Rb. Arnhem, 17-02-2010, nr. 188625
ECLI:NL:RBARN:2010:BL5215
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
17-02-2010
- Zaaknummer
188625
- LJN
BL5215
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2010:BL5215, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 17‑02‑2010; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 17‑02‑2010
Inhoudsindicatie
Vordering tot betaling van de contractuele boete, nadat koper in gebreke is gebleven met de nakoming van zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst om waarborgsom te storten of bankgarantie te stellen. Geen aanleiding om boete te matigen. Vordering wordt toegewezen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 188625 / HA ZA 09-1464
Vonnis van 17 februari 2010
in de zaak van
1. [eiser1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. P.M. Wilmink te Arnhem,
tegen
1. [gedaagde1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat voorheen mr. A.P. Maes te Apeldoorn, thans geen.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 18 november 2009
- -
de brief van [eisers] van 5 januari 2010 met als bijlage producties 11a tot en met 16
- -
de mededeling van de advocaat van [gedaagden] van 8 januari 2010, dat deze zich als advocaat van [gedaagden] aan de zaak onttrekt, waarna zich voor [gedaagden] geen nieuwe advocaat heeft gesteld
- -
het proces-verbaal van comparitie van 22 januari 2010.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
In juni 2007 hebben [eisers] aan [gedaagden] verkocht het woonhuis met voormalige garage, tuin, ondergrond en verdere toebehoren, gelegen aan de [adres]. De overeengekomen koopprijs bedroeg € 599.500,- kosten koper. Deze koopovereenkomst is op schrift gesteld en door [gedaagden] op 29 juni 2007 en door [eisers] op 2 juli 2007 ondertekend. In de overeenkomst is bepaald, voor zover hier van belang:
“(…)
artikel 3 Eigendomsoverdracht
3.1.
de akte van levering zal gepasseerd worden op uiterlijk 28 december 2007 of zoveel eerder of later als partijen tezamen nader overeenkomen, (…)
artikel 4 Bankgarantie/waarborgsom
4.1.
Tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van koper zal deze uiterlijk op 27 juli 2007 een schriftelijke door een in Nederland gevestigde bankinstelling afgegeven bankgarantie doen stellen voor een bedrag van € 59.950,-, zegge NEGENENVIJFTIGDUIZENDNEGENHONDERDVIJFTIG EURO. Deze bankgarantie moet onvoorwaardelijk zijn, voortduren tot tenminste één maand na de overeengekomen datum van eigendomsoverdracht, en de clausule bevatten dat de desbetreffende bankinstelling op eerste verzoek van de notaris het bedrag van de garantie aan de notaris zal uitkeren. (…)
4.2.
In plaats van deze bankgarantie te stellen kan koper een waarborgsom storten ter hoogte van het in artikel 4.1 genoemde bedrag in handen van de notaris via diens kwaliteitsrekening nummer bankrekening. De waarborgsom moet uiterlijk op de in artikel 4.1 genoemde dag zijn bijgeschreven op genoemde rekening. (…)
artikel 10 Ingebrekestelling/ontbinding
- 10.1.
Indien één van de partijen, na in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig is of blijft in de nakoming van één of meer van haar uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij van de nalatige deze overeenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring aan de nalatige.
- 10.2.
Ontbinding op grond van tekortkoming is slechts mogelijk na voorafgaande ingebrekestelling. Bij ontbinding van de overeenkomst op grond van toerekenbare tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van € 59.950,-, zegge NEGENENVIJFTIGDUIZENDNEGENHONDERDVIJFTIG EURO verbeuren, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding en vergoeding van kosten van verhaal.”
- 2.2.
[gedaagden] hebben de bankgarantie niet gesteld, noch de waarborgsom gestort.
- 2.3.
Op verzoek van [eisers] heeft de notaris op 31 juli 2007 aan [gedaagden] geschreven, voor zover hier van belang:
“(…) Met betrekking tot de overdracht van [adres] stel ik u per vandaag, op verzoek van de verkopers [eisers] ingebreke vanwege het niet nakomen van uw verplichtingen voortvloeiende uit artikel 4 van de op 29 juni 2007 door u getekende overeenkomst.
