Rb. Overijssel, 10-07-2013, nr. C/08/134752 / FA RK 13-86
ECLI:NL:RBOVE:2013:4265
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
10-07-2013
- Zaaknummer
C/08/134752 / FA RK 13-86
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2013:4265, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 10‑07‑2013; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 10‑07‑2013
Inhoudsindicatie
Art 1:205 BW. Gelet op alle belangen wijst de rechtbank af het verzoek van de biologische vader tot vernietiging van de erkenning door de partner van de moeder. Risico dat door erkenning van het kind door de biologische vader sprake zou kunnen zijn van een bedreiging van een ongestoorde ontwikkeling van de verhouding van het kind en de vrouw met alle gevolgen van dien en de grote wens van de vrouw en haar partner om de toenmalige gezinssituatie te continueren in het belang van kind. Voorkomen kind krijgt een uitzonderingspositie binnen het gezin. Naar oordeel van de rechtbank heeft de vrouw aldus in redelijkheid kunnen komen tot het verlenen van toestemming tot erkenning door haar partner van het kind.
Partij(en)
RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Team familierecht
zaaknummer: C/08/134752 / FA RK 13-86
datum beschikking: 10 juli 2013 (MHL)
Beschikking van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
[verzoeker],
verder ook de man of [verzoeker] te noemen,
wonende te [woonplaats], [adres],
verzoeker,
advocaat: mr. L.J. Speijdel te Enschede,
tegen
1.
[belanghebbende],
verder ook de vrouw of [belanghebbende] te noemen,
wonende te [woonplaats], [adres],
2.
[belanghebbende 2],
verder ook te noemen: [belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats], [adres],
advocaat: mr. H.J.M. van Denderen te Borne.
3.
mr. M.S. Flokstra,
bijzondere curator,
kantoorhoudende te 7571 BA Oldenzaal, Deurningerstraat 39 E,
allen belanghebbenden.
Het procesverloop
Bij op 22 januari 2013 ter griffie ingekomen verzoekschrift met bijlagen heeft De man het volgende verzocht:
- -
Benoeming van een bijzondere curator over na te noemen minderjarige [I].
- -
Vernietiging van de erkenning.
- -
Vervangende toestemming tot erkenning.
- -
Wijziging van het ouderlijk gezag.
- -
Vaststelling van een zorg- en contactregeling, hierna ook te noemen: omgangsregeling.
Bij beschikking van 18 februari 2013 is mr. M.S. Flokstra benoemd tot bijzondere curator over [I].
Op 27 maart 2013 is er een verweerschrift van de vrouw en [belanghebbende 2] ter griffie van deze rechtbank ingekomen.
Op 3 april 2013 is er een brief van de bijzondere curator ter griffie van deze rechtbank ingekomen.
De zaak is behandeld ter zitting van 5 april 2013. Ter zitting zijn verschenen:
- -
De man bijgestaan door mr. Speijdel.
- -
De vrouw en [belanghebbende 2] bijgestaan door mr. Van Denderen.
- -
Mr. Flokstra als bijzondere curator.
- -
De heer [P] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
De standpunten van partijen zijn toegelicht. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De beschikking is bepaald op heden.
De vaststaande feiten
De vrouw en [belanghebbende 2] zijn op 4 oktober 2007 met elkaar gehuwd.
Uit de relatie tussen de vrouw en [belanghebbende 2] zijn de volgende minderjarige kinderen geboren:
- -
[X], geboren op [geboortedatum],
- -
[y], geboren op [geboortedatum],
- -
[z], geboren op [geboortedatum].
De kinderen die voor het huwelijk van de vrouw en [belanghebbende 2] zijn geboren, zijn door [belanghebbende 2] erkend. De vrouw en [belanghebbende 2] hebben beiden het ouderlijk gezag over deze kinderen.
Het huwelijk van de vrouw en [belanghebbende 2] is op 28 oktober 2010 door echtscheiding ontbonden.
Begin 2010 heeft de man met de vrouw een relatie gehad uit welke relatie is geboren:
-[I], geboren te Hengelo (O) op 12 november 2010.
[belanghebbende 2] heeft [I] op 18 maart 2011 erkend. De vrouw en [belanghebbende 2] hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over [I]. [I] woont bij de vrouw.
Tussen partijen is niet in geschil dat de man de biologische vader van [I] is.
De standpunten van partijen
De man
De man verzoekt - kort gezegd - het volgende:
- -
Vernietiging van de door [belanghebbende 2] op 18 maart 2011 gedane erkenning van [I].
- -
Voor zover nodig vervangende toestemming tot erkenning van [I] door de man.
