Einde inhoudsopgave
Mijnbouwregeling
Artikel 1.3b.3
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
21-04-2023, Stcrt. 2023, 11690 (uitgifte: 25-04-2023, regelingnummer: WJZ/ 26266335)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-04-2023, Stcrt. 2023, 11690 (uitgifte: 25-04-2023, regelingnummer: WJZ/ 26266335)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Waterrecht (V)
Energierecht (V)
1.
Onverminderd artikel 29z, eerste lid, van het besluit bevat de aanvraag om instemming met de aanwijzing van de uitvoerder aardwarmte:
- a.
een beschrijving van de werkzaamheden waarvoor de uitvoerder aardwarmte wordt aangewezen;
- b.
een beschrijving van de organisatiestructuur van de uitvoerder aardwarmte en van de wijze waarop de uitvoerder aardwarmte voornemens is de feitelijke werkzaamheden ten behoeve van de opsporing of winning van aardwarmte te organiseren aan de hand van de taken en verantwoordelijkheden en de daarvoor benodigde technische kennis en capaciteiten;
- c.
een kopie van de opdrachtovereenkomst tussen de aanvrager van de startvergunning aardwarmte, de houder van de startvergunning aardwarmte of vervolgvergunning aardwarmte en de uitvoerder aardwarmte;
- d.
een kopie van de afspraken tussen de aanvrager van de startvergunning, de houder van de startvergunning aardwarmte of vervolgvergunning aardwarmte en de uitvoerder aardwarmte over het dragen van de kosten van de bij de opsporing of winning behorende aansprakelijkheden, indien deze zijn gemaakt;
- e.
de gegevens, opgenomen in bijlage 1a en bijlage 2a, eerste lid;
- f.
andere gegevens die de aanvrager heeft gebruikt bij de onderbouwing van de aanvraag.
2.
Indien de aanvrager van de startvergunning aardwarmte, de houder van de startvergunning aardwarmte of vervolgvergunning aardwarmte zichzelf aanwijst als uitvoerder aardwarmte, zijn het eerste lid, onderdelen c en d, niet van toepassing.