Einde inhoudsopgave
Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar Lid-Staten, enerzijds, en de Republiek Tunesië, anderzijds
Protocol nr. 5
Geldend
Geldend vanaf 01-03-1998
- Bronpublicatie:
17-07-1995, Trb. 1996, 29 (uitgifte: 01-02-1996, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-03-1998, Trb. 1998, 61 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
EU-recht / Marktintegratie
betreffende wederzijdse bijstand tussen administratieve autoriteiten in douanezaken
Artikel 1. Definities
Voor de toepassing van dit Protocol wordt verstaan onder:
- a.
‘douanewetgeving’: alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen van toepassing zijn betreffende de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goederen en de plaatsing van goederen onder een douaneregeling, met inbegrip van de verbods-, beperkings- en controlemaatregelen die deze partijen hebben vastgesteld;
- b.
‘verzoekende autoriteit’: een bevoegde administratieve autoriteit die door een overeenkomstsluitende partij is aangewezen om verzoeken om administratieve bijstand in douanezaken in te dienen;
- c.
‘aangezochte autoriteit’: een bevoegde administratieve autoriteit die door een overeenkomstsluitende partij is aangewezen om verzoeken om administratieve bijstand in douanezaken te ontvangen;
- d.
‘persoonsgebonden gegevens’: alle inlichtingen over een bepaalde of te bepalen natuurlijke persoon.
Artikel 2. Werkingssfeer
1
De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar binnen hun bevoegdheden bijstand, op de wijze en onder de voorwaarden die in dit Protocol zijn vastgesteld, met het oog op de preventie, de opsporing en de vaststelling van overtredingen van de douanewetgeving.
2
De bijstand in douanezaken waarin dit Protocol voorziet, geldt voor elke administratieve autoriteit van de overeenkomstsluitende partijen die bevoegd is dit Protocol toe te passen. Deze bijstand doet geen afbreuk aan de regels betreffende de wederzijdse bijstand in strafzaken en geldt evenmin voor informatie verkregen krachtens bevoegdheden die op verzoek van de rechterlijke autoriteiten worden uitgeoefend, tenzij deze autoriteiten hiermee instemmen.
Artikel 3. Bijstand op verzoek
1
Op aanvraag van de verzoekende autoriteit verschaft de aangezochte autoriteit eerstgenoemde alle ter zake dienende informatie die deze nodig heeft voor de correcte toepassing van de douanewetgeving, met inbegrip van informatie betreffende vastgestelde of voorgenomen transacties die met deze wetgeving in strijd zijn of kunnen zijn.
2
Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mede of goederen die uit het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij zijn uitgevoerd, op regelmatige wijze op het grondgebied van de andere partij zijn ingevoerd, onder vermelding, in voorkomend geval, van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst.
3
Op aanvraag van de verzoekende autoriteit zorgt de aangezochte autoriteit er, binnen de grenzen van haar wetgeving, voor dat een bijzonder toezicht wordt uitgeoefend op:
- a.
natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij de douanewetgeving overtreden of overtreden hebben;
- b.
plaatsen waar goederen op zodanige wijze zijn opgeslagen dat redelijkerwijze vermoed kan worden dat ze bedoeld zijn te worden gebruikt bij transacties die met de wetgeving van de andere overeenkomstsluitende partijen in strijd zijn;
- c.
goederenbewegingen waarover bericht wordt dat zij aanleiding kunnen geven tot overtredingen van de douanewetgeving;
- d.
vervoermiddelen waarvan redelijkerwijze vermoed kan worden dat zij bij overtredingen van de douanewetgeving worden of werden gebruikt of gebruikt zouden kunnen worden.
Artikel 4. Bijstand op eigen initiatief
De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar bijstand, in overeenstemming met hun wetten, voorschriften en andere rechtsinstrumenten, indien zij zulks noodzakelijk achten voor de juiste toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder indien zij informatie verkrijgen over:
- —
transacties die met deze wetgeving in strijd zijn of lijken te zijn en die van belang kunnen zijn voor andere overeenkomstsluitende partijen;
- —
nieuwe middelen of methoden die bij dergelijke transacties worden gebruikt;
- —
goederen waarvan bekend is dat zij het voorwerp vormen van overtredingen van de douanewetgeving;
- —
natuurlijke of fysieke personen waarvan redelijkerwijze vermoed kan worden dat zij in strijd met de douanewetgeving handelen of hebben gehandeld;
- —
vervoermiddelen waarvan redelijkerwijze vermoed kan worden dat zij bij overtredingen van de douanewetgeving worden of werden gebruikt of gebruikt zouden kunnen worden.
