Overeenkomst van Madrid betreffende de internationale inschrijving van fabrieks- of handelsmerken
Artikel 8
Geldend
Geldend vanaf 15-12-1966
- Bronpublicatie:
15-06-1957, Trb. 1959, 88 (uitgifte: 17-07-1959, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
15-12-1966
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-04-1967, Trb. 1967, 38 (uitgifte: 01-01-1967, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Modellen- en merkenrecht
1.
De Administratie van het land van oorsprong zal de bevoegdheid hebben om naar goedvinden een nationale taxe vast te stellen en te haren voordele te innen, welke zij zal vorderen van de rechthebbende op het merk, waarvan de internationale inschrijving of de vernieuwing wordt gevraagd.
2.
De inschrijving van een merk bij het Internationaal Bureau zal zijn onderworpen aan de voorafgaande betaling van een internationaal emolument, dat zal omvatten:
- a)
een basisemolument van 200 Zwitserse franken voor het eerste merk en van 150 Zwitserse franken voor elk volgend merk, dat gelijk met het eerste wordt ingezonden;
- b)
een extra emolument van 25 Zwitserse franken voor de vierde en elke volgende klasse der internationale classificatie, waarin de waren of diensten, waarop het merk betrekking heeft, zijn ingedeeld;
- c)
een aanvullingsemolument van 25 Zwitserse franken per land voor ieder overeenkomstig artikel 3ter gedaan verzoek de bescherming tot bepaalde landen uit te strekken.
3.
Het extra emolument, genoemd in het tweede lid onder b), zal evenwel kunnen worden betaald binnen een door het reglement van uitvoering vast te stellen termijn, indien het aantal klassen van waren of diensten is vastgesteld of betwist door het Internationaal Bureau, en zonder dat zulks ten nadele strekt van het tijdstip van inschrijving. Indien op het tijdstip van afloop van bovengenoemde termijn het extra emolument niet is betaald, of indien de lijst der waren of diensten door de inzender niet is beperkt naar gelang dit noodzakelijk is, zal de aanvrage voor internationale inschrijving als vervallen worden beschouwd.
4.
De jaarlijkse opbrengst der verschillende ontvangsten voor de internationale inschrijving, met uitzondering van de onder b) en c) van het tweede lid genoemde, zal door de zorgen van het Internationaal Bureau in gelijke delen verdeeld worden tussen de landen, die partij zijn bij deze Akte, na aftrek van de kosten en lasten nodig ter uitvoering van deze Akte.
Indien op het ogenblik van het in werking treden van deze Akte een land nog niet tot de Akte van 's-Gravenhage noch tot die van Londen is toegetreden, zal het slechts recht hebben, tot aan het tijdstip van het in werking treden van zijn toetreding, op een uitkering van het overschot der ontvangsten berekend op de grondslag der oude teksten.
5.
Het totaal bedrag van de in het tweede lid onder b) bedoelde extra emolumenten zal aan het einde van elk jaar verdeeld worden onder de landen, die bij deze Akte partij zijn, en wel naar evenredigheid van het aantal merken, waarvoor in elk dier landen gedurende het afgelopen jaar bescherming zal zijn gevraagd, terwijl dat aantal, voor wat betreft de landen met vooronderzoek, een door het reglement van uitvoering te bepalen coëfficiënt krijgt.
6.
Het totaalbedrag van de in het tweede lid onder c) bedoelde aanvullingsemolumenten zal, met inachtneming van het bepaalde in het vijfde lid, worden verdeeld tussen de landen, die gebruik hebben gemaakt van hun bevoegdheid, bedoeld in artikel 3bis.
7.
Voor wat het basisemolument betreft zal de inzender de bevoegdheid hebben om op het ogenblik van de aanvrage voor internationale inschrijving slechts te voldoen een basisbedrag van 125 Zwitserse franken voor het eerste merk en van 100 Zwitserse franken voor elk der merken, dat tegelijk met het eerste wordt ingezonden.
8.
Indien de inzender van deze bevoegdheid gebruik maakt, zal hij vóór het einde van een termijn van tien jaren, gerekend van de internationale inschrijving af, aan het Internationaal Bureau ter aanvulling van het basisemolument 100 Zwitserse franken moeten storten voor het eerste merk en 75 Zwitserse franken voor elk der merken, tegelijk met het eerste ingezonden, bij gebreke waarvan hij na afloop van die termijn het genot van zijn inschrijving zal verliezen. Zes maanden vóór de afloop zal het Internationaal Bureau de inzender en zijn gevolmachtigde door een officieus bericht herinneren aan de juiste datum van de afloop. Indien de aanvulling op het basisemolument niet bij het Internationaal Bureau gestort is vóór het einde van die termijn, zal dit Bureau het merk doorhalen, van deze verrichting kennis geven aan de nationale Administraties en haar bekend maken in zijn blad. Indien de aanvulling, die verschuldigd is voor gelijktijdig ingezonden merken, niet in één keer is betaald, zal de inzender nauwkeurig de merken moeten aanduiden, voor welke hij het aanvullende bedrag wil betalen en zal hij 100 Zwitserse franken voor het eerste merk van iedere serie moeten voldoen.
9.
Voor wat de hierboven vermelde termijn van zes maanden betreft, is de bepaling van artikel 7, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.