NJB 2018/2312:Cautieplicht art. 273 lid 2 Sv: ingevolge deze bepaling dient de voorzitter bij de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting de verdachte mede te delen dat hij niet verplicht is tot antwoorden. Dit voorschrift beoogt de verdachte te behoeden tegen ongewilde medewerking aan zijn eigen veroordeling. De mededeling dient ingevolge art. 326 lid 1 Sv in het proces-verbaal van de terechtzitting te worden opgenomen. De strekking van het voorschrift van art. 273 lid 2 Sv brengt mee dat het niet in acht nemen van die bepaling de nietigheid van het onderzoek en van de naar aanleiding daarvan gewezen uitspraak tot gevolg heeft, te weten in het geval dat de verdachte door het begane verzuim redelijkerwijs in zijn verdediging is geschaad. I.c. moet worden aangenomen dat het voorschrift van art. 273 lid 2 Sv niet in acht is genomen. Dit behoeft echter bij gebrek aan belang niet tot cassatie te leiden omdat de verdachte door dat verzuim redelijkerwijs niet in zijn verdediging is geschaad. Het Hof heeft immers de op de terechtzitting van 21 december 2016 afgelegde verklaring van de verdachte noch bij de bewijsvoering noch anderszins ten nadele van de verdachte bij zijn beslissing betrokken