Rb. Rotterdam, 10-09-2014, nr. C/10/439381 / HA ZA 13-1242
ECLI:NL:RBROT:2014:7536
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
10-09-2014
- Zaaknummer
C/10/439381 / HA ZA 13-1242
- Vakgebied(en)
Goederenrecht (V)
Energierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2014:7536, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 10‑09‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 10‑09‑2014
Inhoudsindicatie
Vordering van Stedin tot vestiging van een opstalrecht op grond van een overeenkomst wordt toegewezen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/439381 / HA ZA 13-1242
Vonnis van 10 september 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STEDIN NETBEHEER B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. R.W. de Vlam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DU PONT DE NEMOURS (NEDERLAND) B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.R. het Lam.
Partijen zullen hierna Stedin en Du Pont genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 26 februari 2014
- -
het proces-verbaal van comparitie van 11 april 2014 en de daarin vermelde stukken.
1.2.
Op de voet van artikel 15 lid 2 Rv is deze zaak verwezen naar een meervoudige kamer.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.4.
Deze zaak is op de rol gevoegd met de zaak die bij de rechtbank aanhangig is onder zaak- en rolnummer 435121/HA ZA 13-1059, die wordt gevoerd tussen Stedin en de Du Pont. Ook in die zaak wordt vandaag uitspraak gedaan.
2. De feiten
2.1.
Stedin is netbeheerder van het electriciteits- en gasnet in onder meer Dordrecht.
2.2.
Tussen Stedin en Du Pont is een verhuurovereenkomst (hierna: de verhuurovereenkomst) gesloten, door Stedin ondertekend op 15 april 2013 en door Du Pont op 6 februari 2013. In de verhuurovereenkomst is onder meer bepaald:
“Nemen in overweging:
Als onderdeel van de aansluiting van Huurder op haar terrein aan de Baanhoekweg 22 te Dordrecht op het elektriciteitsnet van Verhuurder zijn aldaar door de rechtsvoorganger van Verhuurder begin jaren zeventig twee 50/13 kV transformatoren met toebehoren geplaatst, waarvoor Huurder een bijdrage in de aansluitkosten heeft betaald.
Eind jaren negentig is door Huurder Dordrecht Energy Supply Company (DESCO) C.V. (hierna te noemen "Desco") opgericht voor de energievoorziening van met name Huurder.
Op 6 september 2001 is tussen Desco en Verhuurder een aansluit- en transportovereenkomst gesloten, waarin onder meer werd overeengekomen dat met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2000 voor de transformatoren een separate huurovereenkomst zou worden gesloten.
Door omstandigheden is op 21 december 2010 overeenstemming bereikt over een overeenkomst met Verhuurder, waarbij Huurder (en niet Desco) zal optreden als huurder.
Dienovereenkomstig is overeengekomen dat de huurovereenkomst met terugwerkende kracht op naam van Du Pont zal worden gesloten.
Zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1 Onderwerp
Verhuurder verhuurt aan Huurder voor eigen gebruik in diens vestiging Baanhoekweg 22 te Dordrecht de twee 50/13 kV transformatoren met elk een capaciteit van 40 MVA, alsmede de daarbij behorende secundaire installaties, hierna zowel samen als afzonderlijk aangeduid als "het Verhuurde". De situatie is nader aangegeven op de door partijen geparafeerde situatieschets die als Bijlage 1 deel uitmaakt van deze overeenkomst. (…)
Artikel 8 Eigendom en Vestiging opstalrecht
8.1
Huurder verklaart eigenaar te zijn van de grond waarop het Verhuurde is geplaatst. Huurder erkent dat de eigendom van het Verhuurde bij Verhuurder berust.
8.2
Huurder is verplicht om, indien zij in staat van faillissement mocht worden verklaard of indien enig beslag op haar goederen mocht worden gelegd of indien de grond waarop het Verhuurde is geplaatst wordt verkocht of bezwaard, Verhuurder hiervan onmiddellijk in kennis te stellen.
8.3
Huurder c.q. haar rechtsopvolger is op eerste verzoek van Verhuurder verplicht mee te werken aan het voor onbepaalde tijd ten behoeve van Verhuurder vestigen van een opstalrecht met betrekking tot het Verhuurde.”
3. Het geschil
in conventie
3.1.
Stedin vordert samengevat - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
- 1.
