Hof Leeuwarden, 11-08-2011, nr. 24-002982-09
ECLI:NL:GHLEE:2011:BR4889
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
11-08-2011
- Zaaknummer
24-002982-09
- LJN
BR4889
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2011:BR4889, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 11‑08‑2011; (Hoger beroep)
Uitspraak 11‑08‑2011
Inhoudsindicatie
Verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht, wordt ter zake van het (mede)plegen van vijf overvallen op winkels en het stelen van een personenauto, telkens met toepassing van de recidiveregeling van artikel 43a/43b Sr, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren. Tevens wordt de maatregel van TBS met verpleging van overheidswege opgelegd. Het verweer, dat geen schadevergoedingsmaatregelen (van in totaal ruim € 10.000,=) dienen te worden opgelegd, omdat verdachte, thans 44 jaar oud, bij oplegging van een langdurige gevangenisstraf en TBS met verpleging van overheidswege niet in staat is deze te voldoen, wordt verworpen
Partij(en)
GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002982-09
Uitspraak d.d.: 11 augustus 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 10 november 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1967],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
preventief gedetineerd in PI [naam PI]
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 20 april 2010 en 28 juli 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van voorarrest, en terbeschikkingstelling met dwangverpleging, terugggave aan [bedrijf] van het in beslag genomen geldbedrag van € 340,=, onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen wikkel heroïne en terugggave aan verdachte van de overige in beslag genomen voorwerpen. Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de advocaat-generaal gevorderd deze met uitzondering van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] geheel toe te wijzen met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel en de vordering van [benadeelde 1] toe te wijzen tot een bedrag van € 496,34 en [benadeelde 1] in het overige gevorderde niet-ontvankelijk te verklaren. De vordering van de advocaat-generaal is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. P.M. Breukink, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
De in het ten laste gelegde voorkomende taal- en schrijffouten verbetert het hof. Door deze verbeterde lezing is de verdachte niet in zijn verdediging geschaad.
Aldus verbeterd gelezen is aan verdachte ten laste gelegd dat:
feit 1:
hij op of omstreeks 19 mei 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (winkel)pand (van winkelbedrijf [bedrijf]) heeft weggenomen (in/uit een kassalade) een hoeveelheid geld (te weten (ongeveer) 340,- euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het (winkelbedrijf) [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] (filiaalhoudster van de [bedrijf]) en/of [benadeelde 2] (verkoopster bij de [bedrijf]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen:
- -
een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting van die [slachtoffer] en/of [benadeelde 2] heeft gehouden, althans aan die [slachtoffer] en/of [benadeelde 2] heeft getoond en/of
- -
((telkens) onder dreiging van voornoemd pistool) (meermalen) tegen die [slachtoffer] en/of [benadeelde 2] heeft gezegd: "Waar is de kluis" en/of "Ik ben heel zenuwachtig, ik schiet zo" en/of "Ik wil al het geld, ook al het kleingeld" en/of "Doe de kassa open" en/of "Die moet open, die moet open" (daarmee doelend op de kluis), althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
feit 2:
hij op of omstreeks 16 mei 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in/uit een (winkel)pand (van winkelbedrijf [benadeelde 3]) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 5] (filiaalmanager van die [benadeelde 3]) en/of [benadeelde 4] (verkoopster in die [benadeelde 3]) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten 865,- euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het (winkel)bedrijf [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen:
- -
een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [benadeelde 4] heeft gericht en/of op/tegen de schouder van die [benadeelde 4] heeft gedrukt en/of (daarbij) heeft gezegd: "Meelopen naar achteren naar de kluis" en/of "Jij snel je geld en opzouten, moven", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking en/of
- -
voornoemd (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op die [benadeelde 5] heeft gericht en/of (daarbij) heeft gezegd dat die [benadeelde 5] de kluis open moest maken en/of het geld moest pakken, althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking en/of (vervolgens)
- -
(onder dreiging van voornoemd (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp)) tegen die [benadeelde 5] en/of [benadeelde 4] heeft gezegd: "Meekomen, dan wil ik het geld uit de kassa" en/of "Geld, ook onder de la" en/of "Ik wil ook die geldkluisjes", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
feit 3:
hij op of omstreeks 9 mei 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in/uit een (winkel)pand (van winkelbedrijf [bedrijf]) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 6] (medewerkster van [bedrijf]) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld (te weten (ongeveer) 580,- euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het (winkel)bedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, een (op een) vuurwapen (gelijkend) voorwerp aan die [benadeelde 6] heeft getoond en/of (daarbij) heeft gezegd: "Geld en kluis" en/of "Doe maar de kluis open" en/of "En nu de kassa", althans (telkens)woorden van gelijke aard of strekking,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
feit 4:
hij op of omstreeks 7 mei 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in/uit een (winkel)pand (van winkelbedrijf [benadeelde 3]) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 7] (bedrijfsleidster van voornoemde [benadeelde 3]) heeft gedwongen tot de afgifte van (een sealbag met) een hoeveelheid geld (te weten 760,- euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het (winkel)bedrijf [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in de richting van die [benadeelde 7] heeft gehouden en/of aan die [benadeelde 7] heeft getoond en/of (daarbij) heeft gezegd: "Meelopen" en/of "Maak de kluis open", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
feit 5:
hij op of omstreeks 6 mei 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in/uit een (winkel)pand (van het winkelbedrijf [bedrijf]) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[benadeelde 9] en/of [benadeelde 10] en/of [benadeelde 8] (allen medewerksters bij voornoemde [bedrijf]) heeft gedwongen tot de afgifte van (een (aantal) envelop(pen) met) een hoeveelheid geld (te weten 1245,- euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het (winkel)bedrijf [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen:
- -
een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan die [benadeelde 8] en/of [benadeelde 9] en/of De [benadeelde 10] heeft getoond en/of met voornoemd (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) een klikkende beweging heeft gemaakt en/of (vervolgens)
- -
(daarbij) heeft gezegd: "Naar achteren dames" en/of "Als jullie rustig blijven, gebeurt er niks", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking en/of
- -
voornoemd (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op (de benen van) die [benadeelde 8] heeft gericht en/of (daarbij) heeft gezegd: "Doe de kluis open" en/of "Geef alle enveloppen", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
feit 6:
hij op of omstreeks 18 mei 2009 te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (personen)auto (Volkswagen Golf, Cabriolet, met kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
feit 1:
hij op 19 mei 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand van winkelbedrijf [bedrijf] heeft weggenomen uit een kassalade een hoeveelheid geld, te weten 340,- euro, toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer], filiaalhoudster van de [bedrijf], en [benadeelde 2], verkoopster bij de [bedrijf], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte:
- -
een pistool in de richting van die [slachtoffer] en [benadeelde 2] heeft gehouden en
- -
onder dreiging van voornoemd pistool tegen die [slachtoffer] en/of [benadeelde 2] heeft gezegd: "Waar is de kluis" en "Ik ben heel zenuwachtig, ik schiet zo" en "Ik wil al het geld, ook al het kleingeld" en "Doe de kassa open" en "Die moet open, die moet open" (daarmee doelend op de kluis),
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
feit 2:
hij op 16 mei 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], uit een winkelpand van winkelbedrijf [benadeelde 3] met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde 5], filiaalmanager van die [benadeelde 3], en [benadeelde 4], verkoopster in die [benadeelde 3], heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten 865,- euro, toebehorende aan het winkelbedrijf [benadeelde 3], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte:
- -
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [benadeelde 4] heeft gericht en op de schouder van die [benadeelde 4] heeft gedrukt en heeft gezegd: "Meelopen naar achteren naar de kluis" en
- -
voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [benadeelde 5] heeft gericht en heeft gezegd dat die [benadeelde 5] de kluis open moest maken en het geld moest pakken, en
- -