Verkoper stelt dat de kosten van de ingebrekestelling en de eventueel hieruit voortvloeiende andere kosten geheel voor uw rekening komen.
Conform artikel 10 van de koopovereenkomst heeft u nog acht dagen om aan uw verplichtingen te voldoen. (…)”
- 2.4.
[eisers] hebben door middel van een op 31 augustus 2007 aan [gedaagde1] verzonden e-mail, welke ook aangetekend is verzonden, de overeenkomst ontbonden. In de desbetreffende e-mail staat, voor zover hier van belang:
“(…)
Voorts roepen wij wegens nalatigheid in de nakoming van verplichtingen en na reeds ingebreke te zijn gesteld, met onmiddellijke ingang de ontbinding in van de koopovereenkomst (gesloten op 29 juni 2007, partijen genoegzaam bekend). Voor het overige verwijzen wij kortheidshalve naar de koopovereenkomst.
Een zaakgelastigde zal zich op korte termijn melden in verband met nadere rechtsmaatregelen m.b.t. o.a. de opeisbare boete, aanvullende schadevergoeding en kosten van verhaal conform de gemaakte afspraken. (…)
PS: voor de goede orde zal ik deze mail eveneens aangetekend laten verzenden.”
- 2.5.
[eisers] hebben in een brief van 23 oktober 2007 aan [gedaagden] geschreven, voor zover van belang:
“(…)
We hebben een koopovereenkomst gesloten over de onroerende zaak [adres]. Ik verwijs naar de aan dit schrijven gehechte kopie van het koopcontract.
Volgens die overeenkomst bent u verplicht tot het storten van een bankgarantie/waarborgsom. Wij hebben u, evenals notariskantoor Veldjesgraaf & Korlaar te Woudenberg, diverse malen aangemaand. Notariskantoor Veldjesgraaf & Korlaar heeft u namens ons zelfs op 31 juli 2007 in gebreke moeten stellen.
Omdat u niet aan deze verplichting heeft voldaan is de koopovereenkomst per 31 augustus 2007 door ons ontbonden (via mail en aangetekend schrijven) en is de schadevergoedingsregeling als bedoeld in artikel 10 van de gemelde koopovereenkomst in werking getreden. Ook aan de hieruit voortvloeiende verplichting heeft u thans niet voldaan. Ik stel u hierbij in gebreke voor het nakomen van de verplichting ex artikel 10 van gemelde overeenkomst. Ik verzoek u voor 15 november 2007 het bedrag ad € 59.950,- zegge NEGENENVIJFTIGDUIZENDNEGENHONDERDVIJFTIG EURO onder bijberekening van kosten en renten ad € p.m. te voldoen op rekening 30.21.42.142 t.n.v. [eiser1]. (…)”
- 2.6.
Na de ingebrekestelling is door partijen gecorrespondeerd over betaling van de contractuele boete, waarbij [gedaagden] in e-mails van 21 januari 2008, 28 februari 2008, 20 juni 2008 en 15 augustus 2008 betaling van (deel)bedragen in het vooruitzicht stelden.
- 2.7.
Namens [eisers] heeft Incasso Service Driessens op 2 september 2008 een brief aan [gedaagde1] gezonden, waarin staat, voor zover hier van belang:
“(…) Omdat u niet hebt voldaan aan de verplichtingen voortvloeiende uit de met cliënten gesloten koopovereenkomst, is de koopovereenkomst ontbonden en bent u de contractuele boete van € 59.950,00 verschuldigd. U bent daar reeds enkele malen op gewezen, zonder dat dit tot betaling ervan heeft geleid.
Door niet tijdig het verschuldigde te betalen bent u in gebreke en in verzuim. Aangezien cliënten de vordering ter incasso uit handen hebben moeten geven, wordt het door u verschuldigde vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten ad € 3.717,50 en de wettelijke rente ad € 3.610,70, zodat u in totaal dient te voldoen € 67.278,20. (…)”
- 2.8.