Artikel 5. Toezending van documenten/Kennisgeving van besluiten
Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, overeenkomstig haar wetgeving, de nodige maatregelen voor:
- —
de toezending van documenten,
- —
de kennisgeving van besluiten,
waarop het bepaalde in dit Protocol van toepassing is, aan een geadresseerde die op haar grondgebied verblijft of gevestigd is. In dergelijk geval is artikel 6, lid 3, van toepassing.
Artikel 6. Vorm en inhoud van verzoeken om bijstand
1
Verzoeken in het kader van dit Protocol worden schriftelijk gedaan en gaan vergezeld van de bescheiden die voor de behandeling ervan noodzakelijk zijn. In spoedeisende gevallen kunnen mondelinge verzoeken worden aanvaard, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd.
2
De overeenkomstig lid 1 ingediende verzoeken bevatten de hierna volgende gegevens:
- a.
de naam van de verzoekende autoriteit,
- b.
de gevraagde maatregel,
- c.
het voorwerp en de reden van het verzoek,
- d.
de relevante wetten, voorschriften en andere rechtselementen;
- e.
zo nauwkeurig en volledig mogelijke informatie betreffende de natuurlijke personen of rechtspersonen waarop het onderzoek betrekking heeft,
- f.
een overzicht van de relevante feiten en van het reeds uitgevoerde onderzoek, behalve in de in artikel 5 bedoelde gevallen.
3
De verzoeken worden ingediend in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor deze aanvaardbare taal.
4
Indien een verzoek niet in de juiste vorm wordt gedaan, kan om correctie of aanvulling worden verzocht. Er kunnen echter reeds voorzorgsmaatregelen worden genomen.
Artikel 7. Behandeling van verzoeken
1
De aangezochte autoriteit behandelt verzoeken om bijstand, binnen de grenzen van haar bevoegdheden en met de middelen waarover zij beschikt, alsof zij voor eigen rekening of in opdracht van een andere autoriteit van dezelfde overeenkomstsluitende partij handelde, door reeds beschikbare informatie te verstrekken en het nodige onderzoek te verrichten of te doen verrichten. Deze bepaling is eveneens van toepassing op de administratieve dienst waaraan de verzoekende autoriteit haar aanvraag heeft gericht indien deze niet zelfstandig kan handelen.
2
Verzoeken om bijstand worden behandeld overeenkomstig de wetten, voorschriften en andere rechtsinstrumenten van de aangezochte overeenkomstsluitende partij.
3
Daartoe gemachtigde ambtenaren van een overeenkomstsluitende partij kunnen, met instemming van de andere betrokken overeenkomstsluitende partij en op de door deze gestelde voorwaarden, in de kantoren van de aangezochte autoriteit of van een andere autoriteit die onder de aangezochte autoriteit ressorteert, informatie verkrijgen over transacties die met de douanewetgeving in strijd zijn of kunnen zijn die de verzoekende autoriteit nodig heeft ter uitvoering van het bepaalde in dit Protocol.
4
Ambtenaren van een overeenkomstsluitende partij kunnen, met de toestemming van de andere betrokken overeenkomstsluitende partij en op de door deze gestelde voorwaarden, aanwezig zijn bij onderzoek dat op het grondgebied van de laatstgenoemde wordt verricht.
Artikel 8. Vorm waarin de informatie dient te worden verstrekt
1
De aangezochte autoriteit deelt de uitslag van het onderzoek aan de verzoekende autoriteit mede in de vorm van bescheiden, voor echt gewaarmerkte afschriften van bescheiden, rapporten en dergelijke.
2
De in lid 1 bedoelde bescheiden kunnen worden vervangen door informatie die, in welke vorm dan ook, met behulp van systemen voor automatische gegevensverwerking voor hetzelfde doel wordt verstrekt.
Artikel 9. Gevallen waarin geen bijstand behoeft te worden verleend
1
De partijen kunnen de in dit Protocol bedoelde bijstand weigeren wanneer het verlenen ervan:
- a.
de soevereiniteit van Tunesië of van een Lid-Staat van de Gemeenschap waaraan op grond van dit Protocol om bijstand wordt gevraagd zou kunnen schenden; of
- b.
de openbare orde, de openbare veiligheid of andere essentiële belangen in gevaar zou kunnen brengen, of
- c.
de toepassing inhoudt andere voorschriften dan de douanewetgeving, of
- d.
de schending inhoudt van een industrieel geheim, een handelsgeheim of een beroepsgeheim.
2
Wanneer de verzoekende autoriteit om een vorm van bijstand verzoekt die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek. De aangezochte autoriteit bepaalt zelf hoe zij op een dergelijk verzoek reageert.
3
Indien bijstand wordt geweigerd, dienen het daartoe strekkende besluit en de redenen die daaraan ten grondslag liggen terstond aan de verzoekende autoriteit te worden medegedeeld.
Artikel 10. Geheimhoudingsplicht
1
Alle informatie die ter uitvoering van dit Protocol wordt verstrekt heeft een vertrouwelijk karakter. Zij valt onder het beroepsgeheim en wordt beschermd volgens het recht van de overeenkomstsluitende partij die ze heeft ontvangen en volgens het recht waaraan de autoriteiten van de Gemeenschap onderworpen zijn.
2
Persoonsgebonden gegevens kunnen uitsluitend worden doorgegeven indien de wetgeving van de overeenkomstsluitende partijen deze op gelijkwaardige wijze beschermt. Het rechtsbeschermingsniveau van de overeenkomstsluitende partijen omvat ten minste de in de bijlage bij dit Protocol omschreven beginselen.
Artikel 11. Gebruik van informatie
1
De verkregen informatie, met inbegrip van de persoonsgebonden gegevens, mag uitsluitend worden gebruikt voor de toepassing van het bepaalde in dit Protocol. Het gebruik van deze informatie door een overeenkomstsluitende partij voor andere doeleinden is afhankelijk van de voorafgaande schriftelijke toestemming van de administratieve autoriteit die ze heeft verstrekt, waarbij de door deze autoriteit vastgestelde beperkingen in acht moeten worden genomen. Deze bepalingen zijn niet van toepassing wanneer de voor de toepassing van dit Protocol verkregen informatie ook kan worden gebruikt voor de bestrijding van de illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. Dergelijke informatie mag worden doorgegeven aan andere autoriteiten die rechtstreeks bij de bestrijding van de illegale handel in verdovende middelen betrokken zijn, binnen de grenzen van artikel 2.
2
Lid 1 vormt geen beletsel voor het gebruik van informatie in gerechtelijke of administratieve procedures die achteraf worden ingesteld wegens niet-naleving van de douanewetgeving. De bevoegde autoriteit die deze informatie heeft verstrekt wordt van een dergelijke gebruik onmiddellijk in kennis gesteld.
3
De overeenkomstsluitende partijen kunnen de overeenkomstig het bepaalde in dit Protocol verkregen informatie en geraadpleegde bescheiden in hun rapporten, getuigenissen en gerechtelijke procedures als bewijsmateriaal gebruiken.
Artikel 12. Deskundigen en getuigen
1
Een onder een aangezochte autoriteit ressorterende ambtenaar kan worden gemachtigd, binnen de perken van de hem verleende machtiging, in het rechtsgebied van een andere overeenkomstsluitende partij als getuige of deskundige op te treden in gerechtelijke of administratieve procedures die betrekking hebben op onderwerpen waarop dit Protocol van toepassing is en daarbij de voor het gerechtelijk onderzoek noodzakelijke voorwerpen, bescheiden of voor echt gewaarmerkte afschriften van bescheiden voor te leggen. In de convocatie dient uitdrukkelijk te worden vermeld over welk onderwerp, op welke grond en in welke hoedanigheid de ambtenaar zal worden ondervraagd.
2
De gemachtigde ambtenaar geniet op het grondgebied van de verzoekende autoriteit dezelfde rechtsbescherming als de eigen ambtenaren van die autoriteit.
Artikel 13. Kosten van de bijstand
De partijen brengen elkaar geen kosten in rekening voor uitgaven die ter uitvoering van het bepaalde in dit Protocol zijn gemaakt, met uitzondering, in voorkomend geval, van de uitgaven voor deskundigen, getuigen, tolken en vertalers die niet in overheidsdienst zijn.
Artikel 14. Tenuitvoerlegging
1
Dit Protocol wordt ten uitvoer gelegd door de nationale douaneautoriteiten van Tunesië, enerzijds, en de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en, in voorkomend geval, de douaneautoriteiten van de Lid-Staten, anderzijds. Deze instanties stellen alle praktische maatregelen en bepalingen voor de toepassing van dit Protocol vast, rekening houdend met de voorschriften op het gebied van de gegevensbescherming. Zij kunnen, via het bij artikel 40 van Protocol nr. 4 ingestelde Comité Douanesamenwerking, de Associatieraad aanbevelingen doen voor wijzigingen die huns inziens in dit Protocol dienen te worden aangebracht.
2
De overeenkomstsluitende partijen plegen overleg over en geven elkaar kennis van alle uitvoeringsbepalingen die overeenkomstig dit Protocol worden vastgesteld.
Artikel 15. Complementariteit
1
Dit Protocol vormt een aanvulling op de overeenkomsten inzake wederzijdse bijstand die tussen een of meer Lid-Staten van de Europese Unie en Tunesië zijn of kunnen worden gesloten en doet geen afbreuk aan de toepassing van deze overeenkomsten. Het vormt geen beletsel voor een ruimere wederzijdse bijstand indien deze overeenkomsten daarin voorzien.
2
Onverminderd artikel 11 doen deze overeenkomsten geen afbreuk aan de bepalingen van de Gemeenschap betreffende de uitwisseling, tussen de bevoegde diensten van de Commissie en de douaneautoriteiten van de Lid-Staten, van alle informatie over douanezaken die voor de Gemeenschap van belang kan zijn.
Bijlage
bij het Protocol
Grondbeginselen op het gebied van de gegevensbescherming
1
Persoonsgebonden gegevens die in de computer worden ingevoerd, dienen:
- a.
op eerlijke en rechtsgeldige wijze verkregen en behandeld te zijn;
- b.
voor nauwomschreven, legitieme doeleinden te worden bewaard; ze mogen niet worden gebruikt op een wijze die met deze doeleinden onverenigbaar is;
- c.
nuttig, relevant en redelijk te zijn gezien de doeleinden waarvoor ze worden bewaard;
- d.
nauwkeurig te zijn en dienen eventueel te worden bijgewerkt;
- e.
in een vorm te worden bewaard waardoor de betrokkene gedurende een niet langere periode geïdentificeerd kan worden dan nodig is voor de procedure waarvoor die gegevens worden bewaard.
2
Persoonsgebonden gegevens die aanwijzingen over ras, politieke, religieuze of andere overtuigingen inhouden en gegevens over de gezondheid of het sexuele leven van een persoon mogen niet in de computer worden ingevoerd, tenzij de nationale wetgeving voldoende garanties biedt. Deze bepalingen zijn eveneens van toepassing op persoonsgebonden gegevens over strafrechtelijke veroordelingen.
3
Er dienen veiligheidsmaatregelen te worden genomen om ervoor te zorgen dat persoonsgebonden gegevens die in computerbestanden zijn opgeslagen worden beschermd tegen vernietiging, ongeoorloofd gebruik of onopzettelijk verlies en tegen ongeoorloofde toegang tot, wijziging van of verspreiding van die gegevens.
4
Elke persoon dient gerechtigd te zijn:
- a.
vast te stellen of persoonsgebonden gegevens die op hem betrekking hebben in een computerbestand zijn opgenomen, voor welke doeleinden deze voornamelijk worden gebruikt en de naam, de gewone verblijfplaats of de plaats van tewerkstelling van degene die voor dit bestand verantwoordelijk is;
- b.
binnen redelijke termijnen en zonder vertraging of hoge kosten bevestiging te verkrijgen over het bestaan van een computerbestand waarin persoonsgebonden gegevens voorkomen die op hem betrekking hebben en dat deze gegevens hem op een begrijpelijke wijze worden medegedeeld;
- c.
te verkrijgen dat deze gegevens worden gecorrigeerd of geschrapt indien ze in strijd met de nationale wetgeving zijn ingevoerd ter uitvoering van de in de leden 1 en 2 van deze bijlage omschreven grondbeginselen;
- d.
in beroep te kunnen gaan indien aan zijn aanvraag tot mededeling geen gevolg wordt gegeven, of eventueel aan de mededeling, de correctie of de schrapping waarvan in de punten b. en c. hierboven sprake is.
5.1
Van de punten 1, 2 en 4 van deze bijlage kan niet worden afgeweken, behoudens in de volgende gevallen:
5.2
Van de punten 1, 2 en 4 van deze bijlage kan worden afgeweken indien dit volgens de nationale wetgeving van de Overeenkomstsluitende Partij mogelijk is en wanneer deze afwijking een in een democratische samenleving noodzakelijke maatregel vormt die gericht is op:
- a.
de bescherming van de staatsveiligheid, de openbare orde en de monetaire belangen van de staat alsmede de bestrijding van ernstige misdrijven;
- b.
de bescherming van de personen waarop deze gegevens betrekking hebben of van de rechten en vrijheden van andere personen.
5.3
De rechten waarin de punten 4b, 4c en 4d van deze bijlage voorzien kunnen bij wet worden beperkt voor computerbestanden met persoonsgebonden gegevens die voor statistische doeleinden of voor wetenschappelijk onderzoek worden gebruikt, wanneer hierdoor geen inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de personen waarop deze gegevens betrekking hebben.
6
Geen bepaling van deze bijlage mag zo worden geïnterpreteerd dat ze een overeenkomstsluitende partij belet een ruimere bescherming te verlenen aan de personen waarop de gegevens betrekking hebben dan die waarin deze bijlage voorziet.