HR, 19-11-2019, nr. 19/01382 H
ECLI:NL:HR:2019:1799
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-11-2019
- Zaaknummer
19/01382 H
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:1799, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑11‑2019; (Cassatie, Herziening)
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2019-0382
Uitspraak 19‑11‑2019
Inhoudsindicatie
Herziening. Medeplegen zware mishandeling met voorbedachten rade (art. 303 Sr) door samen met een ander in trappenhuis te Groningen in 2012 aangever ernstig te mishandelen. Aangevoerd wordt dat Hof aanvrager zou hebben vrijgesproken indien Hof bekend zou zijn geweest met bij aanvraag gevoegde verklaring van A, inhoudende dat hij zelf een van de twee personen is die aangever hebben mishandeld, dat hij niet kan zeggen wie de andere persoon is, dat hij heeft gehandeld “in een opwelling”, dat hij niet door aanvrager is benaderd voor het uitvoeren van die mishandeling en dat zijn mededader hem heeft meegevraagd. Hof heeft o.g.v. b.m. geoordeeld dat aanvrager opdracht van B tot het mishandelen van aangever heeft aanvaard, dat hij daarover heeft overlegd en plaats delict heeft verkend en dat hij de daadwerkelijke uitvoerders van mishandeling heeft ingeschakeld. Mede in aanmerking genomen dat de mogelijkheid dat A betrokken was bij mishandeling van aangever reeds in h.b. door de verdediging uitdrukkelijk onder de aandacht van Hof is gebracht en verklaring van A zodanig summier en ongespecificeerd is dat daaruit geen duidelijke conclusies over door Hof vastgestelde voorbereiding en toedracht van mishandeling zijn te trekken, is geen sprake van nieuw gegeven a.b.i. art. 457.1.c Sv. In aanmerking genomen dat de verklaring ook inhoudt dat A is “meegevraagd” door zijn mededader over wiens identiteit hij geen nadere mededelingen zegt te kunnen doen, geldt verder dat, ook als wordt uitgegaan van de juistheid van verklaring, daaruit niet voortvloeit dat door Hof aangenomen toedracht onjuist is, nu die toedracht erop neerkomt dat aanvrager betrokken was bij inschakelen van personen die aangever hebben mishandeld. Volgt afwijzing aanvraag. Vervolg op 17/03523 (art. 80a RO; niet gepubliceerd).
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/01382 H
Datum 19 november 2019
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 20 juni 2017, nummer 21/004810-13, ingediend door N. van Schaik, advocaat te Utrecht,
namens
[aanvrager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de aanvrager.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank Noord‑Nederland, zittingsplaats Groningen , van 24 april 2013 - de aanvrager ter zake van “medeplegen van zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade” veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvraag
3.1
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid aanhef en onder c van art. 457 Sv slechts dienen een door bescheiden gestaafd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2
In de aanvraag wordt aangevoerd dat het Hof de aanvrager zou hebben vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen van zware mishandeling van [slachtoffer] indien het Hof bekend zou zijn geweest met de bij de aanvraag gevoegde verklaring van [betrokkene 1] van 1 maart 2019. Deze verklaring van [betrokkene 1] komt er kort gezegd op neer dat [betrokkene 1] zelf een van de twee personen is die [slachtoffer] hebben mishandeld, dat hij niet kan zeggen wie de andere persoon is, dat hij heeft gehandeld “in een opwelling”, dat hij niet door de aanvrager is benaderd voor het uitvoeren van die mishandeling en dat zijn mededader hem heeft meegevraagd.
3.3.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 29 februari 2012, te Groningen , tezamen en in vereniging met anderen aan een persoon (te weten [slachtoffer] ), opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel (een gebroken oogkas en/of een gebroken jukbeen), heeft toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, tezamen en in vereniging met zijn mededaders meermalen, tegen het hoofd en/of andere delen van het lichaam te schoppen en/of te trappen en meermalen, met een honkbalknuppel tegen het hoofd en/of andere delen van het lichaam te treffen.”
3.3.2
Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 2 maart 2012, opgenomen op pagina 6 paragraaf 2.8 (map 5) van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] , wonende te Groningen , (zakelijk weergegeven):
Op 29 februari 2012, omstreeks 21:35 uur heb ik met mijn sleutel de portiekdeur van de [flat] geopend. Ik woon daar. Terwijl ik bovenaan de trap op de 1e verdieping aan kwam hoorde ik het geluid van voetstappen die van de trap naar beneden kwamen. Ik zag een persoon naar beneden komen die geheel in het zwart gekleed was. Ik zag dat de persoon een zwarte jas, zwarte capuchon en een zwarte sjaal droeg. Op datzelfde moment zie ik dat deze persoon met een honkbalknuppel zwaait in de richting van mijn gezicht. Ik voelde en zag vervolgens dat de honkbalknuppel mij vol raakte op mijn linker jukbeen. Ik voelde een heleboel pijn. Gelijk daarop zag ik dat de persoon in het zwart gekleed de honkbalknuppel weer terug haalde en hiermee zwaaide. Ik voelde en zag dat de persoon mij daardoor met de knuppel sloeg op mijn rechter gedeelte van mijn gezicht. Ik voelde daarop pijn op mijn rechterjukbeen. Ik zag op dat moment een 2e persoon. Ik zag dat deze 2e persoon ook in het zwart was gekleed. Ik zag dat deze 2e persoon ook een zwarte jas, zwarte capuchon en een zwarte sjaal droeg. Ik zag dat beide personen handschoenen droegen. Ik zag dat persoon 1 de honkbalknuppel zwaaide in de richting van mijn hoofd. Persoon 1 stond voor me op een afstand van ongeveer 1 meter. Ik probeerde de klap van de honkbalknuppel af te weren door mijn rechterarm voor mijn hoofd te houden. Ik voelde dat de honkbalknuppel vol op mijn rechterarm kwam. Door deze klap met de honkbalknuppel voelde ik veel pijn in mijn rechterarm. Persoon 2 kwam op mij afrennen en trapte met een sprong op mijn knie. Door deze trap op mijn rechterknie zakte ik door mijn benen en viel ik op de grond. Ik voelde dat er steeds op mijn hoofd getrapt werd. Ook voelde ik - volgens mij - nog dat ik een klap kreeg met de honkbalknuppel. Ik voelde dat er meerdere keren echt hard op mijn hoofd werd getrapt. Het was voor mij duidelijk dat ze probeerden om mijn hoofd kapot te trappen.
(...)
3. Een proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] afgelegd ten overstaan van de rechtercommissaris H.L. Stuiver, d.d. 5 april 2012:
Op 29 februari 2012 ben ik opgehaald door [betrokkene 3] . Hij moest mij dringend spreken. Ik ben bij hem in de auto gestapt. Ik vond dit wel raar. We hadden geen afspraak. Na 5 a 7 minuten heeft hij mij weer bij de flat afgezet. Ik ben de trap op gelopen naar de eerste verdieping. Vervolgens hoorde ik voetstappen in het trappenhuis en zag ik iemand naar beneden komen. Hij zwaaide met een honkbalknuppel.
(...)
5. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juli 2012, met nummer 2012055834, opgenomen op pagina 29 e.v. voor zover inhoudende uitwerkingen van OVC-gesprekken, zakelijk weergegeven (gesprek tussen [aanvrager] en [betrokkene 2] op 22 februari 2012) 23:28 uur:
[betrokkene 2] : Kijk aan de zijkant van de dinges
[aanvrager] : Van die raam bedoel je of die andere?
[betrokkene 2] : Hij heeft het goed dichtgedaan! Alles is donker man Hij heeft nu echt goed dicht, dicht.
[betrokkene 2] : Als ie nou een beneden woning had was je zo binnen joh. Of niet?
[aanvrager] : Nee, ja. Als ie.. kijk. Je kan nu ook binnen. Hun kunnen binnen komen hoor, maar dat gaat geluid maken.
[betrokkene 2] : De buren komen naar buiten, ja.
[aanvrager] : Ja. Het mooie is, hij heeft geen bovenburen hè. De buren precies boven hem die zijn er niet.
[betrokkene 2] : Maar wat gaan ze nou doen dan? Elke dag daar staan?
[aanvrager] : Ja, ze moeten hem pakken.
[betrokkene 2] : Wat gaan ze dan doen denk je? Of zijn ze ‘t zat?
[aanvrager] . Ik uh.. ik heb uh.. hij zegt luister uh. Ik wil hem pakken maar je moet even weten wanneer ie naar buiten komt. Ik zeg ja, overdag heb je kans.
23:38:00 uur:
[aanvrager] : Ja, maar hij is zo hè. Het zijn correcte gasten. Deze jongen werkt goed. Alleen hij baalt als.. Hij is niet dezelfde jongen die toen is gekomen om [betrokkene 4] te pakken. Weet je. Hij is focked op. De hele tijd wachten en niks verdienen, dit dat. (Onverstaanbaar) (ik moet hem wel kunnen pakken) Die andere gast die was nooit thuis. En deze is alleen maar thuis) en gaat nooit naar buiten, wat een gekke mensen hebben we hier (lacht).
[aanvrager] : Ik zei, luister ik zo uh.. het geld staat klaar weet je. Als je (onverstaanbaar) wilt (je moet hem) pakken, het geld staat klaar. Hij zei, die vriend, hij zei dan wordt het al een beetje een soort overval. Ik zo nee.
[aanvrager] : Ik zo nee, want wij, wij, wij geven je geen opdracht voor overval. Wij hoeven geen geld. Ik. wij betalen jou geld, snap je wat ik bedoel? Dus je wordt betaald om iets te doen. En als je daar nog wat binnen ziet dan is het mooi meegenomen. (Onverstaanbaar) begrijp je. Daarom zei ik je moet naar binnen gaan ‘want dan heb je kans dat er geld ligt. Begrijp je. Die vriend van hem (onverstaanbaar) (zat deze maand in Curaçao).
23:43:00 uur:
[betrokkene 2] : (we lopen mt naar buiten kan ie sms-en weetje wel. Hij gaat sowieso sms’en van auto staat achter, auto staat voor. Beter dat ik nog een telefoontje geef aan die jongen. En eentje voor ons, dan kunnen we sms’en met elkaar. Dan gooien we dat weg later.
[aanvrager] : Van dat wachten. Dat is niet goed voor hem. Ik zei (onverstaanbaar) die handen, die handen, die knieën moeten kapot hij moet niet meer lopen en die gezicht. Hij zei ja maak jij je maar niet druk zeg, komt goed. Laat ik hem eerst te pakken krijgen, weet je wel.
6. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juli 2012, met nummer 2012055834, opgenomen op pagina 29 e.v. voor zover inhoudende uitwerkingen van OVC-gesprekken, zakelijk weergegeven (gesprek tussen [betrokkene 3] en [betrokkene 2] op 23 februari 2012):
18:45:00 ( [betrokkene 2] spreekt iemand aan op straat, volgens verbalisant [verbalisant 1] is het [betrokkene 3] ; [betrokkene 3] heeft een Drents accent)
[betrokkene 2] : Gister. Die gasten. Ja, ik zweer het je. Twee, zulke gasten. Twee keer zo groot als [betrokkene 2] . Ze hebben daar de hele dag gestaan. Die vent komt zijn focking deur niet uit. Weet je wat ze hebben gedaan op den duur? Gingen ze.. Hebben ze, zijn ze (onverstaanbaar) gekomen.
[betrokkene 3] : Ja
[betrokkene 2] : Gingen ze aanbellen. Niemand doet open. Niemand. Daarna zien ze gewoon die moeder koken. Koken. Gingen ze weer aanbellen. Die moeder bleef gewoon koken, die beweegt niet!
[betrokkene 2] : (Onverstaanbaar) Luister man. Op den duur hebben mensen daar geen zin meer in. Die zeggen deze sukkel komt zijn deur niet uit. Dus ze wouden aanbellen, als hij open deed pakte ze hem gewoon waar zijn moeder bij was, echt. Maar uh..
[betrokkene 3] : Ja man, ik weet niet.
[betrokkene 3] : Ja, nou ik heb om acht uur met hem afgesproken. Ik ben dan meestal na tien minuten buiten. Maar nee, nee, nee, nee, nee. Dat is geen probleem. Maar luister je moet drie auto’s hebben. Er moet één bij mij in de straat gaan staan. (Onverstaanbaar) want hij zet mij weer thuis af hè. Snap je? Hij haalt me op.
[betrokkene 2] : Ja.
(…)
[betrokkene 2] : Die jongens komen helemaal van het westen. (Onverstaanbaar) die [betrokkene 2] hé dat is echt (onverstaanbaar) ik heb het geprobeerd. Maar weet je wat het is, Ze kunnen ook door die, dwars door die dinges heen. Maar dat maakt lawaai en hij gaat gillen en je kan niet als je door de ramen gaat de buren horen het. Snap je. Dus toen dacht ik aan of [betrokkene 2] (onverstaanbaar) dan is het klaar. Dan doe je de deur dicht en dan ben je binnen. (Onverstaanbaar) [betrokkene 2] Je moet me sms’en van uh.. Kijk niet voor jouw deur weet je.
(...)
8. Een proces-verbaal van bevindingen met het nummer PL01 KN 2012020847-22 betreffende de woordelijke uitwerking van het verhoor van verdachte d.d. 26 september 2012, (losbladig), inhoudende de verklaring van [aanvrager] (zakelijk weergegeven):
K= [aanvrager]
K: voor het geval, zeker een jaar of 2 geen contact, denk ik. Hij kwam echt specifiek voor die voorval naar mij toe. Nou, hij zat er echt in de maag mee en hij wou dat die jongen een paar klappen zou krijgen. Ze waren beste vrienden.
K. ja maar snap je zijn eh zijn frustratie? Want die ander die heeft gewoon hem echt genaaid. Maar poging doodslag, poging moord, wat ik sowieso wist is dat radio- [betrokkene 2] nooit de intentie had om poging doodslag, hij wou alleen dat hij klappen kreeg. Nou wat ik wist in die tijd, wat de bedoeling was, is dat bij gewoon klappen zou krijgen, maar niet dat hem wat ergs zou overkomen.
Verbalisant: Hij zou niet helemaal totaal in elkaar getrimd worden?
K: nee, want hij kent zijn moeder, hij kent zijn familie, ze zijn samen opgegroeid, dus dat was de bedoeling van [betrokkene 2] .
Ik was er dus wel voor benaderd en ik heb wel met hem gekeken en ik heb hem zelfs gezegd dat ik het zou regelen.
(...)
11. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juli 2012, met nummer 2012055834, opgenomen op pagina 51 e.v. voorzover inhoudende uitwerkingen van OVC-gesprekken, zakelijk weergegeven (gesprek tussen [betrokkene 2] en [betrokkene 5] op 5 maart 2012):
Hè vertel je me dat? (even dan) [slachtoffer] heeft z’n pakje dus wel gehad dus?
- (ONVERSTAANBAAR) Ja ik heb gehoord. Ik heb dat gehoord dat
- (ONVERSTAANBAAR)
- Hij thuis kwam in de portiek en toen
- Gaat zijn kop niet in hè (ONVERSTAANBAAR)
Pagina 53:
- [slachtoffer] ? Nee (ONVERSTAANBAAR)
- Maar ben je niet bang de ze ook zo een heel vet onderzoek naar je gaan doen?
- Hij heeft aangebeld vandaag. [betrokkene 3] heeft aangebeld bij hem en toen kwam hij buiten, toen hij weer naar binnen ging is die gepakt. Toen is die naar [betrokkene 3] gegaan, hij zei, wat is dit? Als ’t echte mannen waren dan hadden ze [betrokkene 3] allang gepakt of nie?
- Wat zij zei, (zeiden ze) [betrokkene 3] , wat is dit?
- [betrokkene 3] ging naar [slachtoffer] zijn huis, [betrokkene 3] belt aan. [betrokkene 3] zegt, hè [slachtoffer] kom eens hier
- Ja wist ik, wist ik. En toen
- Toen stapte hij uit (ONVERSTAANBAAR) (ging hij weer in zijn portiek. Werd die gepakt nou
1 + 1 = 2 toch of niet)
Pagina 57:
- Waren niet blij. Hij is er niet dus hij is d’r juist, best fuckt op hoor die dag, die dag, Ik dacht wa die moeder kwam. Ik was boos op die jongen joh, ik dacht, fuck die moeder joh.
Had die moeder gewoon vastgehouden of zo desnoods. Dit was een vette kans weet je. Hij heeft, hij is goed gestoken. Hij zegt, hij is goed gestoken. Ik zeg, daar gaat ’t niet om - Ik bedoel, ik ben jullie opdrachtgever. Als ik wil hou ik nou ook die geld, kan ik zo houden, ’t is niet dat jullie, dit is niet wat ik vroeg toch?
- Wat zei hij toen?
- Niks (ONVERSTAANBAAR)
- Hoeveel heb je ze gegeven?
- Twee roodjes. Kost mij niks hé. Wat te veel?
- Veel man
- Jij bent gek joh, kost tien roodjes zulke opdrachten joh af en toe. Jij bent gek man. Zoek maar professionele mensen dan ga ik d’r bovenop zitten. Dan begin je bij tien. Dat is niks joh, dat bedrag nog delen. Dat kost mij een roodje. Hij heeft in het ziekenhuis gelegen. Hij heeft vette klappen gehad. Wat kan mij die roodje schelen.”
3.3.3
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 6 juni 2017 heeft de raadsman van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces‑verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt, voor zover hier van belang, in:
“Naast dat niet is vastgesteld wie het feit hebben gepleegd en of en, zo ja, door wie deze lieden zijn aangezocht, ze kunnen immers ook op eigen houtje hebben geopereerd en helemaal niet vanwege [betrokkene 2] dit hebben gedaan, en naast het feit dat de lezing van [aanvrager] met delen van het dossier kan worden gestaafd, zijn er in het dossier wél aanwijzingen voor daderschap van een ander die juist nóg minder aannemelijk maken dat [aanvrager] er iets mee te maken heeft.
[slachtoffer] verklaart in de aangifte dat hij de honkbalknuppel waarmee hij zou zijn geslagen herkende als de honkbalknuppel van [betrokkene 1] . Zijn moeder, [betrokkene 6] , verklaarde: “De rechterman (dit is de persoon met de honkbalknuppel; PvJ) herkende ik als [betrokkene 1] . Ik ken [betrokkene 1] goed en al zeker 15 jaar lang.
(…)
Verder zijn er in het dossier veel aanwijzingen te vinden dat niet [aanvrager] degene was die mensen heeft geregeld, maar dat [betrokkene 2] dat zelf heeft gedaan. Zo heeft er, eveneens na de gesprekken tussen [aanvrager] en [betrokkene 2] op 22 en 25 februari 2012 doch zeer kort (te weten slechts een dag) voor de pleegdatum, een gesprek plaatsgevonden tussen [betrokkene 2] en [betrokkene 5] op 28 februari 2012 (eveneens opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen van de nader uitgewerkte OVC gesprekken zaaksdossiers) waaruit blijkt dat [betrokkene 2] helemaal niet rekende op mannen die door [aanvrager] zouden zijn geregeld, maar zelf lieden had geregeld, niet een keer, maar meerdere keren:
(...)”
3.3.4
Het Hof heeft voorts onder meer het volgende overwogen:
“Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling met voorbedachten rade, zoals meer subsidiair is ten laste gelegd.
Uit het aan dit arrest als bijlage aangehecht overzicht van bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer] op 29 februari 2012 in het trappenhuis van zijn flatwoning aan de [b-straat] te Groningen ernstig is mishandeld door twee personen. De mishandeling is van tevoren zorgvuldig voorbereid. Opdrachtgever van deze mishandeling is [betrokkene 2] . [betrokkene 2] heeft in de week voorafgaand aan de mishandeling verdachte benaderd en hem verzocht de mishandeling uit te laten voeren tegen betaling van € 2.000,-.
Verdachte heeft hierover verklaard dat [betrokkene 2] hem benaderde, omdat hij was bestolen door zijn vriend [slachtoffer] en dat hij hem daarom een lesje wilde leren. Verdachte heeft verklaard dat hij geroerd was door het feit dat [betrokkene 2] was bestolen door zijn vriend [slachtoffer] .
Blijkens het OVC-gesprek van 22 februari 2012 is tussen hen precies besproken wat de bedoeling was:
Die handen, die handen, die knieën moeten kapot hij moet niet meer lopen en die gezicht.
Verdachte heeft die opdracht ook begrepen. Hij heeft in dit verband nog het volgende verklaard:
Hij (het hof begrijpt: [betrokkene 2] ) wou dat die jongen een paar klappen zou krijgen. Maar niet dat hem wat ergs zou overkomen. Hij zou niet helemaal in elkaar getrimd worden, want hij kent zijn moeder, hij kent zijn familie, ze zijn samen opgegroeid, dus dat was de bedoeling van [betrokkene 2] .
Om de mishandeling voor te bereiden hebben verdachte en [betrokkene 2] poolshoogte genomen bij de woning van het slachtoffer. Dat blijkt zowel uit OVC-gesprekken als uit de verklaring van verdachte. De situatie ter plekke is grondig bekeken en de verschillende mogelijkheden en onmogelijkheden zijn besproken.
Omdat het slachtoffer steeds maar niet naar buiten kwam moest een plan worden verzonnen om hem naar buiten te lokken. Daarvoor is een bekende van het slachtoffer ingeschakeld: [betrokkene 3] . Die heeft verdachte meegenomen voor een autoritje, zodat de personen die hem zouden mishandelen zich konden verstoppen in het trappenhuis van zijn woning. Blijkens de aangifte van het slachtoffer is dit ook precies wat er gebeurde: toen hij weer thuis kwam en de trap van zijn op de eerste verdieping gelegen appartement op liep werd hij aangevallen door twee personen met honkbalknuppels die van de trap naar beneden kwamen.
Blijkens de aangifte van [slachtoffer] en de letselverklaring is de opdracht conform de tussen verdachte en [betrokkene 2] besproken instructies uitgevoerd.
Minder dan een uur na de mishandeling heeft verdachte contact met [betrokkene 2] en hem gevraagd om direct bij hem langs te komen.
(...)
verweren verdachte
Het verweer van verdachte dat hij niet betrokken is geweest bij de mishandeling, omdat hij weliswaar de opdracht van [betrokkene 2] heeft aangenomen, maar nooit van plan is geweest om deze ook daadwerkelijk uit te voeren, wordt verworpen. Verdachte heeft als reden gegeven voor het aanvaarden van de opdracht en het vervolgens om de tuin leiden van [betrokkene 2] dat hij van [betrokkene 2] wat geld wilde aftroggelen.
Ter zitting van het hof heeft verdachte echter verklaard dat hij in die tijd helemaal geen behoefte had aan geld. Daarnaast is het volstrekt onaannemelijk dat verdachte, die zegt geroerd te zijn door het feit dat zijn vriend [betrokkene 2] door een andere vriend ( [slachtoffer] ) is bestolen, vervolgens [betrokkene 2] om de tuin gaat leiden door een opdracht te aanvaarden die hij nooit zal uitvoeren om er een paar centen aan te kunnen verdienen. Dat verdachte de opdracht uiteindelijk niet heeft uitgevoerd blijkt ook op geen enkele wijze uit de OVC-gesprekken en telefoongegevens die zich in het dossier bevinden.
Verdachte heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat het OVC-gesprek van 22 februari 2012 tussen hem en [betrokkene 2] geen betrekking heeft op de voorgenomen mishandeling van [slachtoffer] , maar betrekking heeft op de eveneens geplande mishandeling van [betrokkene 7] (alias [betrokkene 7] of [betrokkene 7] ) en daarom niet voor het bewijs van de mishandeling van [slachtoffer] gebruikt kan worden.
Het hof verwerpt het verweer. Blijkens verdachtes uitgewerkte politieverklaring van 29 september 2012 heeft hij verklaard dat hij met betrekking tot [slachtoffer] door [betrokkene 2] is benaderd, dat hij heeft gekeken en dat hij heeft toegezegd de mishandeling te zullen regelen. Dat verdachte ook daadwerkelijk samen met [betrokkene 2] heeft gekeken bij de woning van [slachtoffer] vindt steun in het OVC-gesprek van 22 februari 2012 tussen [betrokkene 2] en verdachte. Uit dat gesprek blijkt dat ze op dat moment voor een woning geparkeerd staan en dat ze kijken naar manieren om binnen te komen. Verdachte zegt in dat gesprek: Ja. Het mooie is, hij heeft geen bovenburen hè. De buren precies boven hem die zijn er niet.
Ter zitting van het hof heeft verdachte foto’s overgelegd van de woningen van zowel [slachtoffer] als [betrokkene 7] .
Uit het proces-verbaal van de zitting van 2 mei 2017 blijkt dat verdachte het volgende heeft verklaard:
[betrokkene 7] heeft geen bovenburen. Ik heb foto's meegenomen van zijn flat om dat aan te tonen [slachtoffer] had wel bovenburen. Ik overleg de foto’s aan het hof. (Opmerking griffier: de foto’s zijn in het dossier gevoegd).
Foto 1 is een flat van 4 verdiepingen. Het meest rechtse appartement op de bovenste woonlaag is van [betrokkene 7] . Dat is aan de [a-straat] te Groningen . De woning van [slachtoffer] in Vinkhuizen is bijna 2 kilometer daar vandaan.
Foto 2 is ook van de flat van [betrokkene 7] . het betreft het linker gedeelte van het gebouw. De woning van [betrokkene 7] staat daar niet op.
Foto 3 is de flat van [slachtoffer] .
Op foto 4 kunt u zien dat die flat bestaat uit 9 verdiepingen.
Foto 5 is een close up van de woning van [slachtoffer] . Het betreft huisnummer [...] . op de eerste verdieping, de laatste deur. Hij heeft dus wel bovenburen.
Gelet hierop en op de inhoud van het OVC-gesprek kan dit gesprek alleen maar betrekking hebben op de woning van [slachtoffer] , omdat zijn woning wel een woning boven zich heeft in tegenstelling tot de woning van [betrokkene 7] .”
3.4.1
Het Hof heeft vastgesteld dat [slachtoffer] op 29 februari 2012 in het trappenhuis van zijn flatwoning aan de [b-straat] te Groningen ernstig is mishandeld door twee personen, dat deze mishandeling van tevoren zorgvuldig was voorbereid en dat [betrokkene 2] de opdrachtgever was van deze mishandeling. Tot de door het Hof gebruikte bewijsmiddelen behoort een verklaring van de aanvrager dat [betrokkene 2] hem heeft gevraagd om [slachtoffer] aan te pakken en of hij mensen kende die dat wilden doen, dat hij samen met [betrokkene 2] “gekeken heeft” en dat hij tegen [betrokkene 2] heeft gezegd dat hij het zou regelen. Voorts heeft het Hof voor het bewijs onder meer gebruikgemaakt van een uitwerking van een OVC-gesprek tussen de aanvrager en [betrokkene 2] van 22 februari 2012, waarin wordt gesproken over een woning en over personen die daar moeten wachten, alsmede van de weergave van een sms-bericht waaruit blijkt dat de aanvrager minder dan een uur na de mishandeling van [slachtoffer] contact had met [betrokkene 2] en hem vroeg direct bij hem langs te komen. Op onder meer deze bewijsmiddelen heeft het Hof zijn oordeel gebaseerd dat de aanvrager de opdracht van [betrokkene 2] tot het mishandelen van [slachtoffer] heeft aanvaard, dat hij daarover heeft overlegd en de plaats van het delict heeft verkend en dat hij de daadwerkelijke uitvoerders van de mishandeling heeft ingeschakeld.
3.4.2
Voor zover de aanvraag erop steunt dat [betrokkene 2] mogelijk betrokken was bij de daadwerkelijke mishandeling van [slachtoffer] , is niet sprake van een nieuw gegeven als bedoeld onder 3.1. Die mogelijkheid is blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitnota door de verdediging uitdrukkelijk onder de aandacht van het Hof gebracht. Ook voor het overige is de verklaring van [betrokkene 2] geen gegeven als bedoeld onder 3.1, nu deze verklaring zodanig summier en ongespecificeerd is dat daaruit geen duidelijke conclusies over de door het Hof vastgestelde voorbereiding en toedracht van de mishandeling zijn te trekken. In aanmerking genomen dat de verklaring ook inhoudt dat [betrokkene 2] is “meegevraagd” door zijn mededader over wiens identiteit hij geen nadere mededelingen zegt te kunnen doen, geldt verder dat, ook als wordt uitgegaan van de juistheid van de verklaring, daaruit niet voortvloeit dat de door het Hof aangenomen toedracht onjuist is, nu die toedracht erop neerkomt dat de aanvrager betrokken was bij het inschakelen van personen die [slachtoffer] hebben mishandeld.
3.5
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit voort dat de aanvraag kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2019.