Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/136/EG wijziging Richtlijn 2002/22/EG, enz. (elektronischecommunicatienetwerken en -diensten)
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 19-12-2009
- Bronpublicatie:
25-11-2009, PbEU 2009, L 337 (uitgifte: 18-12-2009, regelingnummer: 2009/136/EG)
- Inwerkingtreding
19-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2009, PbEU 2009, L 337 (uitgifte: 18-12-2009, regelingnummer: 2009/136/EG)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
(Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie en Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),
Gezien het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (3),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (4),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De werking van de vijf richtlijnen die het huidige regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten vormen, namelijk Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (toegangsrichtlijn) (5), Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (machtigingsrichtlijn) (6), Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (7), Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn) (8) en Richtlijn 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (9) (hierna tezamen ‘de kaderrichtlijn en de bijzondere richtlijnen’ genoemd), is onderworpen aan een periodieke toetsing door de Commissie, met name om te bepalen of wijzigingen nodig zijn in het licht van technologische en marktontwikkelingen.
- (2)
In dat verband heeft de Commissie verslag uitgebracht over haar bevindingen in haar mededeling aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 29 juni 2006 over de herziening van het regelgevingskader van de Europese Unie voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten.
- (3)
De hervorming van het EU-regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, met inbegrip van de versterking van de voorschriften met betrekking tot eindgebruikers met een handicap, is een belangrijke stap voorwaarts op weg naar de totstandbrenging van een interne Europese informatieruimte en tegelijk een inclusieve informatiemaatschappij. Deze doelstellingen zijn opgenomen in het strategische kader voor de ontwikkeling van een informatiemaatschappij als omschreven in de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 1 juni 2005 met als titel ‘i2010 — Een Europese informatiemaatschappij voor groei en werkgelegenheid’.
- (4)
Een fundamentele eis die aan de universele dienst moet worden gesteld, is dat de gebruikers op verzoek op een vaste locatie tegen een betaalbare prijs op het openbare communicatienetwerk worden aangesloten. De eis betreft de levering van lokale, nationale en internationale telefoonoproepen, communicatie per fax en gegevensdiensten, waarvan de levering door de lidstaten beperkt kan worden tot de hoofdlocatie of verblijfplaats van de eindgebruiker. Er mogen geen beperkingen worden gesteld aan de technische middelen waarmee de aansluiting wordt gerealiseerd, zodat zowel draadverbindingen als draadloze verbindingen mogelijk zijn, noch beperkingen ten aanzien waarvan exploitanten alle universeledienstverplichtingen of een gedeelte daarvan vervullen.
- (5)
Aansluitingen op het openbare communicatienetwerk op een vaste locatie moeten geschikt zijn voor datacommunicatie bij snelheden die voldoende zijn voor toegang tot on-linediensten zoals die welke via het openbare internet worden aangeboden. De snelheid van de toegang tot internet voor een willekeurige gebruiker kan afhankelijk zijn van een aantal factoren, zoals van de aanbieder(s) van internettoegang alsmede van de specifieke toepassing waarvoor een aansluiting wordt gebruikt. De datasnelheid die kan worden ondersteund door een aansluiting op het openbare communicatienetwerk is afhankelijk van de capaciteit van de eindapparatuur van de abonnee en van de verbinding. Daarom is het niet nodig op communautair niveau een specifieke data- of bitsnelheid op te leggen. Flexibiliteit is noodzakelijk om de lidstaten indien nodig in staat te stellen ervoor te zorgen dat een dataverbinding in staat is bevredigende datasnelheden te ondersteunen, die voldoende zijn om functionele toegang tot internet mogelijk te maken, zoals deze, naar behoren rekening houdend met specifieke omstandigheden op de nationale markten, door de lidstaten is gedefinieerd, bijvoorbeeld de door de meerderheid van de abonnees in de desbetreffende lidstaat gebruikte bandbreedte en de technische haalbaarheid, mits er in het kader van deze maatregelen naar wordt gestreefd verstoring van de markt tot een minimum te beperken. Als deze maatregelen een oneerlijke belasting van een aangewezen onderneming tot gevolg hebben, waarbij naar behoren rekening wordt gehouden met kosten en inkomsten en met de niet-tastbare voordelen van de levering van de diensten in kwestie, kan deze worden opgenomen in de berekening van de nettokosten van universele verplichtingen. Eveneens kan alternatieve financiering van basisinfrastructuur voor het netwerk ten uitvoer worden gelegd, waarmee overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving financiering door de Gemeenschap of nationale maatregelen gemoeid zijn.
- (6)
Dit laat de noodzaak onverlet dat de Commissie een herziening uitvoert van de universele dienstenverplichting, die de financiering van deze verplichtingen overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn) kan omvatten, en, zo nodig, voorstellen indient voor hervormingen om de doelstellingen van algemeen belang te verwezenlijken.
- (7)
Met het oog op de duidelijkheid en de eenvoud heeft deze richtlijn uitsluitend betrekking op wijzigingen van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn) en Richtlijn 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie).
- (8)
Onverminderd Richtlijn 1999/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (10), met name de eisen in verband met gebruikers met een handicap in artikel 3, lid 3, punt f), hiervan, moeten bepaalde aspecten van eindapparatuur, inclusief bij de consument thuis gebruikte apparatuur voor eindgebruikers met een handicap, ongeacht of hun bijzondere behoeften het gevolg zijn van een handicap of verband houden met leeftijd, binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn) worden gebracht, om de toegang tot netwerken en het gebruik van diensten te vergemakkelijken. Deze apparatuur omvat momenteel uitsluitend voor ontvangst bestemde radio- en televisie-eindapparatuur, alsmede speciale eindapparatuur voor slechthorende eindgebruikers.
- (9)
De lidstaten zouden maatregelen moeten nemen om te bevorderen dat een markt ontstaat voor algemeen beschikbare producten en diensten, met functies voor eindgebruikers met een handicap. Dat is onder meer mogelijk door verwijzing naar Europese normen, door invoering van eisen voor elektronische toegankelijkheid (eAccessibility) in procedures voor overheidsopdrachten en in aanbestedingen voor de levering van diensten, en door implementering van wetgeving waarmee de rechten van gehandicapte eindgebruikers worden beschermd.
- (10)
Wanneer een onderneming is aangewezen voor het leveren van universele diensten, als bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn), besluit een tegen de achtergrond van haar verplichting tot universele dienstverlening aanzienlijk deel of het geheel van haar netwerkactiva voor plaatselijke toegang op het nationale grondgebied af te staan aan een afzonderlijke rechtspersoon in ander eindeigendom, moet de nationale regelgevende instantie de gevolgen van de transactie beoordelen om de continuïteit van de verplichtingen tot universele dienstverlening op het geheel of in delen van het nationale grondgebied te waarborgen. Te dien einde moet de nationale regelgevende instantie die de verplichtingen tot universele dienstverlening heeft opgelegd door de onderneming vóór de het afstaan op de hoogte worden gesteld. De beoordeling van de nationale regelgevende instantie mag de afronding van de transactie niet in gevaar brengen.
- (11)
Door de technologische ontwikkeling is het aantal openbare telefooncellen aanzienlijk gedaald. Om de technologische neutraliteit en voortdurende algemene beschikbaarheid van spraaktelefonie voor het publiek te waarborgen, moet het voor nationale regelgevende instanties mogelijk zijn ondernemingen verplichtingen op te leggen om ervoor te zorgen dat er niet alleen openbare telefooncelleen worden voorzien om te voldoen aan de redelijke behoeften van eindgebruikers, maar eveneens dat er voor dat doel indien nodig wordt gezorgd voor punten waar toegang kan worden verkregen tot alternatieve openbare spraaktelefonie.
- (12)
De toegang van gehandicapte eindgebruikers tot diensten moet gelijkwaardig zijn aan de toegang die voor andere eindgebruikers beschikbaar is. Te dien einde moet de toegang functioneel gelijkwaardig zijn zodat gehandicapte eindgebruikers, weliswaar met andere middelen, kunnen genieten van dezelfde bruikbaarheid van diensten als andere eindgebruikers.
- (13)
Bepaalde definities moeten worden aangepast om ze in overeenstemming te brengen met het beginsel van technologische neutraliteit en gelijke tred te houden met de technologische ontwikkeling. Meer bepaald moeten de voorwaarden voor de levering van een dienst worden gescheiden van de feitelijke definitie van een openbare telefoondienst, d.w.z. een voor het publiek beschikbaar gestelde elektronischecommunicatiedienst voor het initiëren en ontvangen, direct dan wel indirect, van nationale of nationale en internationale oproepen met behulp van een nummer of een aantal nummers in een nationaal of internationaal nummerplan, ongeacht of deze dienst circuitgeschakeld of pakketgeschakeld is. Een dergelijke dienst is per definitie bidirectioneel, zodat beide partijen kunnen communiceren. Een dienst die niet aan al deze voorwaarden voldoet, bijvoorbeeld een ‘doorklik’-toepassing op een website van een klantenservice, is geen openbare telefoondienst. Openbare telefoondiensten omvatten tevens specifieke communicatiemiddelen voor eindgebruikers met een handicap, die gebruikmaken van diensten die spraak omzetten in tekst (‘text relay’) of van diensten voor totale conversatie.
- (14)
Er dient te worden verduidelijkt dat de indirecte levering van een dienst situaties kan omvatten waarin een gesprek wordt geïnitieerd via carrierkeuze of -voorkeuze of waarin een dienstverlener door een andere onderneming geleverde openbare telefoondiensten wederverkoopt of van een nieuwe merknaam voorziet.
- (15)
Ten gevolge van technologische en marktontwikkelingen maken de netwerken steeds meer gebruik van ‘Internet Protocol’-technologie (IP) en kunnen de consumenten steeds meer kiezen tussen een reeks concurrerende leveranciers van spraakdiensten. Het moet voor de lidstaten daarom mogelijk zijn om universeledienstverplichtingen in verband met het leveren van een verbinding met het openbare communicatienetwerk op een vaste locatie te scheiden van de levering van een openbare telefoondienst. Een dergelijke scheiding mag geen effect hebben op de werkingssfeer van de op communautair niveau vastgestelde en herziene universeledienstverplichtingen.
- (16)
Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel is het aan de lidstaten om aan de hand van objectieve criteria te beslissen welke ondernemingen als aanbieders van de universele dienst worden aangewezen, waar nodig rekening houdend met de capaciteit en de bereidheid van die ondernemingen om alle universeledienstverplichtingen of een gedeelte daarvan te aanvaarden. Dit sluit niet uit dat de lidstaten in de aanwijzingsprocedure specifieke voorwaarden om redenen van doeltreffendheid kunnen opnemen, zoals onder meer het groeperen van geografische gebieden of componenten of een minimumperiode voor de aanwijzing.
- (17)
De nationale regelgevende instanties moeten in staat zijn de evolutie en het niveau van de tarieven voor eindgebruikers voor diensten die binnen de werkingssfeer van de universeledienstverplichtingen vallen te monitoren, zelfs wanneer een lidstaat nog geen onderneming heeft aangewezen die deze universele dienst moeten leveren. In dat geval moet de monitoring zo plaatsvinden dat hierdoor geen bovenmatige administratieve lasten aan de nationale regelgevende instanties of aan de deze dienst verlenende ondernemingen worden opgelegd.
- (18)
Overbodige verplichtingen, bedoeld om de overgang van het regelgevingskader van 1998 naar dat van 2002 te vergemakkelijken, moeten worden geschrapt, samen met andere bepalingen die bij Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) vastgestelde bepalingen overlappen en herhalen.
