HR, 19-09-2017, nr. 15/05757
ECLI:NL:HR:2017:2398
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-09-2017
- Zaaknummer
15/05757
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:2398, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑09‑2017; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2015:9216, Niet ontvankelijk
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:848, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2017:848, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑06‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:2398, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑09‑2017
Partij(en)
19 september 2017
Strafkamer
nr. S 15/05757
ABG/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 7 december 2015, nummer 21/006277-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.A. Muntjewerf, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-presiden W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 september 2017.
Conclusie 20‑06‑2017
Nr. 15/05757 Zitting: 20 juni 2017 | Mr. A.E. Harteveld Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 7 december 2015 door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, wegens “in de uitoefening van een beroep personen opzettelijk discrimineren wegens hun ras”, veroordeeld tot een geldboete van€ 850,00, subsidiair 17 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Er bestaat samenhang met de zaken 16/00841 en 16/00843. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. M.A. Muntjewerf, advocaat te Amsterdam, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 19 maart 2011 te Almere in de uitoefening van een beroep, namelijk als portier van discotheek/uitgaansgelegenheid (VOF) [A] , [betrokkene 1] opzettelijk heeft gediscrimineerd wegens zijn ras, namelijk wegens zijn donkere huidskleur en/of zijn Surinaamse en/of niet- Nederlandse etnische afkomst, door [betrokkene 1] de toegang tot discotheek [A] te weigeren omdat hij "geen vaste klant" was, terwijl overige personen met een blanke/lichte huidskleur die (ook) geen vaste klant waren niet de toegang werd geweigerd en/of ontzegd.”
5. Het middel
5.1. Het middel richt zich tegen de bewezenverklaring en klaagt in het bijzonder over onbegrijpelijkheden in de bewijsoverweging van het hof in het bestreden arrest. Het hof heeft het bewezenverklaarde echter op geenszins onbegrijpelijke wijze kunnen afleiden uit de bewijsmiddelen.
5.2. Het middel is evident kansloos.
6. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep op de voet van artikel 80a RO.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG