Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels
Artikel 65 Werklozen die tijdens het verrichten van hun laatste werkzaamheden in een andere dan de bevoegde lidstaat woonden
Geldend
Geldend vanaf 20-05-2004
- Redactionele toelichting
Dit artikel is gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2004, L 200).
- Bronpublicatie:
29-04-2004, PbEU 2004, L 166 (uitgifte: 30-04-2004, regelingnummer: 883/2004)
29-04-2004, PbEU 2004, L 166 (uitgifte: 30-04-2004, regelingnummer: 883/2004)
- Inwerkingtreding
20-05-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-04-2004, PbEU 2004, L 166 (uitgifte: 30-04-2004, regelingnummer: 883/2004)
29-04-2004, PbEU 2004, L 166 (uitgifte: 30-04-2004, regelingnummer: 883/2004)
- Vakgebied(en)
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
1.
De gedeeltelijke of door onvoorziene omstandigheden werkloos geraakte werkloze die tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, in een andere dan de bevoegde lidstaat woonde, moet zich ter beschikking van zijn werkgever of van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de bevoegde lidstaat stellen. Hij heeft recht op uitkering volgens de wetgeving van de bevoegde lidstaat alsof hij in die lidstaat woonde. Deze uitkering wordt door het orgaan van de bevoegde lidstaat verleend.
2.
De volledig werkloze, die tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, in een andere dan de bevoegde lidstaat woonde en in die lidstaat blijft wonen of ernaar terugkeert, stelt zich ter beschikking van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de lidstaat waar hij woont. Onverminderd de toepassing van artikel 64 mag een volledig werkloze zich daarnaast ter beschikking stellen van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de lidstaat waar hij zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, heeft verricht.
Een werkloze die geen grensarbeider is en die niet terugkeert naar de lidstaat van zijn woonplaats, stelt zich ter beschikking te stellen van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de lidstaat aan de wetgeving waarvan hij het laatst onderworpen was.
3.
De in lid 2, eerste zin, bedoelde werkloze registreert zich als werkzoekende bij de bevoegde diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaat waar hij woont, wordt onderworpen aan de daar georganiseerde controles, en houdt zich aan de door de wetgeving van die lidstaat gestelde voorwaarden. Indien hij zich tevens als werkzoekende wenst in te registreren[lees: te registreren] in de lidstaat waar hij zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst, heeft verricht, voldoet hij volledig aan de in die lidstaat geldende verplichtingen.
4.
De uitvoering van lid 2, tweede zin, en van lid 3, tweede zin, alsmede de regelingen voor de uitwisseling van informatie, de samenwerking en wederzijdse bijstandverlening tussen de organen en diensten van de lidstaat van de woonplaats en de lidstaat waar de betrokkene het laatst werkzaamheden heeft verricht, worden vastgesteld in de toepassingsverordening.
5
a)
De in lid 2, eerste en tweede zin, bedoelde werkloze heeft recht op uitkering volgens de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, alsof hij tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden, al dan niet in loondienst aan die wetgeving onderworpen was. Deze prestaties worden verleend door het orgaan van de woonplaats.
b)
Een werknemer die geen grensarbeider is, en aan wie uitkering is verleend voor rekening van het bevoegde orgaan van de lidstaat aan welks wetgeving hij het laatst onderworpen was, heeft echter bij zijn terugkeer naar de lidstaat van de woonplaats, eerst recht op uitkering overeenkomstig artikel 64, waarbij het recht op uitkering krachtens onderdeel a) geschorst wordt, zolang hij recht op uitkering heeft krachtens de wetgeving waaraan hij het laatst onderworpen was.
6.
De door het orgaan van de woonplaats verleende uitkeringen krachtens lid 5 blijven ten laste van dit orgaan. Onverminderd lid 7 vergoedt het bevoegde orgaan van de lidstaat aan welks wetgeving de betrokkene het laatst onderworpen was, echter het orgaan van de woonplaats volledig voor de uitkeringen die gedurende ten hoogste de eerste drie maanden door laatstgenoemd orgaan zijn verstrekt. De vergoeding over dit tijdvak mag niet hoger zijn dan de werkloosheidsuitkeringen krachtens de wetgeving van de bevoegde lidstaat. In het in lid 5, onder b), bedoelde geval wordt het tijdvak waarin er uitkeringen uit hoofde van artikel 64 worden verleend, afgetrokken van het in de tweede zin van dit lid bedoelde tijdvak. De bijzonderheden betreffende de vergoeding worden vastgesteld in de toepassingsverordening.
7.
Het in lid 6 bedoelde tijdvak van vergoeding wordt evenwel op vijf maanden gebracht wanneer de betrokkene tijdens de voorafgaande 24 maanden gedurende tijdvakken van ten minste twaalf maanden al dan niet in loondienst heeft gewerkt in de lidstaten aan welks wetgeving hij het laatst onderworpen was, indien die tijdvakken in aanmerking komen voor de vaststelling van het recht op werkloosheidsuitkering.
8.
Voor de toepassing van de leden 6 en 7 kunnen twee of meer lidstaten of hun bevoegde autoriteiten andere wijzen van vergoeding vaststellen of van iedere vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen afzien.