Richtlijn 94/80/EG tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het actieve en passieve kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een Lid-Staat waarvan zij de nationaliteit niet bezitten
Artikel 12
Geldend
Geldend vanaf 20-01-1995
- Bronpublicatie:
19-12-1994, PbEG 1994, L 368 (uitgifte: 31-12-1994, regelingnummer: 94/80/EG)
- Inwerkingtreding
20-01-1995
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-1994, PbEG 1994, L 368 (uitgifte: 31-12-1994, regelingnummer: 94/80/EG)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Indien in een Lid-Staat op 1 januari 1996 het aantal burgers van de Unie die aldaar verblijf houden zonder de nationaliteit van deze Lid-Staat te bezitten en die de kiesgerechtigde leeftijd hebben bereikt, meer bedraagt dan 20 % van het totale aantal burgers van de Unie die de kiesgerechtigde leeftijd hebben bereikt en die in deze Lid-Staat verblijf houden, kan deze Lid-Staat in afwijking van de bepalingen van deze richtlijn:
- a)
het actieve kiesrecht uitsluitend toekennen aan de in artikel 3 bedoelde kiezers die in deze Lid-Staat verblijf houden sedert ten minste een bepaalde tijd, welke op niet meer dan de duur van één mandaat in de vertegenwoordigende gemeentelijke vergadering mag worden vastgesteld,
- b)
het passieve kiesrecht uitsluitend toekennen aan de in artikel 3 bedoelde verkiesbare personen die in deze Lid-Staat verblijf houden sedert ten minste een bepaalde tijd, die op niet meer dan de duur van twee mandaten in deze vergadering mag worden vastgesteld, en
- c)
dienstige maatregelen inzake de samenstelling van de kandidatenlijsten treffen, meer bepaald met het oog op het vergemakkelijken van de integratie van de burgers van de Unie die onderdaan van een andere Lid-Staat zijn.
2.
Het Koninkrijk België kan, in afwijking van de bepalingen van deze richtlijn, de bepalingen van lid 1, onder a), toepassen op en beperkt aantal gemeenten, waarvan het ten minste een jaar voor de gemeenteraadsverkiezingen waarvoor het van de afwijking gebruik wenst te maken, de namen meedeelt.
3.
Indien op 1 januari 1996 bij de wetgeving van een Lid-Staat is voorgeschreven dat aldaar verblijvende onderdanen van een andere Lid-Staat stemrecht hebben bij de verkiezingen voor het nationale Parlement van die Lid-Staat en daartoe op de kiezerslijsten van die Lid-Staat kunnen worden ingeschreven onder precies dezelfde voorwaarden als de nationale kiezers, hoeft eerstgenoemde Lid-Staat, in afwijking van deze richtlijn, de artikelen 6 tot en met 11 niet op die onderdanen toe te passen.
4.
Uiterlijk op 31 december 1998 en vervolgens om de zes jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in, waarin zij nagaat of de redenen die toekenning aan de betrokken Lid-Staten van een afwijking overeenkomstig artikel 8 B, lid 1, van het Verdrag rechtvaardigen, nog aanwezig zijn en stelt zij zo nodig passende wijzigingen voor. De Lid-Staten die overeenkomstig de leden 1 en 2 afwijkende bepalingen vaststellen, verstrekken de Commissie alle nodige gegevens ter rechtvaardiging hiervan.