Rb. Rotterdam, 05-01-2016, nr. 4566251 \ VZ VERZ 15-20826
ECLI:NL:RBROT:2016:2465
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
05-01-2016
- Zaaknummer
4566251 \ VZ VERZ 15-20826
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2016:2465, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 05‑01‑2016; (Beschikking)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2016:2590, Bekrachtiging/bevestiging
- Wetingang
art. 673 Burgerlijk Wetboek Boek 7
- Vindplaatsen
AR 2016/985
AR-Updates.nl 2016-0364
Brightmine 2016-415602
VAAN-AR-Updates.nl 2016-0364
Uitspraak 05‑01‑2016
Inhoudsindicatie
Geen sprake van einde van de arbeidsovereenkomst maar van een herplaatsing van de werknemer.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 4566251 \ VZ VERZ 15-20826
4566251 \ VZ VERZ 15-20826 [.] ]uitspraak: 5 januari 2016
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
[verzoekster] ,
wonende te Rotterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. J. van de Ruit te Utrecht,
tegen
de stichting
Stichting Islamitisch Primair Onderwijs Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
gemachtigde: mr. S. Prekpalaj te Hoogland.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [verzoekster] ” en “SIPOR”.
1. Het procesverloop
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
- -
het verzoekschrift (ontvangen op 30 oktober 2015) met producties;
- -
het verweerschrift (ontvangen op 27 november 2015) met één productie;
de mondelinge behandeling vond plaats op 9 december 2015 in aanwezigheid van de partijen en hun gemachtigden. Beide partijen hebben hun standpunt nader doen toelichten. Mr Van de Ruit heeft gebruik gemaakt van een overgelegde pleitnotitie. Van het ter zitting verhandelde is proces-verbaal opgemaakt.
2. De feiten
2.1
[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] 1953, is vanaf 4 januari 2002 tot 1 augustus 2015 op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als lerares werkzaam geweest bij SIPOR met werktijdfactor 1.0000 en een salaris van € 3.313,- bruto per maand exclusief emolumenten.
2.2
Op de arbeidsovereenkomst is de collectieve arbeidsovereenkomst voor het primair onderwijs (hierna: “cao PO”) van toepassing.
2.3
Op 17 januari 2013 heeft [verzoekster] zich ziek gemeld en op 23 oktober 2014 is er een uitkering op grond van de WIA aangevraagd. Op 22 juni 2015 heeft het UWV besloten dat vanaf 11 juni 2015 een loongerelateerde WGA-uitkering aan [verzoekster] wordt toegekend.
2.4
[verzoekster] is voor 48,49% arbeidsongeschikt geoordeeld. Hierbij is ook geoordeeld dat [verzoekster] ongeschikt is voor het eigen werk en dat herstel hiervoor niet te verwachten is, maar dat er bij SIPOR wel herplaatsingsmogelijkheden zijn en deze zijn ook benut.
2.5
Op 13 juli 2015 is een akte van ontslag aan [verzoekster] verleend. Hierin staat dat [verzoekster] met ingang van 1 augustus 2015 ontslag wordt verleend wegens langdurige arbeidsongeschiktheid.
2.6
Op 13 juli 2015 is tevens een akte van benoeming aan [verzoekster] verleend. Vanaf 1 augustus 2015 is [verzoekster] voor onbepaalde tijd benoemd tot onderwijsassistent. De werktijdfactor bij deze functie bedraagt 0,8000 en het loon bedraagt € 1.706,40 bruto per maand.
3. Het verzoek
3.1
[verzoekster] heeft verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, SIPOR te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen beschikking:
- a.
primair aan haar te voldoen de verschuldigde transitievergoeding ten bedrage van € 51.135,14 bruto;
- b.
subsidiair aan haar te voldoen de verschuldigde transitievergoeding voor de werktijdfactor 0,2000 ten bedrage van € 10.227,03 bruto;
- c.
tot betaling van de buitengerechtelijke kosten;
- d.
tot betaling van de wettelijke rente primair over het onder a genoemde bedrag en subsidiair over het onder b genoemde bedrag vanaf het opeisbaar worden van dat bedrag tot de dag der algehele voldoening;
- e.
tot betaling van de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van de in deze te wijzen beschikking.
3.2
Aan dit verzoek legt [verzoekster] - kort gezegd - ten grondslag dat zij aanspraak maakt op de wettelijke transitievergoeding op grond van artikel 7:673 lid 1 sub a BW, omdat de arbeidsovereenkomst met de akte van ontslag van 13 juli 2015 door de werkgever is opgezegd en het dienstverband ten minste 24 maanden heeft geduurd.
4. Het verweer
SIPOR heeft verweer gevoerd tegen het verzoek en - kort gezegd - aangevoerd dat er geen sprake is van een ontslag, want er is niet opgezegd. Volgens SIPOR is er sprake van een herbenoeming en is de akte van ontslag, die volgens SIPOR enkel zag op de functie en niet op de organisatie, slechts als formaliteit afgegeven. Op de inhoud van haar verweer wordt hierna onder de beoordeling - voor zover relevant - nader ingegaan.
