NJB 2021/1516
Vormverzuimen ‘bij het voorbereidend onderzoek’ in de zin van art. 359a Sv en toepassing overzichtsarrest HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889: in casu heeft het hof vastgesteld dat de processen-verbaal die in het kader van de aanloop naar de doorzoeking van de woning van de verdachte zijn opgemaakt ‘niet voldoen aan de ter zake geldende maatstaven’ en dat de verbalisanten ‘[d]oor de getuige de naam van de verdachte in de mond te leggen (...) de waarheidsvinding [hebben] opgerekt, zo niet geweld aangedaan’ en heeft het hof geoordeeld dat dit ‘kwalijk’ is. Het hof heeft het art. 359a Sv-verweer echter verworpen op de grond dat het door de verdediging gestelde vormverzuim is begaan in een vooronderzoek naar de verdenking van andere feiten dan de aan de verdachte in de onderhavige zaak tenlastegelegde overtredingen van de Wet wapens en munitie. Dat oordeel is niet zonder meer begrijpelijk omdat het hof in het midden heeft gelaten of het door hem vastgestelde verzuim in de aanloop naar de doorzoeking van de woning van de verdachte, van ‘bepalende invloed is geweest’ op het verloop van het opsporingsonderzoek naar en/of de vervolging van de verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit
HR 11-05-2021, ECLI:NL:HR:2021:694
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 mei 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, M. Kuijer
- Zaaknummer
20/00394
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:694, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑05‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:245, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑03‑2021
- Wetingang
(art. 359a Sv)
Essentie
Vormverzuimen ‘bij het voorbereidend onderzoek’ in de zin van art. 359a Sv en toepassing overzichtsarrest HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889: in casu heeft het hof vastgesteld dat de processen-verbaal die in het kader van de aanloop naar de doorzoeking van de woning van de verdachte zijn opgemaakt ‘niet voldoen aan de ter zake geldende maatstaven’ en dat de verbalisanten ‘[d]oor de getuige de naam van de verdachte in de mond te leggen (...) de waarheidsvinding [hebben] opgerekt, zo niet geweld aangedaan’ en heeft het hof geoordeeld dat dit ‘kwalijk’ is. Het hof heeft het art. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.