Tussen [gedaagden] en het incassobureau heeft vervolgens per e-mail correspondentie tot 31 maart 2009 plaatsgevonden over betaling van de contractuele boete.
- 2.9.
[gedaagden] hebben de contractuele boete niet betaald.
3. Het geschil
3.1.
[eisers] vorderen – samengevat – hoofdelijke veroordeling van [gedaagde1] en [gedaagde2] tot betaling van € 70.241,59, bestaande uit een hoofdsom van € 59.950,-, buitengerechtelijke incassokosten van € 3.717,50 en de tot 12 juni 2009 verschuldigde wettelijke rente van € 6.574,09, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 12 juni 2009 en de proceskosten. [eisers] leggen aan hun vordering ten grondslag dat [gedaagden] tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de koopovereenkomst, ten gevolge waarvan de overeenkomst is ontbonden, zodat [eisers] recht hebben op de contractuele boete.
3.2.
[gedaagden] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Voor de comparitie heeft mr. Maes zich onttrokken als advocaat van [gedaagden] Daarna heeft mr. Maes op verzoek van de rechtbank aan [gedaagden] laten weten dat de comparitie van partijen, zoals bepaald bij tussenvonnis van 18 november 2009, doorgang zou vinden. [gedaagden] zijn echter ter comparitie niet verschenen. Nu [gedaagden] ervan op de hoogte waren dat de comparitie doorgang zou vinden maar daar niet zijn verschenen, zal de rechtbank daaraan de gevolgtrekkingen verbinden die zij geraden acht.
4.2.
Vast staat dat [gedaagden], ook na de sommatie van 27 juli 2007, in gebreke zijn gebleven met de nakoming van hun verplichting uit de koopovereenkomst om een waarborgsom te storten of een bankgarantie te stellen. [eisers] hebben de koopovereenkomst dan ook terecht (buitengerechtelijk) ontbonden, hetgeen door [gedaagden] is erkend.
4.3.
[gedaagden] erkennen dat [eisers] in beginsel aanspraak hebben op de in artikel 10.2 van de koopovereenkomst neergelegde boete van € 59.950,-. [gedaagden] stellen echter dat de verschuldigde boete moet worden gematigd tot nihil omdat [eisers] de woning kort na de ontbinding hebben verkocht tegen een vergelijkbare verkoopprijs. Van werkelijk geleden schade is geen sprake en toewijzing van de contractuele boete is daarom onaanvaardbaar. Verder betogen [gedaagden] dat de aard en ernst van de overtreding aanleiding geeft tot matiging, nu de gefixeerde boete is gesteld op een veelheid van overtredingen en [gedaagden] slechts niet in staat waren de waarborgsom te storten, maar dat zij voor het overige aan hun verplichtingen konden voldoen. Subsidiair stellen [gedaagden] dat de contractuele boete in ieder geval gematigd moet worden tot een tiende van de contractuele boete.
4.4.
Uitgangspunt bij de beoordeling is de in artikel 6:94 lid 1 BW neergelegde maatstaf dat voor matiging slechts reden kan zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Dit brengt mee dat de rechter pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Daarbij zal de rechter niet alleen moeten letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen (HR 27 april 2007, NJ 2007, 262).
4.5.
De contractuele boete dient als prikkel tot nakoming van contractuele verplichtingen. Het gaat in deze zaak om de niet nakoming van een voor de koop wezenlijke verplichting die op [gedaagden] rustte, namelijk de verplichting tot betaling van de waarborgsom of het stellen van een bankgarantie, zodat de rechtbank in de aard en ernst van de overtreding geen aanleiding ziet voor matiging van de contractuele boete. Overige feiten en omstandigheden leveren evenmin grond op voor matiging van de boete. [gedaagden] hebben hun stelling, dat alleen de waarborgsom problematisch was en dat de financiering verder rond was, niet nader onderbouwd, zodat daarvan, gezien de betwisting door [eisers] ter comparitie, niet kan worden uitgegaan. Verder hebben [eisers], alvorens de overeenkomst te ontbinden en de contractuele boete op te eisen, [gedaagden] geruime tijd de gelegenheid geboden de waarborgsom alsnog te storten om de koop doorgang te laten vinden, van welke gelegenheid [gedaagden] geen gebruik hebben gemaakt.