5. De beoordeling
5.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of [verzoekster] recht heeft op een transitievergoeding op grond van artikel 7:673 lid 1 sub a BW. Op grond van dit artikel is de werkgever een transitievergoeding verschuldigd aan de werknemer indien de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en deze door opzegging door de werkgever of ontbinding op verzoek van de werkgever is beëindigd dan wel dat een tijdelijke arbeidsovereenkomst na 24 maanden op zijn initiatief niet wordt voortgezet.
5.2
Alle hiervoor genoemde situaties houden een beëindiging van de arbeidsovereenkomst in. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de arbeidsovereenkomst is beëindigd en daarna een nieuwe arbeidsovereenkomst is aangegaan, of dat de arbeidsovereenkomst niet is beëindigd maar in gewijzigde vorm is voortgezet.
5.3
Anders dan [verzoekster] stelt, wordt de arbeidsovereenkomst door de akte van ontslag d.d. 13 juli 2015 niet opgezegd. Kennelijk op grond van in het verleden in het bijzonder onderwijs gebruikelijke vormen en terminologie, heeft SIPOR de functiewijziging per 1 augustus 2015 bevestigd in de vorm van een “akte van ontslag” en een “akte van benoeming” van gelijke datum. Feitelijk echter is de arbeidsovereenkomst niet beëindigd en opnieuw aangegaan, maar ononderbroken voortgezet zij het onder gewijzigde voorwaarden. De stelling van [verzoekster] dat de arbeidsovereenkomst met de akte van ontslag is opgezegd, wordt op grond van het vorenstaande (“wezen gaat voor schijn”) van de hand gewezen. Met de vorenbedoelde aktes is uitsluitend de herplaatsing binnen de organisatie vormgegeven, hetgeen partijen ook beoogd hebben.
5.4
De kantonrechter komt voorts tot het oordeel dat SIPOR heeft voldaan aan haar verplichting uit artikel 3.9 lid 1 van de cao PO nu [verzoekster] voor meer dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard en SIPOR haar heeft benoemd tot onderwijsassistent in een betrekkingsomvang die overeenkomt met haar restvaliditeit. Bovendien is aan [verzoekster] de nieuwe functie aangeboden met een werktijdfactor van 1.0 en heeft zij zelf gekozen voor een werktijdfactor van 0,8.
5.5
Het primaire verzoek van [verzoekster] zal worden afgewezen, omdat de transitievergoeding niet is bedoeld voor situaties waarin enkel sprake is van een herplaatsing die aansluit bij de verplichting van de werkgever uit artikel 3.9 lid 1 van de cao PO. In de Memorie van Toelichting, waar partijen ook naar verwijzen, is te lezen dat de transitievergoeding enerzijds bedoeld is als compensatie voor het ontslag en anderzijds om de werknemer met behulp van de hiermee gemoeide financiële middelen in staat te stellen de transitie naar een andere baan te vergemakkelijken. De arbeidsovereenkomst is niet beëindigd en van een transitie naar een andere baan is dus ook geen sprake.
5.6
[verzoekster] zoekt voor haar standpunt steun in artikel 7:673 lid 5 BW. Dit artikellid ziet echter slechts op de situatie waarin sprake van beëindigde en elkaar binnen een bepaalde tijd opvolgende arbeidsovereenkomsten, in welk geval een betaalde transitiesvergoeding mag worden verrekend. Die situatie doet zich in deze zaak niet voor, nu immers feitelijk sprake is van een doorlopende arbeidsovereenkomst, zij het op basis van andere arbeidsvoorwaarden.
5.7
De subsidiaire vordering waarin [verzoekster] een transitievergoeding vraagt voor de verminderde werktijd (van werktijdfactor 1.0 naar 0.8) ontbeert op dezelfde gronden als ten aanzien van de primaire vordering is geoordeeld een deugdelijk grondslag. Bovendien geldt dat [verzoekster] de nieuwe functie is aangeboden met een werktijdfactor 1 en dat zij zelf heeft gekozen voor een werktijdfactor 0,8 zodat in zoverre sprake is van een wijziging met wederzijds goedvinden en op grond van artikel 7:673 lid 1 BW geen aanspraak bestaat op de transitievergoeding.
5.8
[verzoekster] word als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. Deze worden tot aan deze uitspraak aan de zijde van SIPOR vastgesteld op € 600,00 (2 punten à € 300,00) aan gemachtigdensalaris.
6. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering van [verzoekster] af;
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van SIPOR vastgesteld op € 600,00.
Deze beschikking is gewezen door mr. P. Vlaswinkel, kantonrechter en in het openbaar uitgesproken.
22295