Rb. Oost-Brabant, 20-10-2020, nr. 01/993347-18
ECLI:NL:RBOBR:2020:5088
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
20-10-2020
- Zaaknummer
01/993347-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2020:5088, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 20‑10‑2020; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 20‑10‑2020
Inhoudsindicatie
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van valsheid in geschrift en het gebruik maken van valse geschriften. Verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf van 100 uur. De rechtbank is van oordeel dat het openbaar ministerie in het persbericht van 23 september 2020 niet de magistratelijkheid in acht heeft genomen die mag worden verwacht door verdachte over een kam te scheren met medeverdachte 1, terwijl de verdenkingen tegen verdachte een fractie vormde van de verdenkingen tegen medeverdachte 1. Naar het oordeel van de rechtbank levert dit echter niet op dat de onschuldpresumptie van verdachte of het beginsel van equality of arms is geschonden.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/993347-18
Datum uitspraak: 20 oktober 2020
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1958] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 22, 23 en 24 september 2020 en 6 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 30 juli 2020.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Zij, op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 november 2006 tot en met 12 oktober 2018 te Gorssel, in de gemeente Lochem en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen meermalen, althans eenmaal,
(telkens) een of meer geschrift(en) (overeenkomsten en/of verklaringen) die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- (Doc-001) een huur/gebruikersovereenkomst woning/ weiland tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dd. 1 januari 2006, en/of
- (Doc-002) een "Overeenkomst van Gebruik en Koop" tussen [bedrijf] , [stichting] en [medeverdachte 2] gedateerd 29 december 2010, en/of - (Doc-003) een verklaring van 19 februari 2016 waarin [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] aangeven dat de huur/gebruikersovereenkomst woning/weiland van 01 januari 2006, eind december 2005 door hen is opgesteld en ondertekend, en/of
- (Doc-010) een of meer (schriftelijke) verklaring(en) uit februari 2016 van
respectievelijk [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] waarin zij aangeven bij een bespreking te zijn geweest op 15 december 2010 met de heer [persoon 1]
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of heeft doen of laten opmaken en/of vervalsen immers heeft/hebben verdachte en/of haar medeverdachte(n) (telkens) in die overeenkomsten en/of verklaringen in strijd met de waarheid een of meer (valse) gegevens opgenomen/vermeld en
die overeenkomsten en die verklaringen gedateerd en ondertekend op een andere datum dan waarop de overeenkomsten in werkelijkheid is/zijn opgemaakt en/of ondertekend
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat (aldus ontstane) geschrift(en) telkens als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
en/of
(telkens) van een of meer van die valse en/of vervalste geschrift(en) (overeenkomsten en/of verklaringen) die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- (Doc-001) een huur/gebruikersovereenkomst woning/ weiland tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dd. 1 januari 2006, en/of
- (Doc-002) een "Overeenkomst van Gebruik en Koop" tussen [bedrijf] , [stichting] en [medeverdachte 2] gedateerd 29 december 2010, en/of - (Doc-003) een verklaring van 19 februari 2016 waarin [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] aangeven dat de huur/gebruikersovereenkomst woning/weiland van 01 januari 2006, eind december 2005 door hen is opgesteld en ondertekend, en/of
- (Doc-010) een of meer (schriftelijke) verklaring(en) uit februari 2016 van
respectievelijk [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] waarin zij aangeven bij een bespreking te zijn geweest op 15 december 2010 met de heer [persoon 1]
opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of opzettelijk voorhanden heeft gehad, als ware die/dat geschrift(en) echt en/of onvervalst en welk opzettelijk gebruik maken (telkens) bestond uit -het voegen in juridische procedures door verdachte en/of één of meer medeverdachte(n) en/of aan (één van) hen gelieerde bedrijven en/of
-het als bijlage voegen bij gedane aangiftes
terwijl verdachte en/of haar medeverdachte(n) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die/dat geschrift(en) bestemd was/waren voor het gebruik daarvan als waren die/dat geschrift(en) echt en onvervalst.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Bewijs
Inleiding.
