Hof Den Haag, 06-08-2019, nr. 22-004108-18
ECLI:NL:GHDHA:2019:2102
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
06-08-2019
- Zaaknummer
22-004108-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2019:2102, Uitspraak, Hof Den Haag, 06‑08‑2019; (Hoger beroep)
Uitspraak 06‑08‑2019
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat zijn toenmalige vrouw en de moeder van zijn destijds zes respectievelijk drie jaar oude dochters te kampen had met psychische klachten en dat hij zich zorgen maakte dat zij hun kinderen niet (altijd) de zorg bood die van een moeder verwacht mag worden. Op enig moment heeft de verdachte bij zijn oudste dochter verwondingen op het lichaam gezien die er op duidden dat zij door haar moeder was gebrandmerkt met een hete vork. Na die ontdekking heeft de verdachte in zijn rol als vader van dat jonge meisje naar het oordeel van het hof onvoldoende adequaat gereageerd. Hij heeft nagelaten contact te zoeken met hulpverlenende instanties en heeft geen medische zorg geboden of ingeroepen. Het hof veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 140 uren, subsidiair 70 dagen hechtenis.
Rolnummer: 22-004108-18
Parketnummer: 10-115504-18
Datum uitspraak: 6 augustus 2019
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 15 oktober 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Opper-Volta)
op [geboortejaar] 1983,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 23 juli 2019.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
hij, in of omstreeks de maand december 2016 en/of in of omstreeks de periode van 1 december 2016, althans van 1 augustus 2017 tot en met 8 september 2017, te Schiedam, althans in Nederland,
opzettelijk als vader van [slachtoffer] (geboren op [geboortejaar] 2011), tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij (als haar vader) krachtens wet of overeenkomst verplicht was,
die [slachtoffer] meermalen (telkens) in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten,
immers, heeft hij, verdachte, terwijl hij op de hoogte was van de (zware) mishandeling van die [slachtoffer]:
- nagelaten hulpverlenende instanties (o.a. de politie en/of Veilig Thuis en/of de Raad voor de Kinderbescherming) adequaat en tijdig te informeren over de (zware) mishandeling van die [slachtoffer] en/of
- nagelaten passende medische zorg te bieden en/of in te roepen, terwijl hij verdachte op de hoogte was van het ontstane letsel, te weten brandwonden en/of
- onvoldoende inspanningen heeft verricht om die [slachtoffer] uit voornoemde situatie te halen, althans om te voorkomen dat die [slachtoffer] nogmaals (zwaar) werd mishandeld,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en/of is toegebracht, te weten (een) blijvend(e) litteken(s) op het gezicht, de buik, de rug en/of de benen, althans het lichaam.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, waarvan 60 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en het bijbehorende aantal dagen vervangende hechtenis.
Beoordeling van het vonnis
Reeds gegeven het feit dat in hoger beroep de tenlastelegging is gewijzigd, kan het vonnis waarvan beroep niet in stand blijven.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, in of omstreeks de maand december 2016 en/of in of omstreeks de periode van 1 december 2016, althans van 1 augustus 2017 tot en met 8 september 2017, te Schiedam, althans in Nederland,
opzettelijk als vader van [slachtoffer] (geboren op [geboortejaar] 2011), tot wiens onderhoud, verpleging of en verzorging hij (als haar vader) krachtens wet of overeenkomst verplicht was,
die [slachtoffer] meermalen (telkens) in een hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten,
immers, heeft hij, verdachte, terwijl hij op de hoogte was van de (zware) mishandeling van die [slachtoffer]:
- nagelaten hulpverlenende instanties (o.a. de politie en/of Veilig Thuis en/of de Raad voor de Kinderbescherming) adequaat en tijdig te informeren over de (zware) mishandeling van die [slachtoffer] en/of
- nagelaten passende medische zorg te bieden en/of in te roepen, terwijl hij verdachte op de hoogte was van het ontstane letsel, te weten brandwonden en/of
- onvoldoende inspanningen heeft verricht om die [slachtoffer] uit voornoemde situatie te halen, althans om te voorkomen dat die [slachtoffer] nogmaals (zwaar) werd mishandeld,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen en/of is toegebracht, te weten (een) blijvend(e) litteken(s) op het gezicht, de buik, en de rug en/of de benen, althans het lichaam.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, of verzorging hij krachtens wet verplicht is, in een hulpeloze toestand laten, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat zijn toenmalige vrouw en de moeder van zijn destijds zes respectievelijk drie jaar oude dochters te kampen had met psychische klachten en dat hij zich zorgen maakte dat zij hun kinderen niet (altijd) de zorg bood die van een moeder verwacht mag worden. Op enig moment heeft de verdachte bij zijn oudste dochter verwondingen op het lichaam gezien die er op duidden dat zij door haar moeder was gebrandmerkt met een hete vork. Na die ontdekking heeft de verdachte in zijn rol als vader van dat jonge meisje naar het oordeel van het hof onvoldoende adequaat gereageerd. Hij heeft nagelaten contact te zoeken met hulpverlenende instanties en heeft geen medische zorg geboden of ingeroepen. Blijkens het verslag van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond d.d. 12 juni 2019 zijn de littekens in het gezicht en op het lichaam van de dochter van de verdachte nog steeds zichtbaar.
Het hof stelt nadrukkelijk voorop dat het bewezenverklaarde feit een ernstig feit betreft. De verdachte had als vader beter voor zijn dochter moeten zorgen toen hij de brandmerken op haar lichaam zag. Dit geldt te meer, nu de dochter gelet op haar jonge leeftijd absoluut niet in staat geacht kon worden zelf hulp in te schakelen. Blijkens de zich in het dossier bevindende stukken zijn de lichamelijke, maar met name ook de psychische gevolgen voor de dochter groot.
Het hof heeft in strafmatigende zin acht geslagen op die omstandigheid dat het er thans naar uit ziet dat de verdachte het gezag over zijn twee dochters langdurig kwijt is en dat zij zullen opgroeien in een pleeggezin. Die wetenschap vormt een straf op zich. Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep inzicht getoond in de ernst van de situatie en zijn nalatig gedrag; hij weet dat hij tekort is geschoten in zijn ouderlijke rol. De verdachte heeft verklaard zich te realiseren dat zijn kinderen getraumatiseerd zijn en dat hij het welzijn van zijn kinderen voorop stelt. Deze verklaring vindt steun in die omstandigheid dat de verdachte zijn kinderen regelmatig bezoekt en samen met hen in therapie is.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 juli 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 140 (honderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 70 (zeventig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 (veertig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman,
mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen en mr. T.J. Sleeswijk Visser, in bijzijn van de griffier mr. M.T. Sluis.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 augustus 2019.
Mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.