HR, 08-07-2011, nr. 10/03789
ECLI:NL:HR:2011:BQ8085
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
08-07-2011
- Zaaknummer
10/03789
- Conclusie
Mr. J. Spier
- LJN
BQ8085
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BQ8085, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑07‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BQ8085
ECLI:NL:PHR:2011:BQ8085, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑04‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BQ8085
- Vindplaatsen
Uitspraak 08‑07‑2011
Inhoudsindicatie
Art. 81 RO. Verbintenissenrecht. Onrechtmatige daad Ontvanger door beslag te leggen op geld en dit vervolgens niet terug te betalen?
8 juli 2011
Eerste Kamer
10/03789
DV/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.H.M. Meijroos,
t e g e n
DE ONTVANGER DER RIJKSBELASTINGEN,
kantoorhoudende te Breda,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J.W.H. van Wijk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Ontvanger.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 188899/HA ZA 08-793 van de rechtbank Breda van 17 december 2008;
b. het arrest in de zaak HD 200.022.699 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 30 maart 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Ontvanger heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Ontvanger mede door mr. C.M. Bergman, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] in zijn cassatieberoep dan wel tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 28 april 2011 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Ontvanger begroot op € 1.751,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 juli 2011.
Conclusie 15‑04‑2011
Mr. J. Spier
Partij(en)
Verkorte conclusie inzake
[Eiser]
tegen
Ontvanger der Rijksbelastingen
1.
[Eiser] heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het Hof 's‑Hertogenbosch van 30 maart 2010.
2.
Middel 1 is onbegrijpelijk en voldoet daarom niet aan de eisen van art. 407 lid 2 Rv. Datzelfde geldt voor de middelen 2, 3 en goeddeels 5.
3.
Ook aan middel 4 is geen touw vast te knopen. Nog daargelaten dat niet wordt aangegeven waar de brief van 16 februari 2007 zou zijn te vinden zodat ook deze klacht niet aan de eisen der wet voldoet, ambtshalve onderzoek wijst uit dat deze aan de inleidende dagvaarding geniete brief niet vermeldt op welke aanslagen deze betrekking heeft; zie ook de eveneens aangeniete brief van 2 oktober 2007. Middel 5 miskent dat eveneens; het ziet er bovendien aan voorbij dat dit een feitelijk oordeel.
4.
Gezien het hoge gehalte van onbegrijpelijkheid zou mijn voorkeur hebben [eiser] niet in zijn cassatieberoep te ontvangen. Aan gerede twijfel is immers onderhevig of de cassatiedagvaarding wel een ‘middel’ bevat zoals art. 407 lid 2 Rv vereist. Ware hij ontvankelijk, dan moet het worden verworpen.
Conclusie
Aan de klachten is slot noch zin toe te kennen zodat [eiser] niet in zijn beroep kan worden ontvangen. Mocht hij desondanks ontvankelijk zijn dan wordt tot verwerping geconcludeerd met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Advocaat-Generaal