Du Pont te veroordelen tot het op eerste verzoek mee werken aan het verlijden van een akte tot vestiging van een opstalrecht m.b.t. de twee transformatoren en toebehoren voor onbepaalde tijd conform de tekst van productie 2 bij dagvaarding subsidiair de inhoud van productie 2 meer subsidiair conform de tekst van artikel 8.3. van de verhuurovereenkomst, op straffe van een dwangsom;
- 2.
te bepalen dat als Du Pont geen uitvoering geeft aan de veroordeling onder 1. aan Stedin machtiging wordt verleend om het vonnis in de plaats te doen stellen van de wilsverklaring van Du Pont in de akte;
- 3.
Du Pont te veroordelen tot betaling van de door Stedin gemaakte notariskosten;
- 4.
Du Pont te veroordelen tot betaling van de werkelijke advocaat- en proceskosten subsidiair de forfaitaire kosten te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten.
3.2.
Stedin stelt daartoe het volgende.
Stedin doet een beroep op nakoming door Du Pont van de overeengekomen verplichting van Du Pont om medewerking te verlenen aan het vestigen van een recht van opstal voor onbepaalde tijd.
3.3.
Du Pont voert hiertegen aan dat Stedin geen vorderingsrecht heeft jegens Du Pont ter zake van de vestiging van een opstalrecht omdat zij geen juridisch eigenaar is van het net, dat is Eneco. De vordering is door de verkeerde partij ingesteld.
Voor zover Stedin wel een vorderingsrecht jegens Du Pont heeft, geldt dat Stedin geen belang heeft bij haar vordering. De eigendom van de transformatoren berust op grond van artikel 5:20 lid 2 BW reeds bij Stedin. De transformatoren vormen een ‘net’ in de zin van artikel 5:20 BW. Dit artikel moet worden ingevuld door artikel 1 lid 1 onder i van de Elektriciteitswet 1998 (de E’98).
De transformatoren zijn onderdeel van een particulier elektriciteitsnet (elektriciteitsproductie-installatie) dat eigendom is van Desco. Het particuliere net van Desco is niet aangesloten op het openbare net van Stedin. Het net van Desco is wel verbonden met het openbare net door middel van de twee transformatoren die de 50Kv spanning van het openbare net omzetten in 13Kv. Du Pont en Perstorp zijn derden die zijn aangesloten op de installatie van Desco.
Het (in de Aansluitovereenkomst) contractueel aangewezen overdrachtspunt is in strijd met de E’98 en daarom mag van dat overdrachtspunt niet worden uitgegaan.
Volgens de Aansluitovereenkomst liggen het aansluitpunt en de beveiliging aan de primaire kant van de transformatoren oftewel de 50Kv kant (openbare net). Het overdrachtspunt is de begrenzing van de aansluiting en moet corresponderen met het punt waar het net overgaat op een ander net of installatie. Het openbare net eindigt aan de 13Kv kant en daar hoort het overdrachtspunt te liggen.
Voor de beantwoording van de vraag van welk net de transformatoren onderdeel uitmaken, moet gekeken worden naar de wie de juridische eigenaar. Dit is beslist in de zaak tussen NXP en Liander.
Voor zover geoordeeld zou worden dat Stedin belang heeft bij haar vordering wordt het volgende aangevoerd. Er bestaat geen overeenstemming over de tekst van de opstalakte, de primaire vordering is daarom niet toewijsbaar. Het te vestigen opstalrecht is niet volledig geregeld in artikel 8.3. van de verhuurovereenkomst. Stedin dient een vergoeding te betalen voor de opstal en het recht van opstal moet voor bepaalde tijd worden gevestigd; te weten voor de duur van het voortduren van de verhuurovereenkomst en dat de transformatoren nog aanwezig zijn.
in reconventie
3.4.
Du Pont vordert,samengevat:
- Stedin op te dragen haar eigendom van de transformatoren binnen 3 maanden in te schrijven in de openbare registers overeenkomstig de artikelen 6:16 en 3:17 juncto 5:20 lid 2 BW op straffe van een dwangsom;
- Stedin te veroordelen in de werkelijke proceskosten te vermeerderen met rente en nakosten.
3.5.
Du Pont stelt daartoe het volgende.
Onder verwijzing naar de stellingen in conventie stelt Du Pont zich op het standpunt dat zij er groot belang bij heeft dat zij niet meer door Stedin wordt betrokken bij een discussie over eigendom van de transformatoren en dat iedere onduidelijkheid ten aanzien van die eigendom, die er nog mogelijk bij derden kan bestaan, wordt uitgesloten.
