RCR 2023/66
Huurovereenkomst. Kan een bepaalde, uit hoofde van een dienstverleningsovereenkomst te betalen vergoeding, als tegenprestatie in de zin van art. 7:201 lid 1 BW worden aangemerkt?
HR 02-06-2023, ECLI:NL:HR:2023:828
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
2 juni 2023
- Magistraten
Mrs. G. de Groot, H. Sieburgh, F.J.P. Lock, S.J. Schaafsma, F.R. Salomons
- Zaaknummer
21/04578
- Conclusie
A-G mr. G.R.B. van Peursem
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS716553:1
- Vakgebied(en)
Huurrecht / Huur van woonruimte
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:828, Uitspraak, Hoge Raad, 02‑06‑2023
ECLI:NL:PHR:2022:905, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 07‑10‑2022
- Wetingang
Art. 7:201, 7A:1777 BW
Essentie
Huurovereenkomst. Tegenprestatie. Dienstverlenings- en bruikleenovereenkomst.
Kan een bepaalde, uit hoofde van een dienstverleningsovereenkomst te betalen vergoeding, als tegenprestatie in de zin van art. 7:201 lid 1 BW worden aangemerkt?
Samenvatting
Sinds 2007 bewoont bewoonster een woning van de gemeente Rotterdam te Rotterdam. Bewoonster heeft de woning destijds in gebruik gekregen op basis van een oppascontract. Voor de kosten van onder meer gas en elektra was zij een vast bedrag van € 175 per maand verschuldigd. In 2011 heeft bewoonster met Alvast B.V., zijnde de leegstandsbeheerder en gevolmachtigde van de gemeente, met betrekking tot de woning ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.