Aan verdachte wordt medeplegen van valsheid in geschrift verweten en/of het gebruik maken van valse geschriften.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht alle feiten in de variant van het medeplegen wettig en overtuigend bewezen en heeft daartoe gronden aangevoerd in het schriftelijke requisitoir, met daarbij gevoegd een bewijsmiddelenoverzicht.
Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte is integrale vrijspraak bepleit om redenen die in de pleitnota zijn vermeld.
Het oordeel van de rechtbank.
Bewijsmiddelen.
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zijn opgenomen en uitgewerkt in een bewijsmiddelenbijlage (bijlage 1). Deze bewijsmiddelenbijlage maakt integraal onderdeel uit van dit vonnis.
Bewijsoverwegingen.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast en overweegt de rechtbank met betrekking tot het bewijs als volgt.
Zaaksdossier 2, de weilanddocumenten
(DOC-001, DOC-002, DOC-003 en DOC-010)
DOC-001
1. Is DOC-001 een vals of vervalst geschrift?
De rechtbank stelt vast dat DOC-001 een overeenkomst betreft tussen verdachte, haar echtgenoot [medeverdachte 1] en haar zoon medeverdachte [medeverdachte 2] De ingangsdatum van de overeenkomst is blijkens de tekst van de overeenkomst 1 januari 2006. De overeenkomst is een geschrift en heeft naar haar aard een bewijsbestemming.
Is DOC-001 gedateerd?
De datering van een overeenkomst is gewoonlijk af te leiden uit de datum die onderaan de overeenkomst wordt vermeld bij de handtekeningen. De rechtbank stelt in dit verband vast dat op die plaats in de overeenkomst geen datum staat vermeld. In en onderaan de overeenkomst wordt verwezen naar de bijlage met een situatieschets. Onderaan de bijlage staan de handtekeningen van voornoemde personen en de datum 1 januari 2006.
DOC-002 betreft eveneens een overeenkomst die door verdachte (namens [stichting] ), [medeverdachte 1] (namens [bedrijf] en [stichting] ) en [medeverdachte 2] is ondertekend. In deze overeenkomst wordt verwezen naar DOC-001. De tekst over DOC-001 luidt:
“(…) en rekening houdend met de huur/ gebruiksovereenkomst tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over de schuur/paardenstallen en andere faciliteiten die zijn gelegen op of rond het erf van [adres] . Deze huur en gebruiksovereenkomst gedateerd 1 januari 2006 zal onverminderd van kracht blijven (….)”.
Uit deze passage maakt de rechtbank op dat volgens verdachte en de andere ondertekenaars de overeenkomst DOC-001 is gedateerd 1 januari 2006. Dat is dus in lijn met de datum die op de ondertekende bijlage bij de overeenkomst staat vermeld.
Deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, rechtvaardigen de conclusie dat de handgeschreven datum “1 januari 2006” op de bijlage bij de overeenkomst heeft te gelden als de datering van die overeenkomst. Het bewijsverweer van de verdediging dat de overeenkomst niet is gedateerd, wordt dus verworpen.
Is DOC-001 vals of vervalst? Uit de bewijsmiddelen volgt dat DOC-001 is opgemaakt in lettertype Calibri. Uit de verklaring van de ontwerper van dit lettertype volgt dat dit lettertype pas in 2007 beschikbaar is geworden voor consumenten. De overeenkomst DOC-001 moet dus op een latere datum zijn opgemaakt dan 1 januari 2006. De overeenkomst heeft dus een datering die afwijkt van de datum waarop de overeenkomst in werkelijkheid is opgemaakt, zodat er sprake is van een valsheid.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 22 september 2020, dat de afspraken uit DOC-001 eind 2005 alleen mondeling zijn gemaakt en nadien medio 2007 schriftelijk zijn vastgelegd, laat de conclusie dat de overeenkomst een datering heeft die in strijd met de waarheid is, onverlet.
2. Wie heeft DOC-001 valselijk opgemaakt?
Partijen bij DOC-001 zijn verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en gedrieën hebben zij de overeenkomst ondertekend, ook onder de datum 1 januari 2006. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad geldt dat degene die een vals document ondertekent deze vals opmaakt.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van medeplegen tussen verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , omdat door het ondertekenen door hen alle drie sprake is van een gezamenlijke uitvoering.