3.6.
Stedin voert hiertegen aan dat Du Pont probeert te bereiken dat de transformatoren onderdeel uitmaken van het net van Stedin. Alsdan, zo redeneert Du Pont, is niet langer sprake van verhuur maar van een gereguleerde transporttaak van Stedin, waarvoor Stedin wettelijk verplicht is de kosten te verdelen over de ruim 2 miljoen aangeslotenen op haar netten. Zodoende zou Du Pont maar een fractie betalen van de huursom die zij op grond van de verhuurovereenkomst verschuldigd is.
De transformatoren zijn geen onderdeel van het net van Stedin, maar onderdeel van de installatie van Du Pont. Zelfs als de transformatoren onderdeel van een particulier net van Desco zijn, dan maken zij nog altijd geen onderdeel uit van het openbare net.
Het is onjuist dat de definitie van een net in de E’98 bepalend is voor de vaststelling van wat onder een net in de zin van 5:20 lid 2 BW moet worden verstaan.
Iedere kabel of leiding bestemd voor het vervoer van elektriciteit (en ook diegene die niet een net in de zin van de E’98 zijn) komt in aanmerking voor toepassing van artikel 5:20 lid 2 BW. Het komt aan op de begrenzing van het net; waar houdt het ene net op en waar begint het andere. Het overdrachtspunt is tussen partijen overeengekomen en vormt het scheidspunt tussen het net en de installatie van Du Pont. Het overdrachtspunt is vastgesteld aan de primaire zijde van de transformatoren; deze bevinden zich dus achter de begrenzing van het net.
4. De beoordeling
in conventie
4.1.
Vorderingsrecht van Stedin?
Stedin is de contractspartij van Du Pont; zij zijn de verhuurovereenkomst aangegaan. Ingevolge deze overeenkomst heeft Du Pont zich jegens Stedin verbonden om medewerking te verlenen aan het vestigen van een recht van opstal. Stedin komt het recht toe om nakoming te vorderen van die verbintenis van Du Pont.
Belang bij vordering
4.2.
Zoals in het vonnis van heden gewezen tussen partijen in de zaak bekend onder zaak- en rolnummer 435121/HA ZA 13-1059 is geoordeeld, bevindt het overdrachtspunt zich aan de primaire kant van de transformatoren. Dit betekent dat de transformatoren in ieder geval niet tot het openbare net van Stedin behoren. Bovendien vormen de transformatoren geen net in de zin van artikel 5:20 lid 2 BW, gelet op de tekst van de wet en de parlementaire geschiedenis op dit punt.
Daar komt nog bij dat partijen het er over eens zijn dat de eigendom van de transformatoren zou behoren te rusten bij Stedin en dus niet bij Du Pont of Desco. De overeengekomen vestiging van een recht van opstal heeft de strekking om, voor zover rechtens mogelijk, een einde te maken aan onzekerheid over de eigendomssituatie.
Stedin heeft dus belang bij de vordering.
Te vestigen recht van opstal
4.3.
Du Pont voert aan dat indien een recht van opstal wordt gevestigd, hiervoor een vergoeding dient te worden betaald door Stedin aan Du Pont en de duur van de overeenkomst dient te worden gekoppeld aan de duur van de verhuurovereenkomst en de afwezigheid van de transformatoren.
4.3.1.
Er is geen aanleiding voor het toekennen van een vergoeding voor het recht van opstal. Er is immers sprake van verhuur van transformatoren, die naar de bedoeling van partijen eigendom van Stedin dienen te zijn en te blijven, maar die ten dienste staan van Du Pont en waarvoor Du Pont huur betaalt aan Stedin.
4.3.2.
Ten aanzien van de duur van het te vestigen recht van opstal zijn partijen (ingevolge artikel 8.3. van de verhuurovereenkomst) overeengekomen dat deze voor onbepaalde tijd zal zijn.
In dit kader verdient opmerking dat Stedin ter comparitie de toezegging heeft gedaan dat wanneer de transformatoren worden verwijderd, dan wel tegen vergoeding zijn overgenomen, zij haar medewerking zal verlenen aan een royement (vervallenverklaring) van het opstalrecht. Indien en voor zover dit aan de orde zal komen, kan Du Pont nakoming vorderen van die toezegging.
4.3.3.
