De kwalificatie houdt niet in of de diefstal is ‘voorafgegaan, vergezeld of gevolgd’ van geweld en bedreiging met geweld.
HR, 18-01-2011, nr. 09/03175
ECLI:NL:HR:2011:BO6154
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18-01-2011
- Zaaknummer
09/03175
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BO6154
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BO6154, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑01‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BO6154
ECLI:NL:PHR:2011:BO6154, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑11‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BO6154
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑01‑2011
Inhoudsindicatie
De klacht dat de bestreden uitspraak ten onrechte niet volgens de daaraan te stellen regels is aangetekend in het p.v. van de t.z. in h.b. alsmede dat ten onrechte is volstaan met een verkort p.v. van de t.z. is op de gronden als vermeld in de conclusie AG onder 3.3 tot en met 3.7 terecht voorgesteld.
18 januari 2011
Strafkamer
nr. 09/03175
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 15 juni 2009, nummer 23/001562-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de bestreden uitspraak ten onrechte niet volgens de daaraan te stellen regels is aangetekend in een proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep alsmede dat ten onrechte is volstaan met een verkort proces-verbaal van de terechtzitting.
2.2. Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.3 tot en met 3.7 is het middel terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 18 januari 2011.
Conclusie 23‑11‑2010
Mr. Machielse
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
De verdachte is door het Gerechtshof te Amsterdam bij arrest van 15 juni 2009 wegens ‘diefstal, van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij om het bezit van het gestolene te verzekeren’1. veroordeeld tot een geldboete van € 225,-, subsidiair 3 dagen hechtenis.
2.
De verdachte heeft cassatie ingesteld. Namens de verdachte heeft mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
3.1.
Het middel behelst de klacht dat het arrest van het Hof ten onrechte niet (volgens de daaraan te stellen eisen) is aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep en dat ten onrechte is volstaan met een verkort proces-verbaal van de terechtzitting.
3.2.
Bij de stukken van het geding bevindt zich een verkort proces-verbaal2. van de terechtzitting in hoger beroep van 15 juni 2009 en een stuk van 15 juni 2009 met de kop ‘Aantekening mondeling arrest’. Dit stuk is kennelijk een aantekening mondeling arrest als bedoeld art. 426, eerste lid, Sv.
3.3.
Blijkens de akte rechtsmiddel heeft de verdachte op 17 juni 2009 beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof van 15 juni 2009.
3.4.
Bij de stukken bevindt zich een brief van 4 augustus 2009 van de griffier van het Hof. Deze brief houdt onder meer in:
‘Op grond van artikel 427, tweede lid, sub b van het Wetboek van Strafvordering staat cassatie open, wanneer de opgelegde geldboete hoger is dan 250 euro. In onderhavige zaak (met parketnummer: 23-001562-07) is een geldboete van 225 euro opgelegd.
Het gerechtshof heeft de uitspraak opgenomen in een aantekening mondeling arrest. Nu verdachte, gezien het vorenstaande door uw Raad vermoedelijk in zijn beroep in cassatie niet ontvankelijk zal worden verklaard, volstaat het gerechtshof met inzending van deze aantekening mondeling arrest, in plaats van inzending van een aantekening mondeling arrest in het proces-verbaal van de terechtzitting. Voorts is volstaan met inzending van een verkort proces-verbaal.’
3.5.
Art. 426 (oud) Sv bepaalt, voor zover hier relevant:
- ‘1.
Behoudens artikel 425, vierde lid, en indien er schriftelijk arrest wordt gewezen, blijft het opmaken van een proces-verbaal van de terechtzitting achterwege en wordt de uitspraak binnen twee maal vier en twintig uur op een aan het dubbel van de dagvaarding te hechten stuk aangetekend. De aantekening wordt door de enkelvoudige kamer gewaarmerkt.
(…)
- 4.
Wordt alsnog aan artikel 425, vierde lid, onder b of c toepassing gegeven, dan komt de in het eerste lid bedoelde aantekening te vervallen. De griffier haalt alsdan de aantekening door.
(…)’
Art. 425, vierde lid, Sv (oud) luidt:
‘Het arrest wordt in het proces-verbaal van de terechtzitting aangetekend op de wijze door de Minister van Justitie te bepalen:
(…)
- c.
indien een gewoon rechtsmiddel tegen het arrest wordt aangewend;
(…)’
- ‘1.
Behoudens in het geval omschreven in het tweede lid (AM: welk geval zich hier niet voordoet), kan een verkort proces-verbaal worden opgemaakt.
(…)
- 3.
Indien tegen het vonnis een gewoon rechtsmiddel wordt aangewend of aan een vordering of verzoek als omschreven in artikel 365c gevolg wordt gegeven, wordt het verkorte proces-verbaal zodanig aangevuld, dat het voldoet aan de in artikel 326 gestelde eisen. De aanvulling vindt plaats binnen de in artikel 365a, derde lid, bepaalde termijnen.
(…)’
Art. 427 Sv bepaalt het volgende:
- ‘1.
Tegen de arresten van de gerechtshoven, als uitspraak gegeven, betreffende misdrijven staat beroep in cassatie open voor het openbaar ministerie bij het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan, en de verdachte.
- 2.
Tegen arresten van de gerechtshoven, als uitspraak gegeven, betreffende overtredingen staat beroep in cassatie open voor het openbaar ministerie bij het gerecht dat het arrest heeft gewezen, en de verdachte, tenzij terzake in de einduitspraak:
- a.
met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel werd opgelegd, of
- b.
geen andere straf of maatregel werd opgelegd dan een geldboete tot een maximum — of, wanneer bij het arrest twee of meer geldboetes werden opgelegd, geldboetes tot een gezamenlijk maximum — van EUR 250.
(…)’
3.6.
De griffier van het Hof heeft ten onrechte aangenomen dat art. 427, tweede lid, onder b, Sv in het onderhavige geval van toepassing is. Het tweede lid van art. 427 Sv ziet immers op overtredingen, terwijl de verdachte wegens het misdrijf diefstal met geweld is veroordeeld. Ingevolge het eerste lid van art. 427 Sv staat tegen die uitspraak wel degelijk beroep in cassatie open.
3.7.
Als gevolg van deze fout heeft het Hof het arrest niet aangetekend in het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep en is volstaan met een verkort proces-verbaal ter terechtzitting. Dat is strijdig met art. 425, vierde lid, aanhef en onder c, (oud) Sv en art. 327a, derde lid, Sv en moet leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak.3.
3.8.
Het middel is terecht voorgesteld.
4.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 23‑11‑2010
Het betreft een verstekzaak zonder getuigen of benadeelde partij. Het gaat in wezen om een proces-verbaal dat aan alle eisen voldoet.
Vgl. mijn conclusie en aanvullende conclusie voor HR 30 juni 2009, LJN BF0742. Zie ook HR 30 januari 2001, zaaknr. 02037/00 (niet gepubliceerd); HR 9 oktober 2001, zaaknr. 02034/99 (niet gepubliceerd); HR 15 januari 2002, zaaknr. 00359/00 (niet gepubliceerd); HR 27 juni 2006, LJN AX6409; HR 13 februari 2007, zaaknr. 03594/05 (niet gepubliceerd).