3. Heeft verdachte gebruik gemaakt van DOC-001?
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte van DOC-001 gebruik heeft gemaakt door:
- dit document te voegen in de juridische procedure rondom het faillissement van [bedrijf] : het document is op 18 april 2014 door [persoon 2] namens [stichting] als bewijsstuk aan curator [persoon 3] toegezonden;
- dit document als vertegenwoordiger van [stichting] te voegen bij de aangifte tegen [persoon 1] bij brief van 22 februari 2016.
De rechtbank acht medeplegen van het gebruik maken van DOC-001 niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarvan vrijspreken.
DOC-002
De rechtbank spreekt verdachte vrij van hetgeen haar ten aanzien van DOC-002 ten laste is gelegd. De verwijzing in DOC-002 naar DOC-001 als “Deze huur en gebruiksovereenkomst gedateerd 1 januari 2006 (…)” is niet vals, omdat deze overeenkomst daadwerkelijk bestaat. Dat die overeenkomst een valsheid bevat, maakt dit niet anders.
De rechtbank hecht eraan op te merken dat zij voor het overige geen oordeel geeft over de inhoudelijke merites en rechtsgeldigheid van DOC-002.
DOC-003
1. Is DOC-003 een vals of vervalst geschrift?
De rechtbank stelt vast dat DOC-003 een schriftelijke ondertekende verklaring is van verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] De verklaring is een geschrift en heeft naar haar aard een bewijsbestemming.
Anders dan door de verdediging is betoogd, leest de rechtbank de verklaring zo dat de drie ondertekenaars ervan verklaren dat DOC-001 eind december 2005 is opgesteld en toen ook door hen is ondertekend.
Nu de rechtbank reeds hiervoor heeft vastgesteld dat DOC-001 niet voor 2007 kan zijn opgemaakt, is de rechtbank van oordeel dat genoemde verklaring vals is.
De verklaring van verdachte dat zij met DOC-003 bedoeld heeft te zeggen dat de afspraken uit DOC-001 feitelijk eind 2005 mondeling zijn overeengekomen en pas medio 2007 op schrift zijn gesteld, staat naar het oordeel van de rechtbank zover af van de letterlijke tekst van DOC-003, dat die verklaring ongeloofwaardig is.
2. Wie heeft DOC-003 valselijk opgemaakt?
DOC-003 is door verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ondertekend. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad geldt dat degene die een vals document ondertekent deze vals opmaakt.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van medeplegen door verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , omdat door het ondertekenen door hen alle drie sprake is van een gezamenlijke uitvoering.
3. Heeft verdachte gebruik gemaakt van DOC-003?
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte DOC-003 heeft gebruikt. Hiervoor ontbreekt bewijs. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
DOC-010
De rechtbank spreekt verdachte vrij van hetgeen haar ten aanzien van dit geschrift in de tenlastelegging wordt verweten. De rechtbank is van oordeel dat het gepresenteerde bewijs in de vorm van de verklaring van [persoon 1] en het onderzoek naar de agenda van [medeverdachte 1] geen sluitend bewijs oplevert voor de valsheid van dit geschrift.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
op verschillende tijdstippen in de periode van 30 november 2006 tot en met 22 februari 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,
telkens een geschrift (overeenkomst en verklaring) dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- (Doc-001) een huur/gebruikersovereenkomst woning/ weiland tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dd. 1 januari 2006, en
- (Doc-003) een verklaring van 19 februari 2016 waarin [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] aangeven dat de huur/gebruikersovereenkomst woning/weiland van 01 januari 2006, eind december 2005 door hen is opgesteld en ondertekend,
valselijk heeft opgemaakt,
immers hebben verdachte en haar medeverdachten in die overeenkomst en verklaring
in strijd met de waarheid valse gegevens opgenomen/vermeld en
die overeenkomst gedateerd en ondertekend op een andere datum dan waarop de overeenkomst in werkelijkheid is opgemaakt
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften telkens als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
en
van het valse geschriften (de overeenkomst) dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- (Doc-001) een huur/gebruikersovereenkomst woning/ weiland tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dd. 1 januari 2006, en
opzettelijk gebruik heeft gemaakt, als ware die geschriften echt en onvervalst en welk opzettelijk gebruik maken bestond uit -het voegen in een juridische procedure door verdachte
-het als bijlage voegen bij een gedane aangifte terwijl verdachte wist dat die geschriften bestemd waren voor het gebruik daarvan als ware die geschriften echt en onvervalst.