onder dreiging van voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen die [benadeelde 5] en [benadeelde 4] heeft gezegd: "Meekomen, dan wil ik het geld uit de kassa" en "Geld, ook onder de la" en "Ik wil ook die geldkluisjes",
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
feit 3:
hij op 9 mei 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, uit een winkelpand van winkelbedrijf [bedrijf] met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld
[benadeelde 6], medewerkster van [bedrijf], heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten 580,- euro, toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [benadeelde 6] heeft getoond en heeft gezegd: "Geld en kluis" en "Doe maar de kluis open" en "En nu de kassa",
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf noggeen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
feit 4:
hij op 7 mei 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met anderen, uit een winkelpand van winkelbedrijf [benadeelde 3] met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde 7], bedrijfsleidster van voornoemde [benadeelde 3], heeft gedwongen tot de afgifte van een sealbag met een hoeveelheid geld, te weten 760,- euro, toebehorende aan het winkelbedrijf [benadeelde 3], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de richting van die [benadeelde 7] heeft gehouden en aan die [benadeelde 7] heeft getoond en heeft gezegd: "Meelopen" en "Maak de kluis open",
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
feit 5:
hij op 6 mei 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met anderen, uit een winkelpand van het winkelbedrijf [bedrijf] met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde 9] en [benadeelde 10] en [benadeelde 8], allen medewerksters bij voornoemde [bedrijf], heeft gedwongen tot de afgifte van een aantal enveloppen met een hoeveelheid geld, te weten 1245,- euro, toebehorende aan het winkelbedrijf [bedrijf], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte:
- -
een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan die [benadeelde 8] en [benadeelde 9] en
De [benadeelde 10] heeft getoond en met voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp een klikkende beweging heeft gemaakt en
- -
heeft gezegd: "Naar achteren dames" en "Als jullie rustig blijven, gebeurt er niks" en
- -
voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp op de benen van die [benadeelde 8] heeft gericht en heeft gezegd: "Doe de kluis open" en "Geef alle enveloppen",
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
feit 6:
hij op 18 mei 2009 te [plaats], in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, Volkswagen Golf, Cabriolet, met kenteken [kenteken], toebehorende aan [benadeelde 1],
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
afpersing, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Het onder 3, 4 en 5 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Het onder 6 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent verdachte is door S. de Jong, vast gerechtelijk deskundige, psychiater, op
- 25.
augustus 2009 een psychiatrisch rapport uitgebracht.
Door drs. J. Heerschop, GZ psycholoog, is op 27 augustus 2009 een psychologisch rapport uitgebracht.
Voorts hebben P.K.J. Ronhaar, psychiater, en C.M. van Deutekom, klinisch psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht, in samenwerking met de overige leden van het onderzoekend team, op 26 november 2010 een psychiatrisch/psychologisch rapport uitgebracht.
De conclusies van voornoemde deskundigen zijn (nagenoeg) gelijkluidend, te weten dat bij verdachte (onder meer) sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken. Deze persoonlijkheidsstoornis was bij verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten aanwezig. De deskundigen achten verdachte dientengevolge verminderd toerekeningsvatbaar.
Het hof verenigt zich met voormelde conclusies en maakt die tot de zijne.
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft in de periode van 6 mei 2009 tot en met 19 mei 2009 op verschillende tijdstippen en plaatsen, eenmaal alleen en viermaal samen met een of meer anderen, vijf verschillende winkels op zeer brutale wijze tijdens openingstijden overvallen. De buit van de vijf overvallen heeft bestaan uit geldbedragen. Bij alle vijf overvallen is het telkens verdachte geweest die de medewerksters van die winkels, die op dat moment bezig waren hun werk te doen, heeft bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Voorts heeft verdachte op 18 mei 2009 een personenauto gestolen.
Verdachte heeft al deze feiten gepleegd op een moment dat nog geen vijf jaren waren verlopen sedert hij bij onherroepelijk geworden arrest van dit hof d.d. 23 maart 2005 ter zake van soortgelijke misdrijven tot gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren was veroordeeld.
