De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/22.4:22.4 Betekeningsvereiste bij overgang bevoegdheid tot tenuitvoerlegging
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/22.4
22.4 Betekeningsvereiste bij overgang bevoegdheid tot tenuitvoerlegging
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS376738:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Parl. Gesch. Wijz. Rv e.a.w. (Inv. 3, 5 en 6), p. 90 (MvT). In dit verband zal dus bijvoorbeeld een ter incasso van dwangsommen gelegd beslag nietig zijn.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De crediteur van een gecedeerde dwangsomvordering dient zich in alle gevallen het volgende te realiseren. Art. 431a Rv bepaalt dat, indien de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een executoriale titel op een ander overgaat, de executie eerst kan worden aangevangen of voortgezet na betekening van deze overgang aan de geëxecuteerde. De bepaling strekt er blijkens de Memorie van Toelichting toe dat de geëxecuteerde ook in geval van een overgang als voormeld, tijdig op de hoogte wordt gesteld welke schuldeisers tot de executie bevoegd zijn. Veronachtzaming van het voorschrift brengt nietigheid mee van de na de overgang verrichte executiehandelingen.
De bepaling uit art. 431a Rv behelst aldus een verzwaring ten aanzien van de eis van een enkele mededeling aan de schuldenaar. Het nalaten van de betekening uit art. 431a Rv heeft weliswaar niet tot gevolg dat de cessie niet geldig is, maar leidt tot nietigheid van de getroffen executiemaatregelen.1