M en R 2014/68
Ontvankelijkheidsverweer. Het bestaan van een redelijk vermoeden van schuld van een in de WED strafbaar gesteld feit staat aan de uitoefening van (controle)bevoegdheden – in het kader van toezichthoudende taken – niet in de weg, mits bij aanwending van die bevoegdheden tegenover een verdachte de aan deze als zodanig toekomende waarborgen in acht worden genomen.
HR 21-01-2014, ECLI:NL:HR:2014:135
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
21 januari 2014
- Zaaknummer
12/00942
- Vakgebied(en)
Milieurecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:135, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑01‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:1709, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑09‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑04‑2012
- Wetingang
(Artikel 5:18 Awb, Voorschriften met betrekking tot de keuring van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (met name Bijlage I, hoofdstuk II, onderdeel F bij Verordening (EG) 854/2004)
Essentie
Ontvankelijkheidsverweer. Het bestaan van een redelijk vermoeden van schuld van een in de WED strafbaar gesteld feit staat aan de uitoefening van (controle)bevoegdheden – in het kader van toezichthoudende taken – niet in de weg, mits bij aanwending van die bevoegdheden tegenover een verdachte de aan deze als zodanig toekomende waarborgen in acht worden genomen.
Uitspraak
Zoals ook uit de bewijsmiddelen blijkt, heeft de keuringsdierenarts in zijn hoedanigheid van toezichthouder namens de Voedsel en Waren Autoriteit op 19 juni 2007 een keuring verricht. Blijkens de stukken van het dossier hield het namens de verdachte gevoerde verweer niet in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.