Door aldus te handelen heeft verdachte niet alleen meermalen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van anderen, maar heeft hij ook de medewerksters van die winkels grote angst en overlast bezorgd. Het is bekend dat slachtoffers van dit soort traumatische ervaringen nog gedurende langere tijd in hun functioneren kunnen worden belemmerd. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de schriftelijke slachtofferverklaring d.d. 26 augustus 2009 van [benadeelde 2], een van de medewerksters. Zij heeft verklaard de eerste tijd na de overval moeite te hebben gehad om in slaap te komen en vaak onrustig te hebben geslapen. Zij lag dan te piekeren over hetgeen haar was overkomen. Zij is door de overval veranderd. Ze is afstandelijker en ongeduldiger geworden.
Tevens heeft verdachte door zijn handelen de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving versterkt.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 juli 2001 blijkt, dat verdachte, thans 44 jaar oud, een 22 pagina's tellend strafblad heeft. Het vermeldt dat verdachte meermalen ter zake van het plegen van strafbare feiten, waaronder soortgelijke als bewezen verklaard, onherroepelijk tot (deels) voorwaardelijke en (enkele langdurige) onvoorwaardelijke gevangenisstraffen is veroordeeld. Bovendien blijkt uit dat uittreksel, dat in het recente verleden de tenuitvoerlegging is gelast van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Verdachte heeft door deze veroordelingen en tenuitvoerlegging een groot deel van zijn leven in detentie doorgebracht. Deze langdurige detentie heeft verdachte er niet van weerhouden de hiervoor bewezen verklaarde feiten te begaan. Verdachte blijkt niet te corrigeren door de hem opgelegde straffen.
Op grond van het vorenstaande, in samenhang beschouwd, is het hof van oordeel, dat niet kan worden volstaan met de oplegging van een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeer lange duur.
De rechtbank heeft een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren opgelegd, welke straf eveneens door de advocaat-generaal is gevorderd. Het hof acht deze straf te hoog, met name nu de bewezen verklaarde feiten de verdachte in verminderde mate kunnen worden toegerekend, verdachte bereid is zich te laten behandelen en verdachte bereid is de schade aan de slachtoffers te vergoeden. Het hof kent aan deze omstandigheden meer gewicht toe dan - kennelijk - de rechtbank en de advocaat-generaal.
Alles overziende acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren passend en geboden.
Motivering van de op te leggen maatregel van terbeschikkingstelling
Voormeld PBC-rapport van 26 november 2010 houdt, naast het eerder overwogene, - zakelijk weergegeven - in:
Verdachte heeft een persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale trekken en - in samenhang daarmee - een sterke geneigdheid cocaïne en heroïne te gebruiken die zodanig is dat van afhankelijkheid moet worden gesproken. De kans op recidive achten wij groot op korte termijn. Om het recidive gevaar afdoende te kunnen bestrijden zou verdachte een intensieve behandeling moeten ondergaan waarin hij leert adequaat om te gaan met (relationele) spanningen en met zijn hardnekkige neiging drugs te gebruiken. Daarbij is een langdurig en goed begeleid resocialisatietraject aangewezen, waarbij verdachte zich uiteraard begeleidbaar moet tonen. Een dergelijke behandeling is tot op heden nooit op gang gekomen, ook omdat verdachte hier geen enkele intrinsieke motivatie voor heeft. Naar zijn mening voegt zo'n behandeling niets toe aan wat hij al kan en weet. Een behandeling in een meer vrijwillig kader is - nog afgezien van zijn voordurende neiging zich actief aan dergelijke omstandigheden te onttrekken - dan ook gedoemd te mislukken en komt dan ook niet aanmerking. Dat geldt ook voor een TBS met voorwaarden. Geadviseerd wordt een TBS-maatregel met bevel tot verpleging op te leggen.
Eerdergenoemde gedragsdeskundigen De Jong en Heerschop hebben in hun rapporten van respectievelijk 25 augustus 2009 en 27 augustus 2009 eveneens een klinische behandeling in het kader van een TBS met verpleging geadviseerd.
