Hof Arnhem, 13-04-2010, nr. 200.026.090
ECLI:NL:GHARN:2010:BM2027
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
13-04-2010
- Zaaknummer
200.026.090
- LJN
BM2027
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2010:BM2027, Uitspraak, Hof Arnhem, 13‑04‑2010; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2011:BP9998
Cassatie: ECLI:NL:HR:2011:BP9998, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 13‑04‑2010
Inhoudsindicatie
Deskundigenrapport in ouderschapsonderzoek
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.026.090
(zaaknummer rechtbank 96337 / FA RK 08-1046)
beschikking van de familiekamer van 13 april 2010
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen "de vader",
advocaat: voorheen mr. G.H. Hoekman te Almelo, thans mr. A. Gerards te Delden, gemeente Hof van Twente,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep, verder te noemen "de moeder",
advocaat: mr. T.J.H. Zwiers te Hengelo (O).
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1
Het hof heeft op 28 juli 2009 een tussenbeschikking gegeven, waarin een ouderschapsonderzoek is gelast en dhr. De Grijs is benoemd als deskundige.
1.2
Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:
- -
op 22 december 2009 brieven met bijlagen van dhr. De Grijs van 21 december 2009 betreffende de voortgang van het ouderschapsonderzoek;
- -
op 6 januari 2010 een brief van dhr. De Grijs van 5 januari 2010 met als bijlage het deskundigenbericht van 5 januari 2010;
- -
op 11 januari 2010 een brief van dhr. De Grijs van 8 januari 2010;
- -
op 18 januari 2010 een brief met bijlagen van dhr. De Grijs van 15 januari 2010;
- -
op 12 maart 2010 een brief met bijlagen van mr. Gerards van 11 maart 2010;
- -
op 17 maart 2010 een brief met bijlage van mr. Zwiers van 17 maart 2010.
1.3
Op 23 maart 2010 is de mondelinge behandeling voortgezet. Partijen zijn in persoon verschenen, ieder bijgestaan door haar advocaat. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) is J.J. de Vries verschenen. De behandeling van de zaak heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de mondelinge behandeling van de zaak met nummer 200.059.261.
2. De motivering van de beslissing
2.1
Het hof neemt over en blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de tussenbeschikking van 28 juli 2009, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de vader verzocht het deskundigenrapport van dhr. De Grijs van 5 januari 2010 bij de beslissing buiten beschouwing te laten. In zijn schriftelijke reactie op het rapport van 9 januari 2010 voert de vader aan dat dhr. De Grijs ten onrechte suggereert dat hij drs. in de psychologie is, terwijl hij pedagogie heeft gestudeerd. Weliswaar is dhr. De Grijs geen psycholoog, maar uit de door hem bij zijn brief van 21 december 2009 overgelegde bijlagen: het bewijs van het behalen van het doctoraal examen Pedagogische wetenschappen en het bewijs van het behalen van het examen ‘Master Advanced Mediation Practice’, blijkt naar het oordeel van het hof dat dhr. De Grijs voldoende deskundig is om het betreffende onderzoek te verrichten. Het hof overweegt dat de overige bezwaren die de vader heeft aangevoerd tegen de totstandkoming van het rapport aan de inhoud hiervan niets afdoen. Van belang is daarbij dat partijen blijkens het rapport en de daaropvolgende correspondentie in de gelegenheid zijn gesteld op het rapport te reageren, van welke mogelijkheid de vader bij voormelde brief van 9 januari 2010 gebruik heeft gemaakt. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om het deskundigenrapport van dhr. De Grijs van 5 januari 2010 bij de beslissing buiten beschouwing te laten en wijst dit verzoek van de vader af.
2.3
Op grond van artikel 1:253a BW kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken omvatten.
2.4
Het hof acht zich thans op grond van de stukken en de mondelinge behandeling voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen, zodat geen noodzaak bestaat om een nader onderzoek te gelasten.
2.5
Het hof acht de door de vader verzochte uitbreiding van de omgangsregeling met de donderdag niet in het belang van de kinderen. De vader voert aan dat de moeder op donderdag is gaan werken en dat de kinderen op die dag worden opgevangen door de ouders van de moeder, verder te noemen “de grootouders”. Hij stelt dat hij in het belang van de kinderen die dag de zorg voor hen op zich kan nemen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder verklaard dat zij haar werktijden op donderdag zodanig heeft aangepast dat zij de oudste zoon van partijen, [A], uit school kan halen. De grootouders passen op donderdag alleen op [B], de jongste zoon van partijen, totdat de moeder thuis komt van haar werk. Ook [B] zal in oktober van dit jaar naar school gaan, aldus de moeder. Het hof overweegt dat de moeder vanaf dat moment dus beide kinderen zelf uit school kan halen en dat de opvang door de grootouders op donderdag dan niet langer nodig is. Dit argument van de vader komt aldus op korte termijn te vervallen. Daarnaast overweegt het hof dat beide partijen tijdens de mondelinge behandeling hebben verklaard dat de thans geldende omgangsregeling zonder noemenswaardige problemen verloopt. De kinderen zijn ook gewend aan de bestaande regeling. Een wijziging van de omgangsregeling en de mogelijke spanningen die de extra contactmomenten tussen de ouders met zich kan brengen is dan ook niet in het belang van de kinderen. De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling ook geadviseerd de bestaande omgangsregeling tussen partijen te handhaven. Op grond van het voorgaande zal het hof het verzoek van de vader de bestaande omgangsregeling uit te breiden met de donderdag afwijzen.
2.6
Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen in afwijking van de geldende omgangsregeling overeengekomen dat de eindtijd van de omgang op dinsdag van 16.30 uur wordt gewijzigd in 17.00 uur. Het hof zal overeenkomstig deze afspraak van partijen beslissen.
3. De slotsom
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen en daarnaast de beschikking van 12 december 2007 en daarmee de aan die beschikking gehechte vaststellingsovereenkomst van 21 november 2007 te wijzigen als na te melden.
4. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Arnhem van 28 juli 2009;
wijzigt de beschikking van de rechtbank Arnhem van 12 december 2007 en daarmee de aan die beschikking gehechte vaststellingsovereenkomst die deel uitmaakt van die beschikking en verdeelt de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder aldus dat de kinderen bij de vader verblijven: de ene week van vrijdagmiddag 16.30 uur tot dinsdagmiddag 17.00 uur en de andere week van maandagmorgen 8.00 uur tot dinsdagmiddag 17.00 uur;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.W.P. van Gelder, M.A.J.S. de Vries Robbé - de Roy van Zuydewijn en A.E.F. Hillen, bijgestaan door mr. M. Tamminga als griffier, en is op 13 april 2010 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.