Hof Arnhem, 16-11-2004, nr. 21-003544-04
ECLI:NL:GHARN:2004:AR5689
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
16-11-2004
- Zaaknummer
21-003544-04
- LJN
AR5689
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2004:AR5689, Uitspraak, Hof Arnhem, 16‑11‑2004; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2007:BA0449
Uitspraak 16‑11‑2004
Inhoudsindicatie
Het gerechtshof heeft op 16 november 2004 uitspraak gedaan in de zaak tegen de 43-jarige verdachte Mustafa Ö. Het hof heeft Ö. wegens "medeplegen van moord" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 jaar, met aftrek van voorarrest. Ö. was bij vonnis van 9 juni 2004 door de rechtbank te Arnhem tot een zelfde straf veroordeeld.
Partij(en)
Parketnummer: 21-003544-04
Uitspraak dd.: 16 november 2004
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 9 juni 2004 in de strafzaak tegen
[verdachte}.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 2 november 2004 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen nu het tot een andere bewezenverklaring komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd -zakelijk weergegeven-, zoals nader is verwoord in zijn pleitnota, dat het openbaar ministerie zich in het onderzoek vooral op verdachte als dader dan wel mededader heeft gericht, ondanks de in het dossier aanwezige aanwijzingen richting andere verdachten.
Voor zover de raadsman heeft willen aangeven dat hiermee de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het geding is, overweegt het hof hieromtrent het volgende.
Uit het dossier blijkt dat allerlei mogelijke motieven voor de dood van het slachtoffer zijn onderzocht en vele getuigen zijn gehoord. Zo is er onder andere onderzoek gedaan naar de ex-schoonfamilie van het slachtoffer, de zuivelhandel van het slachtoffer en eventuele betrokkenheid van het slachtoffer bij hennepkwekerijen en mensenhandel. De politie heeft uiteindelijk terecht de meest waarschijnlijke verdenking uitgerechercheerd. Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Verweren met betrekking tot het bewijs
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd -zakelijk weergegeven-, zoals nader is verwoord in zijn pleitnota, dat de verklaringen van [de getuigen A, B en C] dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
Ten aanzien van [getuige A]
De verklaringen van [getuige A] zijn volgens de raadsman leugenachtig, althans onbetrouwbaar en tegenstrijdig. Deze verklaringen zouden, als kennelijk leugenachtig, niet voor het bewijs mogen worden gebruikt. Daarnaast zouden de verklaringen van [A] moeten worden uitgesloten van het bewijs, omdat er vormverzuimen zouden zijn begaan met betrekking tot de verhoren van [A]. De opsporingsambtenaren hebben verzuimd [A] te confronteren met beschikbare telefoongegevens, die niet consistent met de verklaringen van [A] waren.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het is juist dat [A] verschillende verklaringen heeft afgelegd. Mede in aanmerking genomen dat [A] eveneens als verdachte is aangemerkt, acht het hof de verschillen in de verklaringen niet zodanig, dat alle verklaringen van deze getuige als onbetrouwbaar dienen te worden aangemerkt. Voor zover verklaringen van [A] voor het bewijs zullen worden gebruikt, gaat het hierbij naar het oordeel van het hof bovendien uitdrukkelijk niet om kennelijk leugenachtige verklaringen.
Ten aanzien van het verweer met betrekking tot de vormverzuimen bij het verhoor van [A] overweegt het hof dat uit het proces-verbaal van het verhoor van [A] bij de politie op 31 maart 2004 blijkt dat [A] is geconfronteerd met historische telecomgegevens. Reeds om die reden kan het verweer van de raadsman niet opgaan.
Gelet op het voorgaande verwerpt het hof het verweer.
Ten aanzien van [de getuigen B en C]
De verklaringen van [de getuigen B en C] zijn volgens de raadsman niet betrouwbaar en hij heeft zich daarbij gebaseerd op de rapporten van de heer Wagenaar van 4 maart 2004 en 18 oktober 2004.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Zonder aan te geven dat de getuigen in het geheel niet kunnen hebben gezien hetgeen zij volgens hun verklaringen hebben waargenomen, heeft de heer Wagenaar in zijn rapporten aangegeven te twijfelen aan de mogelijkheid tot het waarnemen van details onder de gegeven omstandigheden, zoals de getuigen deze naar hun zeggen wel hebben waargenomen. De verklaringen van de getuigen zijn consistent met betrekking tot het feit dat ze twee personen de snelweg over hebben zien rennen. Ook al was het donker, er was - zoals ook in het rapport van Wagenaar van 4 maart 2004 wordt beschreven - door het licht van de lampen van de auto van de getuigen voldoende licht om te kunnen beoordelen of er één dan wel twee personen de snelweg overstaken. Door de heer Wagenaar is de mogelijkheid geopperd dat doordat verdachte tot aan de middellijn tussen de twee rijstroken is gelopen, voordat hij naar de auto is gerend, bij de getuigen de illusie kan zijn gewekt dat verdachte de snelweg is overgestoken. Deze mogelijkheid strookt echter niet met de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij vanaf de achterkant van de auto op de vluchtstrook uit angst voor de medeverdachte - zo snel mogelijk - naar de auto is teruggerend. Het hof verwerpt gelet op het bovenstaande het verweer.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III)
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf
Het medeplegen van moord.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft verdachte voor het plegen van moord veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertien jaren. Verdachte is in hoger beroep gekomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte wederom tot dertien jaren gevangenisstraf te veroordelen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 28 juni 2003 samen met een ander [het slachtoffer] om het leven gebracht. Het nemen van het leven van een ander is een zo ernstig strafbaar feit dat alleen een langdurige vrijheidsbenemende straf in aanmerking komt.
Verdachte en/of zijn mededader hebben op de snelweg A15 een aantal kogels op [het slachtoffer] afgevuurd. Een van deze schoten heeft [het slachtoffer] als opgezet schot - op een schootsafstand van nul centimeter - geraakt, een ander schot op een afstand van vrijwel nul centimeter. Het slachtoffer is daarna op de rijbaan van de snelweg achtergelaten, waarna hij door meerdere auto's is overreden. Als gevolg van deze handelingen is het slachtoffer overleden.
Door de dood van [het slachtoffer] is de nabestaanden onpeilbaar leed toegebracht. Bovendien hebben inzittenden van de auto's die over het lichaam van het slachtoffer zijn gereden een uitermate traumatische ervaring ondergaan. Door feiten als het onderhavige wordt de rechtsorde op ernstige wijze geschokt en worden grote verontrusting en gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaakt.
Daarnaast heeft het hof rekening gehouden met het feit dat verdachte, blijkens het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 6 oktober 2004, reeds eerder voor het plegen van geweldsmisdrijven is veroordeeld.
Onder deze omstandigheden is een gevangenisstraf als in eerste aanleg opgelegd en in hoger beroep gevorderd alleszins gerechtvaardigd. Het hof zal de verdachte dan ook opnieuw tot een gevangenisstraf voor de duur van dertien jaren veroordelen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 13 (dertien) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr Van den Heuvel, voorzitter,
mrs Luikinga en Coster van Voorhout, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr Collombon, griffier,
en op 16 november 2004 ter openbare terechtzitting uitgesproken.