Op grond van genoemde adviezen stelt het hof vast dat bij verdachte tijdens het begaan van de hiervoor bewezen verklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling en/of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, terwijl:
- -
de bewezen verklaarde feiten telkens misdrijven betreffen, waarop naar de wettelijke
omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld,
- -
de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van
de maatregel van terbeschikkingstelling eist, zulks gelet op voormeld groot recidivegevaar,
welk recidivegevaar ook het hof aanwezig acht,
zal het hof - naast voormelde gevangenisstraf - de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen. Het hiervoor vermelde eist tevens, dat verdachte van overheidswege zal worden
verpleegd.
Nu de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege zal worden opgelegd ter zake van het meermalen plegen van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, kan de totale duur van die op te leggen maatregel een periode van vier jaren te boven gaan.
Onttrekking aan het verkeer
Het hof zal na te melden heroïne op de voet van artikel 13a van de Opiumwet aan het verkeer onttrokken verklaren, nu die heroïne daarvoor vatbaar is.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Gebleken is dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vaststaat dat door het onder 1 bewezen verklaarde feit de benadeelde partij schade heeft geleden, waarvoor verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd voor immateriële schade tot een bedrag van € 800,=. Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet bestreden. De vordering van de benadeelde partij behoort derhalve te worden toegewezen tot voormeld bedrag, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, nu het hof die maatregel gewenst voorkomt, een en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door één of meer van de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
De gevorderde wettelijke rente is eveneens voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Gebleken is dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vaststaat dat door het onder 2 bewezen verklaarde feit de benadeelde partij schade heeft geleden, waarvoor verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd voor materiële schade tot een bedrag van in totaal € 3.270,73. Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet bestreden. De vordering van de benadeelde partij behoort derhalve te worden toegewezen tot voormeld bedrag, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, nu het hof die maatregel gewenst voorkomt.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
Gebleken is dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vaststaat dat door het onder 2 bewezen verklaarde feit de benadeelde partij schade heeft geleden, waarvoor verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd voor materiële schade tot een bedrag van in totaal € 110,33 en voor immateriële schade tot een bedrag van € 1.653,=. Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet bestreden. De vordering van de benadeelde partij behoort derhalve te worden toegewezen tot een bedrag van in totaal
€ 1.763,33, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, nu het hof die maatregel gewenst voorkomt.
De gevorderde wettelijke rente is eveneens voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Gebleken is dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vaststaat dat door het onder 2 bewezen verklaarde feit de benadeelde partij schade heeft geleden, waarvoor verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd voor immateriële schade tot een bedrag van € 1.000,=. Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet bestreden. De vordering van de benadeelde partij behoort derhalve te worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,=, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, nu het hof die maatregel gewenst voorkomt.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]
Gebleken is dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vaststaat dat door het onder 3 bewezen verklaarde feit de benadeelde partij schade heeft geleden, waarvoor verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd voor materiële schade tot een bedrag van € 9,63 en voor immateriële schade tot een bedrag van € 1.700,=. Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet bestreden. De vordering van de benadeelde partij behoort derhalve te worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 1.709,63, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, nu het hof die maatregel gewenst voorkomt, een en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
De gevorderde wettelijke rente is eveneens voor toewijzing vatbaar.
