Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging geldelijke sancties en beslissingen tot confiscatie
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2009
- Bronpublicatie:
05-03-2009, Stb. 2009, 124 (uitgifte: 01-01-2009, kamerstukken: 31555)
- Inwerkingtreding
01-06-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-05-2009, Stb. 2009, 224 (uitgifte: 01-01-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Strafprocesrecht (V)
Wet van 27 september 2007 tot implementatie van het kaderbesluit nr. 2005/214/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties (PbEG L 76)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de implementatie van het kaderbesluit nr. 2005/214/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties (PbEG L 76) noodzaakt tot het stellen van regels voor de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van geldelijke sancties en voorts dat het wenselijk is een algemeen kader op te stellen waarin toekomstige kaderbesluiten inzake de wederzijdse erkenning van einduitspraken kunnen worden geïmplementeerd;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: