NJ 1929, p. 1249
Afwijking van de overeenkomst door uitlegging, terwijl de door partijen afgelegde wilsverklaringen duidelijk zijn?
HR 18-04-1929, ECLI:NL:HR:1929:70, m.nt. Prof. Mr. Paul Scholten
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 april 1929
- Magistraten
Mrs. Fentener van Vlissingen, Kosters, Schepel, Kirberger, Polak.
- Zaaknummer
[18041929/NJ_1929,_p._1249]
- Conclusie
Mr. Besier
- Noot
Prof. Mr. Paul Scholten
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS151116:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1929:70, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑04‑1929
- Wetingang
(BW art. 1378-1387.)
Essentie
Afwijking van de overeenkomst door uitlegging, terwijl de door partijen afgelegde wilsverklaringen duidelijk zijn?
Samenvatting
Het middel, waarbij is gesteld dat uit 's Hofs uitspraak blijkt dat de door partijen afgelegde wilsverklaringen duidelijk zijn, mist feitelijken grondslag. Integendeel, heeft het Hof, nu de bewoordingen der overeenkomst voor twee uitleggingen vatbaar waren, terecht, overeenkomstig art. 1379 B. W. nagegaan, welke de bedoeling van partijen is geweest, waarbij het Hof mede heeft gelet — hetgeen zonder eenige wetsschennis kon geschieden — op den inhoud van vroegere op dezelfde zaak betrekking hebbende overeenkomsten, waarbij eischer en verweerder partij zijn geweest.