Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2015/848 betreffende insolventieprocedures
Artikel 60 Bevoegdheden van de insolventiefunctionaris in procedures met betrekking tot leden van een groep ondernemingen
Geldend
Geldend vanaf 25-06-2015
- Bronpublicatie:
20-05-2015, PbEU 2015, L 141 (uitgifte: 05-06-2015, regelingnummer: 2015/848)
- Inwerkingtreding
25-06-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-05-2015, PbEU 2015, L 141 (uitgifte: 05-06-2015, regelingnummer: 2015/848)
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Europees insolventierecht
1.
Een insolventiefunctionaris die is aangewezen in een met betrekking tot een lid van een groep ondernemingen geopende insolventieprocedure kan, voor zover zulks passend is om de doeltreffende uitvoering van de procedure te vergemakkelijken:
- a)
worden gehoord in elke procedure die met betrekking tot een ander lid van dezelfde groep is geopend;
- b)
verzoeken om schorsing van elke met de afwikkeling van de boedel verband houdende maatregel in de procedure die met betrekking tot een ander lid van dezelfde groep is geopend, voor zover:
- i)
krachtens artikel 56, lid 2, onder c), een herstructureringsplan voor alle of sommige leden van de groep met betrekking tot welke een insolventieprocedure is geopend, is voorgelegd dat een redelijke kans op slagen heeft;
- ii)
een dergelijke schorsing nodig is om voor de correcte uitvoering van het herstructureringsplan te zorgen;
- iii)
het herstructureringsplan voordelig zou zijn voor de schuldeisers in de procedure ten aanzien waarvan om schorsing wordt verzocht, en
- iv)
noch de insolventieprocedure waarin de in lid 1 bedoelde insolventiefunctionaris is aangewezen, noch de procedure ten aanzien waarvan om schorsing wordt verzocht, onderworpen is aan coördinatie krachtens deel 2 van dit hoofdstuk;
- c)
een groepscoördinatieprocedure overeenkomstig artikel 61 aanvragen.
2.
De rechter die de in lid 1, onder b), bedoelde procedure heeft geopend, schorst elke met de afwikkeling van de boedel verband houdende maatregel in de procedure geheel of gedeeltelijk nadat hij zich ervan heeft vergewist dat aan de in lid 1, onder b), bedoelde voorwaarden is voldaan.
Alvorens de schorsing te gelasten, hoort de rechter de insolventiefunctionaris die is aangewezen in de procedure ten aanzien waarvan om schorsing is verzocht. Die schorsing kan worden bevolen voor een periode van ten hoogste drie maanden, of voor een kortere duur die de rechter passend acht en die verenigbaar is met de op de procedure toepasselijke voorschriften.
De rechter die de schorsing gelast, kan de in lid 1 bedoelde insolventiefunctionaris opdragen elke uit hoofde van het nationale recht beschikbare maatregel te nemen die geschikt is om de belangen van de schuldeisers in de procedure te beschermen.
De rechter kan de duur van de schorsing verlengen met een of meer termijnen die hij passend acht en die verenigbaar zijn met de op de procedure toepasselijke voorschriften, voor zover nog steeds aan de in lid 1, onder b), onder ii), iii) en iv), bedoelde voorwaarden wordt voldaan en de totale duur van de schorsing (de oorspronkelijke termijn plus eventuele verlengingen) niet meer dan zes maanden bedraagt.