Het hof beschouwt de door de benadeelde partij gevorderde reiskosten ad € 45,= niet als een rechtstreeks gevolg van het strafbare feit, maar als kosten door de benadeelde partij gemaakt.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op € 45,= en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]
Gebleken is dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vaststaat dat door het onder 4 bewezen verklaarde feit de benadeelde partij schade heeft geleden, waarvoor verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd voor immateriële schade tot een bedrag van € 800,=. Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet bestreden. De vordering van de benadeelde partij behoort derhalve te worden toegewezen tot voormeld bedrag, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, nu het hof die maatregel gewenst voorkomt, een en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door één of meer van de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
De gevorderde wettelijke rente is eveneens voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]
Gebleken is dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vaststaat dat door het onder 5 bewezen verklaarde feit de benadeelde partij schade heeft geleden, waarvoor verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd voor immateriële schade tot een bedrag van € 800,=. Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet bestreden. De vordering van de benadeelde partij behoort derhalve te worden toegewezen tot voormeld bedrag, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, nu het hof die maatregel gewenst voorkomt, een en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door één of meer van de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
De gevorderde wettelijke rente is eveneens voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]
Gebleken is dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vaststaat dat door het onder 5 bewezen verklaarde feit de benadeelde partij schade heeft geleden, waarvoor verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd voor immateriële schade tot een bedrag van € 800,=. Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet bestreden. De vordering van de benadeelde partij behoort derhalve te worden toegewezen tot voormeld bedrag, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, nu het hof die maatregel gewenst voorkomt, een en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door één of meer van de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
De gevorderde wettelijke rente is eveneens voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]
Gebleken is dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vaststaat dat door het onder 5 bewezen verklaarde feit de benadeelde partij schade heeft geleden, waarvoor verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd voor immateriële schade tot een bedrag van € 800,=. Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet bestreden. De vordering van de benadeelde partij behoort derhalve te worden toegewezen tot voormeld bedrag, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, nu het hof die maatregel gewenst voorkomt, een en ander in dier voege, dat indien dit bedrag door één of meer van de mededaders van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
De gevorderde wettelijke rente is eveneens voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Gebleken is dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vaststaat dat door het onder 6 bewezen verklaarde feit de benadeelde partij schade heeft geleden, waarvoor verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd voor materiële schade tot bedragen van respectievelijk € 418,= en € 496,34. Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden tot in ieder geval voormeld bedrag van € 496,34. Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet bestreden. De vordering van de benadeelde partij behoort derhalve te worden toegewezen tot een bedrag van € 496,34, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, nu het hof die maatregel gewenst voorkomt.
Het hof is van oordeel dat een verantwoorde behandeling en beoordeling van de vordering van de benadeelde partij betreffende de gevorderde materiële schade van € 418,= een zodanige onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert, dat zij zich niet leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling dat de benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Bespreking gevoerd verweer met betrekking tot het opleggen van schadevergoedingsmaatregelen
De raadsvrouw heeft ter zitting van het hof d.d. 28 juli 2011 aangevoerd dat het hof het opleggen van schadevergoedingsmaatregelen achterwege dient te laten op grond van het volgende. Verdachte wacht een lange detentie en behandeling. Hij is nu 44 jaar. Mogelijk komt hij pas op vrije voeten als hij 59 jaar oud is. Het is niet te verwachten dat verdachte dan in staat is de civiele vorderingen, die in totaal meer dan € 10.000,= belopen, kan betalen. Het opleggen van schadevergoedingsmaatregelen heeft derhalve geen zin en zou slechts tot gevolg hebben dat verdachte vervangende hechtenis zou moeten ondergaan.
Met betrekking tot dit verweer overweegt het hof als volgt.
In gevolge het tweede lid van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr.) kan de rechter de schadevergoedingsmaatregel opleggen indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. De draagkracht van de verdachte speelt bij de bepaling van de hoogte van het bedrag geen rol. In geval van oplegging van de maatregel bepaalt de rechter de vervangende hechtenis (artikel 36f, zevende lid , Sr). Niettemin kan het gebrek aan draagkracht onder omstandigheden voor de rechter reden zijn ervan af te zien de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan daarvan sprake zijn. Daarbij kan in het bijzonder worden gedacht aan gevallen waarin op voorhand vast staat dat het opleggen van een schadevergoedingsmaatregel slechts zal leiden tot het in de toekomst ten uitvoer leggen van vervangende hechtenis.
Ondanks de omstandigheid, dat het hof verdachte een gevangenisstraf voor de duur van
- 6.
jaren en de maatregel van terbeschikkingstelling van overheidswege zal opleggen, welke maatregel een periode van 4 jaren te boven kan gaan, zoals hiervoor is overwogen, acht het hof niet aannemelijk geworden dat verdachte op dit moment en in de toekomst in het geheel geen draagkracht heeft of zal hebben, zodat ten aanzien van verdachte niet sprake is van een uitzonderlijk geval, zoals hiervoor vermeld. Het hof ziet - anders dan de raadsvrouw - geen aanleiding het opleggen van voormelde schadevergoedingsmaatregelen achterwege te laten.
Het hof merkt op dat het openbaar ministerie in de executiefase van de schadevergoedingsmaatregelen op grond van artikel 561, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering uitstel van betaling kan verlenen of betaling in termijnen kan toestaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 37b, 43a, 43b, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 13a van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een wikkel heroïne.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- -
een paar sportschoenen, wit leder met rode opdruk merk DMG;
- -
een paar sportschoenen, bruin leder merk Checker;
- -
een paar slippers bruin Ieder merk Rohde;
- -
een linnen broek, wit;
- -
twee onderbroeken, wit merk Damage;
- -
een stoffen zomerjas, zwart heupmodel, merk Checker;
- -
een camouflagebroek, merk DMG;
- -
een sweatshirt, grijs letter/geblokt merk Puma;
- -
een poloshirt, roze, merk Actual Basics;
- -
een t-shirt, wit met opdruk;
- -
een trainingsbroek zwart merk Kappa;
- -
twee paar sokken, wit, merk Puma;
- -
een stoffen parkajas donkergroen merk LOGG;
- -
een muts, zwart/grijze kleur.
Gelast de teruggave aan [bedrijf], gevestigd te [plaats], [adres], van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een geldbedrag van € 340,=.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde 2], terzake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 800,00 (achthonderd euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], een bedrag te betalen van EUR 800,00 (achthonderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 (zestien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde 3] terzake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 3.270,73 (drieduizend tweehonderdzeventig euro en drieënzeventig cent) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3], een bedrag te betalen van EUR 3.270,73 (drieduizend tweehonderdzeventig euro en drieënzeventig cent) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 42 (tweeënveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde 5] terzake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 1.763,33 (duizend zevenhonderddrieënzestig euro en drieëndertig cent) bestaande uit EUR 110,33 (honderdtien euro en drieëndertig cent) materiële schade en EUR 1.653,00 (duizend zeshonderddrieënvijftig euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 5], een bedrag te betalen van EUR 1.763,33 (duizend zevenhonderddrieënzestig euro en drieëndertig cent) bestaande uit EUR 110,33 (honderdtien euro en drieëndertig cent) materiële schade en EUR 1.653,00 (duizend zeshonderddrieënvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 (zevenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde 4] terzake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 4], een bedrag te betalen van EUR 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde 6], terzake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 1.709,63 (duizend zevenhonderdnegen euro en drieënzestig cent) bestaande uit EUR 9,63 (negen euro en drieënzestig cent) materiële schade en EUR 1.700,00 (duizend zevenhonderd euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op EUR 45,00 (vijfenveertig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 6], een bedrag te betalen van EUR 1.709,63 (duizend zevenhonderdnegen euro en drieënzestig cent) bestaande uit EUR 9,63 (negen euro en drieënzestig cent) materiële schade en EUR 1.700,00 (duizend zevenhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
- 27.
(zevenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde 7], terzake van het onder 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 800,00 (achthonderd euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 7], een bedrag te betalen van EUR 800,00 (achthonderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 (zestien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde 9], terzake van het onder 1 en 5 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 800,00 (achthonderd euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 9], een bedrag te betalen van EUR 800,00 (achthonderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 (zestien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 10]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde 10], terzake van het onder 5 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 800,00 (achthonderd euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 10], een bedrag te betalen van EUR 800,00 (achthonderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 (zestien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [benadeelde 8], terzake van het onder 5 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 800,00 (achthonderd euro) aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 8], een bedrag te betalen van EUR 800,00 (achthonderd euro) aan immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 16 (zestien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 mei 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde [benadeelde 1] terzake van het onder 6 bewezen verklaarde tot het bedrag van EUR 496,34 (vierhonderdzesennegentig euro en vierendertig cent) aan materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], een bedrag te betalen van EUR 496,34 (vierhonderdzesennegentig euro en vierendertig cent) aan materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 (negen) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. Anjewierden, senior raadsheer, voorzitter,
mr. Rietveld en mr. Van Veen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van Boersma, griffier,
en op 11 augustus 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.