De strafbaarheid van de feiten.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft gevorderd de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Namens verdachte is aangevoerd dat de strafeis van de officier van justitie niet past bij de eigen richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de LOVS oriëntatiepunten inzake fraudedelicten noch bij straffen die door rechters in het land in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Door de verdediging is daarnaast verzocht rekening te houden met de leeftijd van verdachte en het blanco strafblad.
Tot slot heeft de verdediging de rechtbank verzocht zich in het vonnis nadrukkelijk uit te spreken over het in deze zaak gevoerde persbeleid van het Openbaar Ministerie als gevolg waarvan een grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van verdachte is veroorzaakt. Door het persbericht zijn de beginselen van een goede procesorde geschonden en is aan de onschuldpresumptie voorbij gegaan.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift en het gebruik maken van valse geschriften.
Door de valse opmaak van de huur/gebruikersovereenkomst woning/weiland en het gebruik van dit valse document door verdachte, is het vertrouwen dat gesteld moet worden in de authenticiteit van gedateerde en ondertekende documenten geschaad. Dat verdachte de valsheid nog eens heeft bekrachtigd in een latere schriftelijke verklaring en dat zij de overeenkomst daadwerkelijk heeft gebruikt, is dan ook bijzonder kwalijk. Dat valsheden als de onderhavige grote gevolgen kunnen hebben, blijkt wel uit de omstandigheid dat de overeenkomst onderwerp van discussie is geworden in een faillissementsprocedure.
De rechtbank bekijkt de bewezenverklaring ten aanzien van verdachte echter wel in perspectief. Het dossier Maruoka beschrijft vele geraffineerde en verstrekkende valsheden, waarvan verdachte geen enkel verwijt is gemaakt. De verwijten aan het adres van verdachte zijn – anders dan ten aanzien van haar echtgenoot – echter beperkt. Verdachte heeft tweemaal valsheid in geschifte gepleegd en heeft op verschillende momenten gebruik gemaakt van de valse overeenkomst; de rechtbank zal daar een passende straf voor opleggen.
De rechtbank houdt voorts rekening met het volgende. De rechtbank vindt dat het Openbaar Ministerie in het persbericht van 23 september 2020 niet de magistratelijkheid in acht heeft genomen die van het Openbaar Ministerie verwacht mag worden. Verdachte is over één kam geschoren met haar echtgenoot, terwijl de verdenkingen tegen verdachte een fractie waren van de verdenkingen tegen haar echtgenoot. Het persbericht kenmerkt zich door felle bewoordingen, ontleend aan het requisitoir dat de officier van justitie ter terechtzitting heeft gehouden. Dat dit bericht verdachte heeft geraakt, is voorstelbaar.
Anders dan de verdediging, komt de rechtbank niet tot de conclusie dat de onschuldpresumptie is geschonden. Het persbericht bevat een weergave van het standpunt dat de officier van justitie op de openbare terechtzitting heeft ingenomen en vermeldt ook dat de verdediging nog het woord zal voeren. Aan de verdachte is ook geen mediabeperking opgelegd. Het persbericht heeft er naar het oordeel van de rechtbank niet toe geleid dat er niet langer sprake was van een eerlijk proces.
De rechtbank houdt ten slotte rekening met de omstandigheid dat verdachte lijdt onder de situatie waarin haar familie zich thans bevindt en dat haar gezondheid te wensen overlaat.
Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak moet worden volstaan met een taakstraf. De rechtbank acht een taakstraf van 100 uren passend en geboden.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt en zij van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt haar daarvan vrij.
het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
opzettelijk gebruik maken van het valse geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst. verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf:
een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L.G.J.M. van Ekert, voorzitter,
mr. R. van den Munckhof en mr. H. Slaar, leden,
in tegenwoordigheid van mr. H.J.G. van der Sluijs, griffier,
en is uitgesproken op 20 oktober 2020.