Nu Du Pont overigens geen verweren heeft aangevoerd ten aanzien van de inhoud van de conceptakte van opstal zal Du Pont worden veroordeeld om medewerking te verlenen aan het verlijden van een akte tot vestiging van een opstalrecht m.b.t. de twee transformatoren en toebehoren voor onbepaalde tijd conform de tekst van productie 2 bij de dagvaarding.
4.3.4.
Voor het geval Du Pont weigert haar medewerking te verlenen aan het verlijden van voornoemde akte, wordt bepaald dat aan Stedin machtiging wordt verleend om onderhavig vonnis in de plaats te doen stellen van de wilsverklaring van Du Pont in de notariële akte. Gezien deze indeplaatsstelling wordt geen aanleiding gezien om een dwangsom te verbinden aan de veroordeling als hiervoor omschreven.
Notariskosten
4.4.
Er bestaat geen grondslag om Du Pont te veroordelen tot betaling van de gemaakte (en te maken) notariskosten. Het is redelijk dat partijen ieder de helft dragen van deze kosten. Stedin heeft ter zitting verklaard dat de notariskosten € 665,50 bedragen, welk bedrag niet is betwist. Du Pont zal veroordeeld worden tot betaling van € 332,75, te vermeerderen met de gevorderde en niet betwiste wettelijke rente.
Proceskosten
4.5.
Du Pont zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Stedin begroot op
dagvaarding € 73,71
griffierecht € 589,00
advocaatkosten € 904,00 (2 punten x € 452 (tarief II))
€ 1.566,71
te vermeerderen met de gevorderde en niet betwiste wettelijke rente daarover.
Voor de gevorderde veroordeling in de werkelijke proceskosten is geen plaats. Stedin heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die een veroordeling in de werkelijke proceskosten zouden kunnen rechtvaardigen.
4.6.
De nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen als hierna vermeld.
in reconventie
4.7.
Gelet op hetgeen in conventie is overwogen, ligt de reconventionele vordering voor afwijzing gereed.
Proceskosten
4.8.
Du Pont zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van Stedin begroot op advocaatkosten ad € 452 (2 punten x € 452 (tarief II) x 1/2), te vermeerderen met de gevorderde en niet betwiste wettelijke rente daarover.
4.9.
De nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen als hierna vermeld.
5. De beslissing
De rechtbank
In conventie:
5.1.
veroordeelt Du Pont tot het op eerste verzoek van Stedin of op eerste verzoek namens Stedin (door een notaris van kantoor Merwestein te Dordrecht) meewerken aan het verlijden van een akte tot vestiging van een opstalrecht m.b.t. de twee transformatoren en toebehoren voor onbepaalde tijd conform de tekst van productie 2 bij dagvaarding;
5.2.
bepaalt dat als Du Pont geen uitvoering geeft aan de veroordeling onder 5.1. aan Stedin machtiging wordt verleend om het vonnis in de plaats te doen stellen van de wilsverklaring van Du Pont in de notariële akte, waarbij de aldus opgemaakte vestigingsakte rechtsgeldig in de daartoe bestemde openbare registers kan worden ingeschreven;
5.3.
veroordeelt Du Pont tot betaling van een bedrag € 332,75 aan Stedin, met bepaling dat als dit bedrag niet binnen zeven dagen na dagtekening van het vonnis wordt voldaan, de wettelijke rente daarover vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis zal zijn verschuldigd tot de dag der voldoening;
5.4.
veroordeelt Du Pont in de proceskosten, aan de zijde van Stedin begroot op € 1.566,71, met bepaling dat als dit bedrag niet binnen zeven dagen na dagtekening van het vonnis wordt voldaan, de wettelijke rente daarover vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis zal zijn verschuldigd tot de dag der voldoening;
In reconventie:
5.5.
veroordeelt Du Pont in de proceskosten, aan de zijde van Stedin begroot op € 452, met bepaling dat als dit bedrag niet binnen zeven dagen na dagtekening van het vonnis wordt voldaan, de wettelijke rente daarover vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis zal zijn verschuldigd tot de dag der voldoening;
In conventie en in reconventie:
5.6.
veroordeelt Du Pont in de kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, begroot op:
- € 205 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van € 68 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.7.
verklaart de veroordelingen onder 5.1 tot en met 5.6 uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman, mr. A. Eerdhuijzen en mr. D. van Dooren en in het openbaar uitgesproken door mr. A. Eerdhuijzen op 10 september 2014.[2294; 1729; 2457]