- (19)
De eis om een minimumpakket van huurlijnen op detailhandelsniveau aan te bieden, die noodzakelijk was om de continue toepassing te waarborgen van de bepalingen van het regelgevingskader van 1998 op het gebied van huurlijnen, waarop onvoldoende mededinging was toen het 2002-kader in werking trad, is niet langer noodzakelijk en kan dus worden geschrapt.
- (20)
Carrierkeuze en -voorkeuze op directe wijze via communautaire wetgeving blijven opleggen kan de technologische vooruitgang belemmeren. Dergelijke maatregelen moeten veeleer door de nationale regelgevende instanties worden opgelegd als resultaat van marktanalyses uitgevoerd overeenkomstig de procedures van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) en middels de in artikel 12 van Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn) bedoelde verplichtingen.
- (21)
Bepalingen over contracten moeten niet alleen van toepassing zijn op consumenten, maar ook op andere eindgebruikers, met name micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's), die een aan de consumentenbehoeften aangepast contract kunnen verkiezen. Om onnodige administratieve lasten voor de aanbieders en complexiteit in verband met de definitie van kmo's te voorkomen, mogen de bepalingen over contracten niet automatisch van toepassing zijn op de bedoelde andere eindgebruikers, maar alleen als deze hierom verzoeken. De lidstaten moeten adequate maatregelen nemen om het bewustzijn van deze mogelijkheid bij kmo's te bevorderen.
- (22)
Als gevolg van technologische ontwikkelingen kunnen in de toekomst, naast de gewone vormen van nummeridentificatie, andere soorten identificatoren worden gebruikt.
- (23)
De aanbieders van elektronischecommunicatiediensten die oproepen mogelijk maken moeten ervoor zorgen dat hun klanten er op adequate wijze over worden geïnformeerd of toegang tot noodhulpdiensten al dan niet inbegrepen is en over eventuele beperkingen van de dienstverlening (zoals een beperking op het verstrekken van locatiegegevens over de beller of het doorgegeven van noodhulpoproepen). Deze aanbieders moeten hun klanten tevens voorzien van duidelijke en transparante informatie in het initiële klantencontract en in het geval van een wijziging in de toegangverlening, bijvoorbeeld middels informatie op de rekening. Deze informatie moet alle beperkingen omvatten wat territoriale dekking betreft, op basis van de geplande technische operationele parameters van de dienst en de beschikbare infrastructuur. Als de dienst niet wordt geleverd via een geschakeld telefoonnet, moet de informatie ook het betrouwbaarheidsniveau van de toegang en van de informatie over de locatie van de oproeper omvatten in vergelijking met een dienst die via een geschakeld telefoonnet wordt geleverd, rekening houdend met de huidige technologie en kwaliteitsnormen, alsmede de overeenkomstig Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn) gespecificeerde parameters inzake de kwaliteit van de dienstverlening.
- (24)
Met betrekking tot de eindapparatuur moeten in het klantencontract alle beperkingen worden gespecificeerd die de aanbieder oplegt wat het gebruik van de apparatuur betreft, bijvoorbeeld door mobiele apparatuur te simlocken, indien dergelijke beperkingen niet bij de nationale wetgeving verboden zijn, en alle kosten die bij het aflopen van het contract vóór of op de afgesproken einddatum verschuldigd zijn, inclusief de kosten die worden opgelegd om de apparatuur te mogen behouden.
- (25)
Zonder dat hierbij een verplichting aan de aanbieder wordt opgelegd om actie te ondernemen die verder gaat dan die welke de communautaire wetgeving vereist, moet in het klantencontract ook het soort van actie worden gespecificeerd, als in actie is voorzien, die de aanbieder kan ondernemen in geval van beveiligings- en integriteitsincidenten of bedreigingen en kwetsbaarheden.
