering hof) wordt verstaan de door of vanwege de vervoerder kenbaar gemaakte aanduidingen in beeld of geschrift.
Genoemde bepalingen geven, mede gelet op het gecursiveerde tekstdeel, alsmede gelet op doel en strekking van die bepalingen, de in de tenlastelegging genoemde verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ruimte voor het geven van een mondelinge aanwijzing die bestond uit de - naar zijn aard en gevolgen beperkte - vordering van de verbalisanten aan de verdachte om het station te verlaten tot einde reizigersdienst.
De verbalisanten, optredende naar aanleiding van een aanvraag tot assistentie, waren ex de artikelen 83 (oud) en 87 lid 2 (oud) WPV juncto artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering bevoegd tot het geven van een dergelijke mondelinge vordering.
Het hof acht aldus wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
hij op 21 april 2004 te [gemeente] opzettelijk niet heeft voldaan aan een vordering, krachtens artikel 73 Wet Personenvervoer 2000 gedaan door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], respectievelijk brigadier en hoofdagent, die waren belast met de uitoefening van enig toezicht en/of die waren belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat deze politieambtenaren van hem hadden gevorderd zich uit of van het station van Nederlandse Spoorwegen te verwijderen, geen gevolg gegeven aan die vordering.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Bij de bepaling van de in deze zaak geëigende strafrechtelijke afdoening heeft het hof gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft, door niet aan de vordering te voldoen, het gezag van de opsporingsambtenaren die de vordering hebben gedaan, aangetast. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan een strafbaar feit waarvoor hij ook strafbaar is.
Het hof ziet - als door de advocaat-generaal gevorderd - aanleiding over te gaan tot toepassing van schuldigverklaring zonder oplegging van straf.
Het hof overweegt hiertoe dat, gelet op het tijdsverloop van ruim viereneenhalf jaar tussen de pleegdatum en de afdoening van de zaak door het hof op 10 november 2008, welk ruim tijdsverloop niet aan oncoöperatief handelen van de verdachte te wijten is geweest, alsmede gelet op de betrekkelijk geringe ernst van het bewezen verklaarde feit, geoordeeld moet worden dat strafoplegging thans geen redelijk doel meer dient.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 9a en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat aan [verdachte] geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier.