Hof Den Haag, 10-03-2016, nr. 22-003164-13
ECLI:NL:GHDHA:2016:923
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
10-03-2016
- Zaaknummer
22-003164-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2016:923, Uitspraak, Hof Den Haag, 10‑03‑2016; (Hoger beroep)
Uitspraak 10‑03‑2016
Inhoudsindicatie
Het hof verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde (door dwang benadeelde partij in de prostitutie laten werken (artikel. 273f, eerste lid, sub 1, sub 4, sub 6 en sub 9 van het Wetboek van Strafrecht)) heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan in zijn geheel vrij.
PROMIS
Rolnummer: 22-003164-13
Parketnummer: 09-754056-12
Datum uitspraak: 10 maart 2016
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 12 juli 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortejaar] 1987 te [geboorteplaats],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 30 april 2015 en 25 februari 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld, waarbij in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis op zijn plaats is. Vanwege een overschrijding van de redelijke termijn heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de door hem geëiste taakstraf wordt verminderd met 20 uren. Gelet hierop luidt zijn definitieve eis als volgt: een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren in combinatie met een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 januari 2012 tot en met 28 januari 2012 te Leiden en/of Amsterdam en/of Schiphol en/of Badhoevedorp, althans te Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een persoon genaamd [benadeelde partij], door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld of één of meer feitelijkheden en/of door afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft/hebben geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van een of meer personen waaronder voornoemde [benadeelde partij] (in de prostitutie)
en/of
die [benadeelde partij], (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (in de prostitutie) en/of seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, dan wel enige handeling(en) heeft/hebben ondernomen waarvan hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat [benadeelde partij], zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (in de prostitutie) en/of seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit de uitbuiting van die Vliet,
en/of
die [benadeelde partij], (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [benadeelde partij], met of voor een derde
immers heeft/is verdachte en/of hebben/zijn verdachte's mededader(s)
- van die [benadeelde partij] foto's gemaakt ten behoeve van (een)internetsite(s) en/of
- voor die [benadeelde partij] een of meer advertentie(s) voor (een) internetsite(s) opgesteld en/of de werknaam "Roxanne" bedacht en/of
- die [benadeelde partij] als prostituee laten werken in Amsterdam en/of Schiphol en/of
- een of meer hotelkamer(s) voor die [benadeelde partij] geboekt/geregeld waarin zij klanten kon ontvangen en/of
- die [benadeelde partij] naar die hotelkamer(s) vervoerd en/of
- die [benadeelde partij] een telefoon en/of een simkaart gegeven waarop klanten haar konden bereiken en/of
- voor die [benadeelde partij] bepaald met wie en/of op welke wijze ze seks moest hebben en/of
- tegen die [benadeelde partij] gezegd dat ze 24/7 moest werken voor hem en/of zijn mededader(s) en/of
- die [benadeelde partij] toen zij ziek was laten werken en/of
- die [benadeelde partij] heeft gedwongen, althans bewogen, om cocaine te gebruiken ( zodat zij toen zij ziek was toch kon werken) en/of
- tegen die [benadeelde partij] geschreeuwd en/of gezegd: "Je gaat werken of ik gooi je de straat op" en/of "Pak je spullen of je gaat luisteren" althans woorden van soortgelijke aard of strekking en/of op een dominante en/of agressieve toon tegen die [benadeelde partij] gesproken en/of
- seks met die [benadeelde partij] gehad en/of
- die [benadeelde partij] beperkt in haar contact(en) met anderen en/of
- die [benadeelde partij] (voortdurend) onder toezicht gehouden en/of controle gehouden en/of
- die [benadeelde partij] gedwongen, althans bewogen, om (een aanzienlijk deel van) de opbrengst uit de prostitutiewerkzaamheden aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat die [benadeelde partij] zonder vaste woon- en/of verblijfplaats was en/of geen werk en/of inkomen had.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof verstaat de tenlastelegging aldus dat daarin aan verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd -:
a. het door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld of één of meer feitelijkheden en/of door afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [benadeelde partij] in de prostitutie (art. 273f, eerste lid, sub 1, van het Wetboek van Strafrecht) en/of
b. het dwingen of bewegen van die [benadeelde partij] om zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten in de escort/prostitutie (etc.) (art. 273f, eerste lid, sub 4, Wetboek van Strafrecht) en/of
c. het opzettelijk voordeel trekken uit de uitbuiting van een ander (art. 273f, eerste lid, sub 6, van het Wetboek van Strafrecht) en/of
d. het dwingen of bewegen van die [benadeelde partij] om hem te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [benadeelde partij] met of voor een derde (art. 273f, eerste lid, sub 9, van het Wetboek van Strafrecht).
Het hof stelt hieromtrent op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting het volgende vast.
Het hof stelt voorop dat hij de verklaringen van [benadeelde partij] en [getuige] met behoedzaamheid heeft gewaardeerd vanwege de ten processe gebleken beperkingen op psychisch en/of cognitief vlak.
Het hof stelt voorts voorop dat uit het dossier voldoende kan worden opgemaakt dat [benadeelde partij], gelet op de positie waarin zij feitelijk verkeerde, zonder werk en geld en zonder reguliere verblijfplaats voor hem, in een kwetsbare positie verkeerde. De vraag die het hof vervolgens moet beantwoorden is of zij door misbruik van die positie door de verdachte tot de door haar verleende diensten in de prostitutie is gebracht. Is dit laatste het geval geweest, dan is de instemming van [benadeelde partij] met die diensten immers niet meer relevant. Het hof stelt daarom hieromtrent achtereenvolgens het volgende vast.
In de tenlastegelegde periode heeft [benadeelde partij] na een gesprek met haar vriendin [getuige], in overleg met haar maar wel geheel zelfstandig, besloten om in de prostitutie te gaan werken. Zij had geen werk en huisvesting en zag dit als een manier om snel veel geld te kunnen verdienen. [benadeelde partij] vond in het bijzonder de door [getuige] geopperde mogelijkheid een uitkering aan te vragen te lang duren en had geen zin in een verblijf in de plaatselijke daklozenopvang. [getuige] heeft [benadeelde partij] vervolgens in contact gebracht met de verdachte. Met de verdachte heeft [benadeelde partij] de afspraak gemaakt dat hij haar zou helpen bij haar prostitutiewerkzaamheden en dat de verdiensten door de helft gedeeld zouden worden. Dat bij de totstandkoming van deze afspraak door de verdachte, of bij de handhaving daarvan op enig later moment, één van de dwangmiddelen als bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht is gebruikt, kan naar ’s hofs oordeel niet genoegzaam uit het dossier volgen. Het hof onderbouwt dit als volgt.
Nadat een profiel van [benadeelde partij] was aangemaakt op de website kinky.nl, is zij na een incheck op 14 januari 2012 in het ETAP-hotel daar op 16 januari 2012 daadwerkelijk als prostitueé gaan werken. Op 28 januari 2012 heeft [benadeelde partij] de samenwerking met de verdachte beëindigd en is zij met [getuige] naar Rotterdam gegaan. Zij heeft vervolgens nog als prostituée gewerkt, in ieder geval in Leiden.
In de tenlastegelegde periode heeft [benadeelde partij] gewerkt in het genoemde ETAP hotel, alsmede het IBIS hotel en het HEM hotel. Behalve de kosten voor deze hotelkamers, die [benadeelde partij] droeg, waren er ook de kosten voor de door derden bereide voeding en voorbehoedsmiddelen, welke kosten voor rekening van de verdachte kwamen. Zij heeft toen (het hof begrijpt in die twaalf dagen) naar eigen zeggen ongeveer 20 klanten gehad. [benadeelde partij] heeft verklaard dat ze van haar totale verdiensten 150 euro heeft gekregen van de verdachte. Tussentijds had ze ook een bedrag van 100 euro van hem gekregen om kleding te kopen. Dit betekent dat [benadeelde partij] ongeveer 250 euro heeft overgehouden van haar verdiensten.
Uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat de verdachte [benadeelde partij] daadwerkelijk heeft gedwongen om tegen haar zin klanten aan te nemen. Niet blijkt van een druk op [benadeelde partij] die zodanig was dat deze als dwang in de zin van de wet kan worden aangemerkt was – uiteindelijk - zelf degene die afspraken maakte met klanten en zij bepaalde ook zelf hoeveel klanten zij op welk moment wilde ontvangen. Zo heeft [getuige] hierover tegenover de raadsheer-commissaris uit eigen wetenschap verklaard dat zij niet snapt wat [benadeelde partij] in de hotels (waar zij ook deels samen met [benadeelde partij] heeft verbleven) hield en dat zij gewoon bij de verdachte kon weggaan. Blijkens de verklaring van [benadeelde partij] is er toen wel een moment geweest waarop zij zich fysiek niet helemaal lekker voelde en door de verdachte daartoe zou zijn aangespoord, maar het is naar de vaststellingen van het hof welbeschouwd uiteindelijk steeds haar eigen beslissing geweest om ook op die momenten te gaan werken en een klant te ontvangen. Verdachte zou in dat verband weliswaar tegen [benadeelde partij] hebben gezegd een lijntje coke en een douche te nemen (hierover wordt overigens in de loop van de tijd wisselend verklaard door [benadeelde partij] en [getuige]), maar dat [benadeelde partij] gedwongen is coke te gebruiken, zoals tenlastegelegd, en dit ook daadwerkelijk gedaan heeft, kan niet uit de bewijsmiddelen volgen. Hetzelfde geldt voor de tenlastegelegde beperking van [benadeelde partij] in haar contacten met de buitenwereld en het voortdurende toezicht op en onder controle houden van die [benadeelde partij], nu zij blijkens diezelfde bewijsmiddelen de vrije beschikking had over haar telefoon en kon vertrekken wanneer zij wilde. [benadeelde partij] heeft het door haar verdiende geld uit eigen beweging in bewaring gegeven aan de verdachte, omdat ze er op vertrouwde dat hij de gemaakte afspraken zou nakomen. Van de tenlastegelegde dwang van de verdachte op dit punt, was hierbij dus geen sprake. Hetgeen [benadeelde partij] uiteindelijk heeft ontvangen van de verdachte sluit naar het oordeel van het hof, gelet op de relatief hoge prijzen van de hotelkamers per dag, het aantal dagen dat zij heeft gewerkt, het beperkt gebleven aantal klanten van [benadeelde partij] en de door [benadeelde partij] gemiddeld genomen in rekening gebrachte prijzen, grosso modo aan bij de gemaakte afspraken over de fifty-fifty verdeling van de verdiensten.
Ten aanzien van die verdiensten overweegt het hof nog als volgt. Het enkele feit dat 50% van de opbrengst van de door [benadeelde partij] verrichte werkzaamheden naar verdachte zou gaan – als van tevoren in een vrijwillig kader gemaakte gezamenlijke afspraak tussen [benadeelde partij] en de verdachte - is onvoldoende om de handelwijze van verdachte reeds hierom als uitbuiting aan te merken. Het hof wijst hiervoor ten eerste op de omstandigheid dat het hof geen bewijsmiddel aanwezig acht voor de veronderstelling dat de verdachte [benadeelde partij] “door misbruik van” haar kwetsbare positie heeft vervoerd, overgebracht en gehuisvest en (sub 1) of daardoor heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van diensten in de prostitutie (sub 4). Hetzelfde geldt voor het maken van de gezamenlijke afspraken met de verdachte en het ten gevolge daarvan bevoordelen van hem (sub 9). Tot slot wijst het hof hierbij op de omstandigheid dat de verdachte ook daadwerkelijk zelf werkzaamheden ten behoeve van [benadeelde partij] heeft verricht, en zo onder meer hotelkamers heeft geboekt (op eigen naam).
Het hof begrijpt uit de verklaringen van [benadeelde partij] dat – in essentie beschouwd – haar aangifte er veeleer in was gelegen dat het haar tegen viel wat zij uiteindelijk aan haar prostitutiewerkzaamheden over hield. Echter, het enkele feit dat [benadeelde partij] uiteindelijk ontevreden was over de hoogte van het bedrag dat na aftrek van de (in verhouding tot het aantal klanten en de prijzen die zij hanteerde: hoge) onkosten overbleef, maakt nog niet dat de regeling die zij vrijwillig met de verdachte had afgesproken als een vorm van uitbuiting kan worden aangemerkt.
Het hof is dan ook concluderend met het oog op de tenlastegelegde gedragingen van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is dat [benadeelde partij] door de wettelijke uitbuitingsmiddelen als bedoeld in artikel 273f, lid 1, onder sub 1, sub 4 en sub 9 van het Wetboek van Strafrecht tot de door haar verrichte diensten in de prostitutie is gebracht.
Bij de beantwoording van de vraag of er ook overigens sprake is geweest van enige vorm van uitbuiting als bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht
- waaronder ter zake het vereiste van dubbel opzet op uitbuiting als bedoeld in artikel 273f, lid 1, onder sub 6 van het Wetboek van Strafrecht, gelet op het voor het hof vaststaande financiële voordeel dat de verdachte uit de prostitutie van [benadeelde partij] heeft gehad - hanteert het hof bovendien de volgende twee criteria:
was er sprake van een inbreuk op fundamentele rechten als de menselijke waardigheid, de lichamelijke integriteit of de persoonlijke vrijheid en/of
verkeerde betrokkene in een situatie die niet gelijk was aan de omstandigheden waarin een mondige prostituée in Nederland pleegt te verkeren.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het ontbreken van dwang enerzijds en de ontoereikende bewijsmiddelen omtrent de uitbuiting van [benadeelde partij] anderzijds concludeert het hof dat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat om tot het oordeel te kunnen komen dat aan één van deze criteria is voldaan.
Gezien het vorenstaande is het hof met de verdediging van oordeel dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde tot een bedrag van € 5.900,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, waarvan € 1.900,-- aan materiële schade en € 4.000,-- aan immateriële schade.
In hoger beroep is deze vordering verlaagd, nu het Schadefonds Geweldsmisdrijven de vordering tot een bedrag van € 4.500,-- heeft vergoed. De vordering van de benadeelde partij is in hoger beroep derhalve aan de orde tot een bedrag van € 1.400,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 850,-- aan materiële schade. Voor het overige heeft de advocaat-generaal zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan in zijn geheel vrij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. A.S.I. van Delden,
mr. TH.W.H.E. Schmitz en mr. G. Knobbout,
in bijzijn van de griffier mr. S.S. Mangal.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 maart 2016.