- (26)
Om kwesties van algemeen belang met betrekking tot het gebruik van communicatiediensten aan te pakken en de bescherming van de rechten en vrijheden van derden te bevorderen, moeten de bevoegde nationale instanties met de hulp van de aanbieders informatie van algemeen belang over het gebruik van dergelijke diensten kunnen produceren en laten verspreiden. Deze kan informatie van algemeen belang omvatten over schending van het auteursrecht, ander onwettig gebruik en de verspreiding van schadelijke inhoud, en ook advies over en manieren om zich te beschermen tegen gevaren voor de persoonlijke veiligheid, die bijvoorbeeld het gevolg kunnen zijn van de vrijgave van persoonlijke informatie in bepaalde omstandigheden, de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens, evenals het beschikbaar zijn van gemakkelijk te gebruiken en configureerbare software of software-opties ter bescherming van kinderen of kwetsbare personen. De informatieverstrekking kan worden gecoördineerd volgens de samenwerkingsprocedure waarin is voorzien in artikel 33, lid 3, van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn). Dergelijke informatie van algemeen belang dient wanneer nodig te worden geactualiseerd en in door de lidstaten te bepalen, eenvoudig te begrijpen gedrukte en elektronische formats en op de websites van de nationale overheden te worden aangeboden. De nationale regelgevende instanties moeten de aanbieders kunnen verplichten deze gestandaardiseerde informatie te verspreiden naar al hun klanten op een manier die de nationale regelgevende instanties geschikt achten. Indien de lidstaten dat voorschrijven, moet de informatie ook worden opgenomen in de contracten. De verspreiding van deze informatie mag de ondernemingen echter niet buitensporig belasten. De lidstaten moeten verzoeken om verspreiding van deze informatie via de kanalen die de ondernemingen gebruiken voor de normale zakelijke communicatie met abonnees.
- (27)
Het recht van abonnees om zich zonder boete uit hun contract terug te kunnen trekken, heeft betrekking op wijzigingen van de contractuele voorwaarden die door de leveranciers van de elektronischecommunicatienetwerken en/of -diensten worden opgelegd.
- (28)
De eindgebruikers moeten kunnen beslissen welke inhoud zij willen verzenden en ontvangen, en welke diensten, toepassingen, hardware en software zij hiervoor willen gebruiken, onverminderd de noodzaak de integriteit en de veiligheid van de netwerken en diensten te vrijwaren. Een concurrerende markt biedt de gebruikers een breed scala van inhoud, toepassingen en diensten. De nationale regelgevende instanties moeten bevorderen dat gebruikers toegang hebben tot informatie en deze kunnen verspreiden, en toepassingen en diensten van hun keuze kunnen gebruiken, zoals bepaald in artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn). Gezien het toenemende belang van elektronische communicatie voor consumenten en ondernemingen moeten de gebruikers in ieder geval volledig worden geïnformeerd over alle beperkingen die door de aanbieder van de diensten en/of de exploitant van het netwerk op het gebruik van de elektronischecommunicatiediensten worden opgelegd. Bij deze informatie moet, volgens de keuze van de aanbieder, ofwel het type van inhoud, toepassing of dienst in kwestie, ofwel de afzonderlijke toepassingen of diensten, of beide worden gespecificeerd. Afhankelijk van de gebruikte technologie en het soort van beperking, kan voor deze beperkingen de instemming van de gebruiker vereist zijn, overeenkomstig Richtlijn 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie).
- (29)
Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn) voorziet niet in en verbiedt evenmin voorwaarden die de aanbieders overeenkomstig de nationale wetgeving aan de eindgebruikers opleggen, waarbij de toegang tot en/of het gebruik van diensten en toepassingen wordt beperkt, maar verplicht wel tot het verstrekken van informatie over dergelijke voorwaarden. lidstaten die maatregelen betreffende toegang tot en/of gebruik van diensten en toepassingen door de eindgebruikers willen invoeren, moeten de grondrechten van de burgers eerbiedigen, waaronder het recht op een privéleven en het recht op een eerlijk proces; dergelijke maatregelen moeten ten volle rekening houden met de op Gemeenschapsniveau vastgelegde beleidsdoelstellingen, zoals het bevorderen van de ontwikkeling van de communautaire informatiemaatschappij.
- (30)
Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn) verplicht aanbieders niet om informatie die via hun netwerken wordt verstuurd te monitoren of op grond van dergelijke informatie een gerechtelijke procedure tegen hun klanten in te stellen, noch stelt zij aanbieders voor die informatie aansprakelijk. De bevoegdheid voor sancties of strafrechtelijke vervolging valt onder de nationale wetgeving, waarbij de grondrechten en fundamentele vrijheden, inclusief het recht op een eerlijk proces, moeten worden geëerbiedigd.
- (31)
Bij ontstentenis van relevante communautaire wettelijke regels zijn inhoud, toepassingen en diensten legaal of schadelijk overeenkomstig het nationaal materieel en procesrecht. Het is aan de lidstaten en niet aan de aanbieders van de elektronischecommunicatienetwerken en/of -diensten om, overeenkomstig de juiste gerechtelijke procedures, te bepalen of inhoud, toepassingen of diensten al dan niet legaal of schadelijk zijn. Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) en de andere bijzondere richtlijnen gelden onverminderd Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (richtlijn inzake elektronische handel) (11), die onder andere een ‘mere conduit’ (doorgeefluik)-regel bevat voor dienstverleners die als tussenpersoon optreden, zoals aldaar gedefinieerd.
- (32)
De beschikbaarheid van transparante, actuele en vergelijkbare informatie over aanbiedingen en diensten is een cruciaal element voor consumenten op concurrerende markten waar verscheidene dienstverleners hun diensten aanbieden. De eindgebruikers en consumenten van elektronischecommunicatiediensten moeten in staat zijn gemakkelijk de prijzen van de diverse op de markt aangeboden diensten te vergelijken, gebaseerd op informatie die in een gemakkelijk toegankelijke vorm bekend wordt gemaakt. Om hen in staat te stellen gemakkelijk de prijzen te vergelijken, moeten de nationale regelgevende instanties van de aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken en/of -diensten, een grotere transparantie op het gebied van informatie (met inbegrip van tarieven, consumptiepatronen, en andere relevante statistieken) kunnen eisen en ervoor kunnen zorgen dat derden het recht krijgen om kosteloos de openbaar beschikbare informatie te gebruiken welke door zulke aanbieders is gepubliceerd. Zij moeten ook in staat zijn tariefgidsen beschikbaar te stellen, met name wanneer de markt die niet kosteloos of tegen een redelijke prijs levert. De ondernemingen hebben geen recht op vergoeding voor dergelijk gebruik van informatie die al bekend is gemaakt en aldus tot het publieke domein behoort. Bovendien moeten de eindgebruikers en de consumenten op toereikende wijze worden geïnformeerd over de relevante prijs of het type van de aangeboden dienst alvorens zij een dienst aankopen, met name als een freephone-nummer gepaard gaat met extra kosten. De nationale regelgevende instanties moeten kunnen voorschrijven dat deze informatie algemeen en, voor bepaalde categorieën van diensten die zij bepalen, onmiddellijk voorafgaand aan de doorschakeling van het gesprek bekend wordt gemaakt, tenzij in het nationale recht anders is bepaald. Bij de bepaling van de gesprekscategorieën waarvoor vóór de doorschakeling prijsinformatie moet worden verstrekt, moeten de nationale regelgevende instanties naar behoren rekening houden met de aard van de dienst, de prijsvoorwaarden die erop van toepassing zijn en de vraag of de dienst wordt geleverd door een aanbieder die geen aanbieder van elektronischecommunicatiediensten is. Onverlet het bepaalde in Richtlijn 2000/31/EG (richtlijn inzake elektronische handel), moeten de aanbieders ook, indien de lidstaten zulks voorschrijven, de abonnees de door de bevoegde openbare instanties geproduceerde informatie van algemeen belang verstrekken, onder meer over de meest gebruikelijke inbreuken en de juridische gevolgen daarvan.