- -
Wijziging van het ouderlijk gezag in die zin dat de man en de vrouw samen worden belast met dit gezag.
- -
Een omgangsregeling tussen hem en [I].
Volgens de man heeft hij op 12 maart 2011 aan de vrouw verzocht om mee te werken aan erkenning van [I] door hem, alsmede om te komen tot gezamenlijk ouderlijk gezag en een omgangsregeling met [I]. De vrouw heeft op dit verzoek niet gereageerd. Vervolgens heeft [belanghebbende 2] op 18 maart 2011 met toestemming van de vrouw [I] erkend. Door zo kort na het verzoek van de man aan [belanghebbende 2] toestemming tot erkenning te geven heeft de vrouw de positie en de belangen van [I] geschaad, op grond waarvan die erkenning vernietigd dient te worden. Een erkenning van [I] door de man schaadt de positie van [I] noch de vrouw en is in het belang van [I]. Hetzelfde geldt voor gezamenlijk ouderlijk gezag door de man en de vrouw alsook de voorgestelde omgangsregeling tussen de man en [I]. Volgens de man is het niet uitzonderlijk dat binnen een gezin kinderen leven van verschillende vaders. De advocaat van de man heeft ter zitting verklaard dat het aanzienlijke tijdsverloop tussen het oorspronkelijke verzoek van de man in maart 2011 en het tijdstip van indiening van onderhavig verzoek is te wijten aan zijn niet al te voortvarende optreden.
De vrouw en [belanghebbende 2]
De vrouw en [belanghebbende 2] hebben verweer gevoerd en - kort gezegd - het navolgende naar voren gebracht.
De man was een “huisvriend” van de vrouw en [belanghebbende 2] en ten tijde van de huwelijksproblemen begin 2010, wierp de man zich op als steun voor de vrouw. De vrouw raakte in die periode ongepland in verwachting van de man. De vrouw en [belanghebbende 2] erkennen dat de man de biologische de man van [I] is. Tijdens de zwangerschap ontstonden er medische complicaties. Daarvan is de man door de vrouw op de hoogte gebracht. De vrouw stelt dat de man vanaf dat moment niet meer thuis gaf en zij door hem niet werd gesteund. De vrouw heeft vervolgens nog aan de man gevraagd of hij zijn naam op de geboortekaartjes vermeld wilde hebben, waarop de man afwijzend heeft geantwoord. De vrouw concludeerde daarop dat zij niets te verwachten had van de man als de vader van [I]. [belanghebbende 2] daarentegen steunde haar wel, ook na de scheiding tussen hen. De vrouw en [belanghebbende 2] groeiden weer naar elkaar toe en in december 2010 zijn beiden weer in gezinsverband gaan samenwonen met de vier kinderen. [belanghebbende 2] heeft zich sindsdien als vader voor [I] opgesteld en gedragen. Om [I] geen uitzonderingspositie binnen het gezinssysteem te laten innemen en vanwege de band die intussen tussen [belanghebbende 2] en [I] was ontstaan, besloten [belanghebbende 2] en de vrouw over te gaan tot erkenning door [belanghebbende 2] van [I]. In november 2012 besloten [belanghebbende 2] en de vrouw vervolgens om alsnog definitief uit elkaar te gaan. Zij stellen echter nog steeds als ouders een zeer goede band te hebben en bijna dagelijks overleg te hebben over hun kinderen. Zij willen dat die situatie blijft voortbestaan en niet dat de man die gezinssituatie gaat verstoren. Dat is niet in het belang van [I]. De erkenning door [belanghebbende 2] daarentegen was juist in het belang van [I]. [belanghebbende 2] en de vrouw zijn dan ook van mening dat er geen sprake is geweest van misbruik van bevoegdheid aan de zijde van de vrouw door aan [belanghebbende 2] toestemming te geven om tot erkenning over te gaan. Zij stellen dat de man al in een eerder stadium de erkenning aan de orde had kunnen stellen, maar dat niet heeft gedaan. Ook heeft de man door zijn houding laten blijken geen rol te willen spelen als vader in het leven van [I].
Ook toepassing van de minder strikte maatstaf van belangenafweging dient naar de mening van [belanghebbende 2] en de vrouw in hun voordeel uit te vallen. De relatie van de vrouw en [belanghebbende 2] op dat moment, de verhouding tussen [I] en [belanghebbende 2], de afwezigheid van de man als (aanstaande) vader, de wederzijdse gehechtheid van [I] en [belanghebbende 2] aan elkaar en de positie van [I] in het gezin, bevestigen dat er geen sprake van is dat de vrouw niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om aan [belanghebbende 2] toestemming tot erkenning te geven. Van vernietiging van de erkenning en vervangende toestemming tot erkenning door de man kan dan ook geen sprake zijn. In geval van vernietiging van de erkenning zal er sprake (kunnen) zijn van een bedreiging van een ongestoorde ontwikkeling van de verhouding tussen [I] en de vrouw. Een erkenning door de man zal diep ingrijpen in het gezin van de vrouw. [I] zal dan een uitzonderingspositie zal gaan innemen en bij tijd en wijle worden weggerukt uit haar vertrouwde omgeving. Ook zal er een inbreuk worden gemaakt op de hechte relatie tussen [belanghebbende 2] en [I]. Dit zal tot grote onrust leiden binnen het gezin en schadelijk zijn voor de ontwikkeling van [I]. De vrouw ziet geen rol voor de man als vader van [I]. Om die reden dienen ook de verzoeken tot gezamenlijk gezag en een omgangsregeling te worden afgewezen.
De vrouw en [belanghebbende 2] hebben ter zitting verklaard dat zij, als de tijd daarvoor rijp is, [I] op gepaste wijze zullen informeren over haar achtergrond en staat.
De bijzondere curator
De bijzondere curator heeft bij brief van 3 april 2013 en ter zitting verklaard dat zij gesprekken met zowel de man als de vrouw heeft gehad en dat in die gesprekken in grote lijnen is bevestigd, qua feiten, hetgeen staat vermeld in het verweerschrift van de vrouw en [belanghebbende 2].
De bijzondere curator is van mening dat de man redelijkerwijs niet of niet tijdig om vervangende toestemming tot erkenning heeft kunnen vragen, zodat de tweede maatstaf zoals die door de Hoge Raad is geformuleerd bij een eventuele vernietiging van een erkenning welke door een andere man is gedaan hier dient te gelden. De man heeft korte tijd na de geboorte van [I] bij brief van zijn advocaat aan de vrouw laten weten dat hij graag [I] wilde erkennen. Desondanks heeft de vrouw kort na ontvangst van die brief aan [belanghebbende 2] toestemming gegeven over te gaan tot erkenning van [I]. Met het geven van toestemming aan [belanghebbende 2] onthoudt de vrouw aan de man diens uit artikel 8 EVRM voortvloeiende aanspraak op erkenning. De bijzondere curator is dan ook van mening dat het belang van de man evident is, waarbij het met name gaat om het omgangsrecht. Nu er geen sprake lijkt van een nauwe persoonlijke betrekking met [I] lijkt omgang zonder erkenning niet door de man te kunnen worden afgedwongen, zodat erkenning voor de man cruciaal is. De bijzondere curator is dan ook van mening dat de vrouw, in acht nemend dit belang van de man, destijds niet in redelijkheid tot het verlenen van toestemming aan [belanghebbende 2] heeft kunnen komen.
Of een eventuele erkenning door de man van [I] schadelijke gevolgen heeft voor [I] en de andere kinderen binnen het gezin van de vrouw kan de bijzondere curator op dit moment niet overzien. Zij adviseert dan ook om de Raad voor de Kinderbescherming te verzoeken daarover een onderzoek in te stellen en aan de rechtbank te rapporteren teneinde zodoende inzicht te krijgen in de wenselijkheid van een erkenning door de man.
De Raad voor de Kinderbescherming
De Raad voor de Kinderbescherming heeft bij monde van de heer [P] ter zitting verklaard dat het van belang is voor [I] dat zij weet wie haar vader is. De raad is bereid om een onderzoek te doen en zodoende te bezien of de belangen van [I] worden geschaad bij een erkenning door de man. Daar dient zorgvuldig naar gekeken te worden.
De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing
De rechtbank overweegt en oordeelt als volgt.
[I] is met toestemming van de vrouw door [belanghebbende 2], die niet de verwekker is, erkend. Deze erkenning is rechtsgeldig tot stand gekomen. In artikel 1:205 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) zijn limitatief opgenoemd de personen die vernietiging van de erkenning kunnen verzoeken, alsmede de gronden waarop zij dit kunnen doen. Hoewel de verwekker niet tot deze limitatief opgesomde groep van personen behoort, kan onder omstandigheden ook aan de verwekker van een kind, dat door een ander dan de verwekker is erkend, de mogelijkheid worden verleend om vernietiging van de erkenning te verzoeken.
De Hoge Raad onderscheidt daarin twee situaties met elk een eigen maatstaf:
1.
in de situatie waarin de verwekker vervangende toestemming tot de erkenning heeft kunnen vragen maar zulks heeft nagelaten, geldt als maatstaf dat de verwekker met een beroep op misbruik van bevoegdheid de met toestemming van de moeder gedane erkenning van het kind door een andere man kan aantasten, indien die toestemming is gegeven met slechts het oogmerk om de belangen van de verwekker te schaden.
2.
in de situatie waarin de verwekker niet of niet tijdig om vervangende toestemming tot erkenning heeft kunnen vragen, geldt een minder strikte maatstaf: de verwekker kan de met toestemming van de moeder gedane erkenning dan aantasten indien de moeder, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen de belangen van de verwekker bij de erkenning en de daar tegenoverstaande belangen van de moeder, telkens in verband met de belangen van het kind, in redelijkheid niet tot het verlenen van toestemming aan de niet-verwekker man heeft kunnen komen.
De rechtbank beoordeelt welke situatie in deze zaak aan de orde is. [I] is op 12 november 2010 geboren. Begin december 2010 vinden er twee contacten plaats tussen de man en [I]. Vervolgens is er op 12 maart 2011 een brief van mr. Speijdel naar de vrouw gezonden welke brief zij ook heeft ontvangen. In deze brief heeft de man verzocht om toestemming van de vrouw om over te gaan tot erkenning van [I]. Op 18 maart 2011, dus 6 dagen later, heeft [belanghebbende 2] [I] met toestemming van de vrouw erkend. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze feiten en omstandigheden voldoende dat de man niet dan wel onvoldoende tijd heeft gehad om vervangende toestemming voor erkenning te kunnen vragen. De rechtbank concludeert dan ook dat situatie 2 van toepassing is, zodat de bijbehorende maatstaf gehanteerd dient te worden.
De vraag die beantwoord moet worden is of de vrouw, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen de belangen van de man bij de erkenning en de daar tegenoverstaande belangen van de vrouw, telkens in verband met de belangen van [I], in redelijkheid tot het verlenen van toestemming aan [belanghebbende 2] heeft kunnen komen.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is duidelijk geworden dat de periode rond de zwangerschap en bevalling hectisch en emotioneel belastend zijn geweest voor de vrouw. De vrouw is vlak voor de bevalling van [I] gescheiden van [belanghebbende 2]. Samen hadden zij reeds drie kinderen. De verhouding tussen [belanghebbende 2] en de vrouw was rond de bevalling sterk verbeterd en zelfs zo goed dat zij rond de jaarwisseling 2010/2011 hebben besloten samen weer verder te gaan. [belanghebbende 2] is de vrouw tot steun geweest tijdens de gecompliceerde zwangerschap en is vanaf de geboorte van [I] betrokken geweest bij haar verzorging en opvoeding. [I] ziet [belanghebbende 2] ook als haar vader. De vrouw woonde ten tijde van de erkenning weer met [belanghebbende 2] en de vier kinderen in gezinsverband en zij wilden [I] binnen dat gezinsverband geen uitzonderingspositie laten innemen. Met de man was al enige tijd geen contact geweest.
Onder die omstandigheden, met de angst dat door een erkenning van [I] door de man er sprake zou kunnen zijn van een bedreiging van een ongestoorde ontwikkeling van de verhouding van [I] en de vrouw met alle gevolgen van dien en de grote wens van de vrouw en [belanghebbende 2] om de toenmalige gezinssituatie te continueren in het belang van [I], waarbij zij wilden voorkomen dat [I] een uitzonderingspositie binnen het gezin zou krijgen, is de rechtbank van oordeel dat de vrouw in redelijkheid tot het verlenen van toestemming tot erkenning door [belanghebbende 2] van [I] heeft kunnen komen.
Het verzoek tot vernietiging van de erkenning zal dan ook worden afgewezen.
Nu het verzoek tot vernietiging van de erkenning zal worden afgewezen houdt dat tevens in dat de verzoeken voor gezamenlijk ouderlijk gezag, alsmede de vaststelling van een zorg- en contactregeling zal worden afgewezen nu de grondslag van deze verzoeken is komen te vervallen. Daarbij overweegt de rechtbank dat er geen sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking als bedoeld in artikel 1:377a BW, zodat de man geen aanspraak kan maken op een omgangsregeling met [I].
De rechtbank zal de proceskosten compenseren in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De rechtbank:
1.
Wijst af het verzoek van de man tot vernietiging van de erkenning.
2.
Compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
3.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mrs. Van der Lecq, Verdoold en Flos en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2013 in tegenwoordigheid de griffier, welke beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de raad voor de kinderbescherming te Almelo en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door die raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden:
- a.
door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- b.
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.