4.6.
In de door [eisers] ten behoeve van de comparitie overgelegde specificatie is verder de werkelijk geleden schade begroot op € 40.843,49. De werkelijk geleden schade bestaat volgens de specificatie uit de minderopbrengst van de woning, privé-schade door tijdsbesteding aan deze zaak, de kosten van de notaris inclusief courtage, renteverlies en de kosten voor juridische bijstand. Nu [gedaagden] deze specificatie onweersproken hebben gelaten, zal de rechtbank daarvan uitgaan, zij het dat de post privé-schade ter hoogte van
€ 2.000,- niet volledig als schade is aan te merken. [eiser1] heeft hierover ter comparitie verklaard dat dit de gederfde omzet is die hij in zijn eigen praktijk had kunnen maken. Omdat de omzet fiscaal belast wordt, gaat de rechtbank ervan uit dat 50% van de gederfde omzet als door [eiser1] in privé geleden schade is aan te merken. Verder is de makelaarscourtage niet als schadepost te beschouwen, nu [eiser1] heeft verklaard dat hij ook na de tweede verkoop slechts éénmaal courtage hoefde te betalen, die hij bij verkoop aan [gedaagden] ook verschuldigd zou zijn geweest. Onder de post ‘kosten voor juridische bijstand’ zijn naast de buitengerechtelijke incassokosten ook de proceskosten opgenomen. De proceskosten zijn op grond van art. 241 Rv niet als vermogensschade aan te merken, omdat deze bij een toewijzend vonnis worden vergoed. Ten aanzien van deze post gaat de rechtbank daarom uit van de door [eisers] gestelde buitengerechtelijke incassokosten à
€ 3.717,50. De schade van [eisers] kan aldus als volgt worden berekend:
Minderopbrengst € 24.500,-
Inkomensschade € 1.000,-
Renteverlies € 3.532,90
Juridische bijstand € 3.717,50
In totaal: € 32.750,40
4.7.
Gezien het voorgaande is er een verschil tussen de werkelijk geleden schade en de contractuele boete. Er is echter geen sprake van een (wan)verhouding die maakt dat toepassing van het tussen partijen overeengekomen boetebeding tot een onaanvaardbaar resultaat leidt. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat voor matiging van de boete geen plaats is. Bijgevolg is de gevorderde boete ad € 59.950,- toewijsbaar.
4.8.
Artikel 10.2 van de koopovereenkomst bepaalt dat de verbeurde boete terstond opeisbaar is. Derhalve acht de rechtbank de vanaf 1 september 2007 gevorderde rente toewijsbaar.
4.9.
[eisers] vorderen van [gedaagden] wegens de gemaakte buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 3.717,50. Nu echter niet gesteld of voldoende aannemelijk is gemaakt dat ten behoeve van [eisers] werkzaamheden zijn verricht die een hogere vergoeding rechtvaardigen dan is aanbevolen in het rapport Voor-werk II, zal de gevorderde vergoeding wegens buitengerechtelijke incassowerkzaamheden ambtshalve worden gematigd tot een bedrag gelijk aan twee punten van het toepasselijke liquidatietarief, zijnde € 1.788,00.
4.10.
[gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op:
- -
dagvaarding EUR 99,98
- -
vast recht 1.555,00
- -
salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 3.442,98
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eisers] te betalen een bedrag van EUR 68.312,09 (achtenzestig duizenddriehonderdtwaalf euro en negen eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het nog niet betaalde deel van het bedrag van EUR 59.950,00 vanaf 12 juni 2009 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op EUR 3.442,98,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2010.