NJ 1935, p. 361
Hof 's-Gravenhage, 22-02-1934
Hof 's-Gravenhage 22-02-1934, ECLI:NL:GHSGR:1934:21
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
22 februari 1934
- Magistraten
Mrs. Sassen, v. Romondt, Paré
- Zaaknummer
[221934/NJ_1935,_p._361]
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS104784:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHSGR:1934:21, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 22‑02‑1934
- Wetingang
(BW art. 1279, 1586.)
Samenvatting
Een ingebrekestelling is niet vereischt, indien ‘t niet betreft een niet-tijdige, doch een onbehoorlijke nakoming (anders: rechtb.).
Ook zonder uitdrukkelijk zich daartoe verbonden te hebben, is de verhuurder van een benedenhuis verplicht t. a. v. den huurder van het daarboven gelegen bovenhuis te zorgen, dat het benedenhuis niet „een verdacht huis" wordt en daardoor het geheele pand in een slechte reputatie komt, ook al heeft aan de zijde van verhuurder de verhuring plaats gehad door middel van een makelaar.
Partij(en)
W. G. H. Stijger te Amsterdam, appellant, procureur Mr. E. Hertzberger,
tegen:
M. J. van Haagen te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.