Rb. Rotterdam, 14-03-2019, nr. 10/233645-18vorderingen TUL VV: 23-001450-18, 13/702696-17 en 13/701544-17
ECLI:NL:RBROT:2019:3176
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
14-03-2019
- Zaaknummer
10/233645-18vorderingen TUL VV: 23-001450-18, 13/702696-17 en 13/701544-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2019:3176, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 14‑03‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 14‑03‑2019
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10/233645-18
Parketnummers vorderingen TUL VV: 23-001450-18, 13/702696-17 en 13/701544-17
Datum uitspraak: 14 maart 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden,
gemachtigd raadsman mr. S.Ph.Chr. Wester, advocaat te Amsterdam.
1. Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 februari 2019.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3. Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. I. Streefland heeft gevorderd:
- -
bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten;
- -
ontslag van alle rechtsvervolging;
- -
oplegging van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voor de duur van één jaar;
- -
oplegging van een gedragsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van vijf jaren.
4. Waardering van het bewijs
4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten zijn wettig en overtuigend bewezen.
Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 30 oktober 2018 tot en met 2 november 2018 te Karaman (Turkije) opzettelijk en wederrechtelijk deuren en/ een televisie en een bank en gordijnen die aan een ander, te weten aan (zijn ouders) [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] toebehoorden, heeft vernield;
2.
hij op 3 november 2018 te Karaman in Turkije zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [naam slachtoffer 1] , heeft mishandeld door deze tegen het hoofd te stompen, ten gevolge waarvan die [naam slachtoffer 1] ten val kwam;
3.
hij op 3 november 2018 te Karaman in Turkije (zijn moeder) [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "ga weg anders vermoord ik jou";
4.
hij in de periode van 5 november 2018 tot en met 12 november 2018 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een bed en kachel en bank en het vinyl die aan een ander, te weten aan (zijn ouders) [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] toebehoorden, heeft vernield en/ofweggemaakt;
5.
hij in 5 november 2018 tot en met 12 november 2018 te Rotterdam een salontafel en stofzuiger en matras en twee tafelkleden die aan een ander toebehoorden, te weten aan (zijn ouders) [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid feiten
De bewezen feiten leveren op:
1. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
2. mishandeling, begaan tegen zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
3. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
4. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en wegmaken;
5. diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
6. Strafbaarheid verdachte
6.1.
Standpunt verdediging/officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot ontslag van alle rechtsvervolging, nu de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd en tot oplegging van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 37 Sr voor de duur van één jaar.
De verdediging heeft betoogd primair aan de verdachte een straf op te leggen. Subsidiair kan de verdediging zich vinden in oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 37 Sr.
6.2.
Beoordeling
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de psycholoog drs. B. van Giessen (klinisch psycholoog) van 21 februari 2019. Dit rapport houdt het volgende in. Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van
schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis en cocaïne. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde. Kort na zijn eerdere detentie (vermoedelijk juni 2018) is de verdachte gestaakt met het gebruik van antipsychotica en is hij (hard)drugs gaan gebruiken. Door zijn familie is waargenomen dat hij toen meer in zichzelf ging praten en dat sprake was van toenemende onrust, ongedurigheid en zenuwachtigheid. Deze duidelijke verslechtering in zijn gedrag, wijst volgens de psycholoog op een toename van wanen, hallucinaties en gedesorganiseerd gedrag. Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat de verdachte weliswaar zicht heeft gehad op het wederrechtelijke van zijn handelen, maar dat hij door de stoornis schizofrenie niet in staat was om zijn wil conform dat inzicht in vrijheid te bepalen. Gelet hierop wordt geadviseerd de verdachte het ten laste gelegde niet toe te rekenen. Het recidiverisico wordt daarbij hoog geschat.
De verdachte heeft behandeling en begeleiding nodig om zijn leven weer op orde te krijgen, met medicamenteuze behandeling, een vorm van begeleid wonen (met bemoeizorg), psycho-educatie omtrent het gevaar van middelengebruik, ambulante behandeling in aansluiting op de klinische behandelfase en proberen meer commitment te ontwikkelen ten aanzien van het gebruik van medicatie. De behandeling dient bij voorkeur in een forensische setting (een FPA of FPK) plaats te vinden, aangezien dergelijke instellingen ervaring hebben met forensische patiënten. Daarom wordt geadviseerd om de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis te doen laten opnemen krachtens artikel 37 Sr. Daarnaast wordt sterk geadviseerd om bij ontslag een (voorwaardelijke) rechterlijke machtiging aan te vragen in het kader van de Wet BOPZ.
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, waarbij de bewezen verklaarde feiten in overwegende mate onder invloed daarvan zijn begaan. In verband daarmee worden de feiten verdachte in het geheel niet toegerekend. De verdachte wordt geheel ontoerekeningsvatbaar geacht.
De verdachte is derhalve niet strafbaar ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten en zal om die reden worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.3.
Conclusie
Er is een omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is niet strafbaar.
7. Motivering maatregelen
7.1.
Algemene overweging
De maatregelen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregelen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vijftal strafbare feiten. De verdachte heeft in Turkije de woning van zijn ouders vernield. Nadat zijn ouders hem waren nagereisd, heeft hij vervolgens zijn vader mishandeld door hem te stompen met een vuist en heeft hij zijn moeder bedreigd. Eenmaal terug in Nederland heeft de verdachte goederen in de woning van zijn ouders in Nederland vernield en weggemaakt en ook een aantal spullen uit de woning weggenomen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 februari 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Het Leger des Heils, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 20 februari 2019. De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport en het advies, inhoudende dat wordt aangesloten bij het advies van de psycholoog.
Psychiater A.C. Hoek heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 21 januari 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft zeer beperkt meegewerkt aan het psychiatrisch onderzoek. De verdachte was tijdens het onderzoek erg afwerend en prikkelbaar in het contact. Het ten laste gelegde kon hierdoor nauwelijks met hem worden besproken en een delictanalyse was niet mogelijk. Gelet hierop kan geen uitspraak worden gedaan over de mate van toerekenbaarheid en over het recidiverisico. Niet valt uit te sluiten dat de verdachte beperkt heeft meegewerkt vanuit de psychiatrische problematiek. De psychiater is van mening dat sprake is van een zorgelijke situatie rondom de verdachte. Er zijn aanwijzingen voor ernstige psychiatrische problematiek. De verdachte is bovendien dakloos en er is sprake van recidiverend gewelddadig gedrag. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor problematisch drugsgebruik.
Psycholoog B. van Giessen heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 21 februari 2019. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport, zoals hierboven besproken.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Hiervoor heeft de rechtbank reeds bepaald dat zij de verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar acht. De verdachte heeft onvoldoende meegewerkt aan het onderzoek door de psychiater, waardoor de psychiater geen advies heeft kunnen uitbrengen.
Gelet hierop kan op grond van artikel 37, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht voor oplegging van de maatregel zoals geadviseerd, worden volstaan met het advies van één deskundige.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de verdachte bekend is met overlastgevend, dreigend en/of verward gedrag, veelal gericht op zijn eigen familie. De drugsverslaving van de verdachte lijkt – naast de psychische stoornis – daaraan debet te zijn.
Daarnaast is in het dossier een proces-verbaal van de politie van het team Aanpak Verwarde Personen van 21 januari 2019 gevoegd, met een overzicht van incidenten/meldingen waarbij de verdachte betrokken is geweest.
Tot slot heeft de reclassering een analyse van de delictgeschiedenis uitgevoerd. De reclassering stelt daarin vast dat sprake is van een delictpatroon en een duidelijke samenhang tussen het delictgedrag en de psychiatrische problematiek. Deze samenhang blijkt onder andere uit de diverse strafrechtelijke afdoeningen in het verleden die staan vermeld op zijn strafblad.
Gelet op het voorgaande, alsmede gezien de inhoud van de voornoemde rapportages, met de conclusies waarvan de rechtbank zich verenigt, moet ernstig rekening worden gehouden met de kans op recidive. De rechtbank betrekt hierbij ook het strafblad van de verdachte, die meermalen met justitie – ook voor feiten met een geweldscomponent – in aanraking is geweest. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door zijn stoornis een gevaar oplevert voor zichzelf, voor anderen en voor de algemene veiligheid van personen of goederen zoals bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. Gelet hierop acht de rechtbank plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar geïndiceerd.
Maatregel ex artikel 38v Sr
Door de officier van justitie is voorts gevorderd een maatregel ex artikel 38v Sr aan de verdachte op te leggen.
Artikel 38v Sr bepaalt (voor zover hier relevant) dat een contact- en locatieverbod opgelegd kan worden bij een veroordeling voor een strafbaar feit, ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat een contact- en locatieverbod, op de wijze zoals hierna omschreven, noodzakelijk is ter voorkoming van strafbare feiten.
De maatregel zal worden opgelegd voor de duur van vijf jaar.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een strafbaar feit zal begaan of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen, zal deze op te leggen maatregel dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregelen passend en geboden.
8. Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregel
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] ter zake van de onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij [naam benadeelde 1] vordert een vergoeding van
€ 1.242,74 aan materiële schade en een vergoeding van € 300 aan immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij [naam benadeelde 2] vordert een vergoeding van € 350 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] en de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] voor wat betreft de immaterieel gevorderde schade dient te worden gematigd, nu het schadebedrag dat wordt gevorderd onvoldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de materieel gevorderde schade van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] heeft de verdediging betoogd dat de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu deze schade onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair is ten aanzien van het vinyl en de deuren in Turkije betoogd het schadebedrag aanzienlijk te matigen.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1, 2, 4 en 5 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdachte, ten aanzien van de gevorderde materiële schade worden toegewezen.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de immaterieel gevorderde schade is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij [naam benadeelde 1] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 oktober 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam benadeelde 2]
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu thans onvoldoende is komen vast te staan dat de immateriële schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het de onder 3 bewezen verklaarde feit.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam benadeelde 1]
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.242,74, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2018. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Ten aanzien van de benadeelde partij [naam benadeelde 2]
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
9. Vorderingen tenuitvoerlegging
9.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 30 augustus 2018 van het gerechtshof Amsterdam is de verdachte ter zake van diefstal met geweld en bedreiging met geweld en betreffende een feit van de Wet wapens en munitie veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan een gedeelte groot 124 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 14 september 2018.
Bij vonnis van 11 januari 2018 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam is de verdachte ter zake van diefstal, een tweetal mishandelingen, vernieling en opzetheling veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 114 dagen, waarvan een gedeelte groot 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 26 januari 2018.
Bij vonnis van 12 april 2017 van de politierechter in de rechtbank Amsterdam is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 17 dagen, waarvan een gedeelte groot 14 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 13 september 2017.
9.2.
Standpunt officier van justitie/Standpunt verdediging
De officier van justitie heeft gelet op de strafeis geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen.
De verdediging heeft eveneens betoogd de vorderingen af te wijzen.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de verschillende proeftijden gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, nu aan de verdachte een maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar zal worden opgelegd. De tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen wordt onder die omstandigheden niet opportuun geacht.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
11. Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
12. Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
legt de veroordeelde op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 5 (vijf) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich niet op te houden in een straal van 50 (vijftig) meter rondom het woonadres van zijn ouders, [naam slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum slachtoffer 1] te [geboorteplaats slachtoffer 1] , Turkije) en [naam slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum slachtoffer 2] te [geboorteplaats slachtoffer 2] , Turkije), op het moment van de terechtzitting gelegen aan het adres: [adres slachtoffers] , [woonplaats slachtoffers] , gedurende vijf (5) jaar na heden;
2. zich te onthouden van direct of indirect contact met zijn ouders, [naam slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum slachtoffer 1] te [geboorteplaats slachtoffer 1] , Turkije) en [naam slachtoffer 2] (geboren [geboortedatum slachtoffer 2] te [geboorteplaats slachtoffer 2] , Turkije), gedurende vijf (5) jaar na heden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 1 (één) week, met een totale duur van ten hoogste 6 (zes) maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
gelast dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van 1 (één) jaar;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van € 1.242,74 (zegge: twaalfhonderdtweeënveertig euro en vierenzeventig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te betalen € 1.242,74 (zegge: twaalfhonderdtweeënveertig euro en vierenzeventig eurocent) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.242,74 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 22 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 30 augustus 2018 van het gerechtshof Amsterdam aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 11 januari 2018 van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 12 april 2017 van de politierechter in de rechtbank Amsterdam aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.H.S. Duinkerke, voorzitter,
en mrs. J. Snitker en L.R. Prins, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 30 oktober 2018 tot en met 2
november 2018 te Karaman (Turkije) opzettelijk en wederrechtelijk
een of meer deuren en/of televisie en/of bank en/of gordijnen, in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan (zijn
ouders) [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 3 november 2018 te Karaman in Turkije
zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, [naam slachtoffer 1] ,
heeft mishandeld door deze op/tegen het hoofd te slaan/stompen, ten
gevolge waarvan die [naam slachtoffer 1] ten val kwam;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 3 november 2018 te Karaman in Turkije
(zijn moeder) [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht en/of zware mishandeling
door die [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "ga weg anders
vermoord ik jou", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij in of omstreeks de periode van 5 november 2018 tot en met 12
november 2018 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk
een bed en/of kachel en/of bank en/of het vinyl, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan (zijn ouders) [naam slachtoffer 1]
en/of [naam slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar
gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij in of omstreeks 5 november 2018 tot en met 12 november 2018 te
Rotterdam
een salon en/of stofzuiger en/of matras en/of twee tafelkleden, in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te
weten aan (zijn ouders) [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )