Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2014/59/EU betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen
Artikel 61 Voor het doen van de vaststellingen verantwoordelijke autoriteiten
Geldend
Geldend vanaf 27-06-2019
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf uiterlijk 28-12-2020.
- Bronpublicatie:
20-05-2019, PbEU 2019, L 150 (uitgifte: 07-06-2019, regelingnummer: 2019/879)
- Inwerkingtreding
27-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-05-2019, PbEU 2019, L 150 (uitgifte: 07-06-2019, regelingnummer: 2019/879)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Europees financieel recht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De lidstaten dragen er zorg voor dat de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de in de artikel 59, lid 3, bedoelde vaststellingen, de in dit artikel vermelde autoriteiten zijn.
2.
Iedere lidstaat wijst in het nationaal recht de geëigende autoriteit aan die verantwoordelijk is voor het doen van vaststellingen overeenkomstig artikel 59. De geëigende autoriteit kan de bevoegde autoriteit of de afwikkelingsautoriteit zijn als bedoeld in artikel 32.
3.
Indien de relevante kapitaalinstrumenten overeenkomstig artikel 92 van Richtlijn (EU) nr. 575/2013 voor het vervullen van de eigenvermogensvereisten op individuele basis zijn erkend, is de autoriteit die verantwoordelijk is voor het doen van de in artikel 59, lid 3, van deze richtlijn bedoelde vaststelling de geëigende autoriteit van de lidstaat waar overeenkomstig titel III van Richtlijn 2013/36/EU aan de instelling of de entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), vergunning is verleend.
Indien de relevante kapitaalinstrumenten of de in artikel 59, lid 1 bis, van deze richtlijn bedoelde in aanmerking komende passiva worden erkend voor het vervullen van het in artikel 45 septies, lid 1, van deze richtlijn bedoelde vereiste, is de autoriteit die verantwoordelijk is voor het doen van de in artikel 59, lid 3, van deze richtlijn bedoelde vaststelling de geëigende autoriteit van de lidstaat waar overeenkomstig titel III van Richtlijn 2013/36/EU aan de instelling of de entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, punt b), c) of d), van deze richtlijn, een vergunning is verleend.
4.
Indien de relevante kapitaalinstrumenten zijn uitgegeven door een instelling of een entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), die een dochteronderneming is en voor het vervullen van de eigenvermogensvereisten op individuele en op geconsolideerde basis zijn erkend, is de autoriteit die verantwoordelijk is voor het doen van de in artikel 59, lid 3, bedoelde vaststellingen de volgende:
- a)
de geëigende autoriteit van de lidstaat waar de instelling of de entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), van deze richtlijn is gevestigd die deze instrumenten heeft uitgegeven overeenkomstig titel III van Richtlijn 2013/36/EU, is verantwoordelijk voor het doen van de in artikel 59, lid 3, onder b), van deze richtlijn bedoelde vaststellingen;
- b)
de geëigende autoriteit van de lidstaat van de consoliderende toezichthouder en de geëigende autoriteit van de lidstaat waar de instelling of de entiteit als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b), c) of d), van deze richtlijn is gevestigd die deze instrumenten heeft uitgegeven overeenkomstig titel III van Richtlijn 2013/36/EU, is verantwoordelijk voor het doen van de gezamenlijke vaststelling in de vorm van een gezamenlijk besluit als bedoeld in artikel 59, lid 3, onder c), van deze richtlijn.