- (33)
De klanten moeten op de hoogte worden gebracht van hun rechten met betrekking tot het gebruik van hun persoonlijke informatie in abonneegidsen, met name van het doel of de doelen van deze gidsen, alsmede van hun recht om kosteloos niet in een openbare abonneegids te worden opgenomen, overeenkomstig Richtlijn 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie). Waar systemen bestaan waarbij informatie in de gegevensbank van de abonneegids mag worden opgenomen maar niet toegankelijk voor de gebruikers van de gidsdiensten mag worden gemaakt, moeten de klanten ook over deze systemen worden geïnformeerd.
- (34)
Een concurrerende markt moet de kwaliteit van de door de eindgebruikers gevraagde dienstverlening waarborgen, maar in bijzondere gevallen moet er eventueel over worden gewaakt dat openbare communicatienetwerken aan minimumkwaliteitsniveaus voldoen teneinde achteruitgang van de dienstverlening, blokkering van de toegang en vertraging van het verkeer over de netwerken te voorkomen. Om te voldoen aan de eisen ten aanzien van de kwaliteit van diensten kunnen exploitanten procedures gebruiken om het verkeer op een netwerkverbinding te meten en vorm te geven, om te voorkomen dat het vermogen van de verbinding volledig wordt gebruikt of dat de verbinding oververzadigd raakt, hetgeen verstopping van het netwerk en slechte prestaties tot gevolg zou hebben. Nationale regelgevende instanties, die handelen overeenkomstig de kaderrichtlijn en de bijzondere richtlijnen, dienen deze procedures nauwkeurig te onderzoeken om zo ervoor te zorgen dat ze de concurrentie niet beperken, met name door discriminerend gedrag aan te pakken. Indien nodig kunnen de nationale regelgevende instanties ook minimumeisen voor de kwaliteit van de dienstverlening opleggen aan ondernemingen die openbare communicatienetwerken aanbieden, ten einde te waarborgen dat van het netwerk afhankelijke diensten en toepassingen tegen een minimale kwaliteitsnorm worden geleverd, wat door de Commissie kan worden onderzocht. De nationale regelgevende instanties dienen bevoegd te zijn om actie te ondernemen ten einde een achteruitgang van de dienstverlening, onder meer belemmering of vertraging van het verkeer ten nadele van de consumenten, aan te pakken. Aangezien onsamenhangende maatregelen de werking van de interne markt evenwel kunnen hinderen, moet de Commissie de eisen die door nationale regelgevende instanties worden gesteld voor eventueel regelgevend optreden in de hele Gemeenschap beoordelen en, indien nodig, opmerkingen of aanbevelingen formuleren om tot een samenhangende toepassing te komen.
- (35)
In het geval van toekomstige IP-netwerken waarbij de levering van diensten kan worden gescheiden van de levering van het netwerk, moeten de lidstaten de meest geschikte maatregelen kunnen bepalen om de beschikbaarheid van openbare telefoondiensten te waarborgen met gebruikmaking van openbare communicatienetwerken en ononderbroken toegang tot noodhulpdiensten in gevallen waarbij het elektriciteitsnetwerk uitvalt of in geval van overmacht, rekening houdend met de prioriteiten van de verschillende soorten abonnees en met technische beperkingen.
- (36)
Om ervoor te zorgen dat eindgebruikers met een handicap kunnen profiteren van de mededinging en de keuze tussen aanbieders van diensten die de meerderheid van de eindgebruikers hebben, dienen de desbetreffende nationale instanties, indien nodig en in het licht van de nationale omstandigheden, te bepalen aan welke voorschriften inzake consumentenbescherming de aanbieders van openbare elektronischecommunicatiediensten moeten voldoen. Die voorschriften kunnen, met name, inhouden dat ondernemingen ervoor moeten zorgen dat eindgebruikers met een handicap van hun diensten gebruik kunnen maken op dezelfde gelijkwaardige voorwaarden, prijzen en tarieven daaronder begrepen, als die welke aan hun andere eindgebruikers worden aangeboden, ongeacht de eventuele extra kosten die daarvoor gemaakt moeten worden. Zij kunnen ook voorschriften omvatten betreffende de wholesaleregelingen tussen ondernemingen.
- (37)
Telefonischeassistentiediensten hebben betrekking op een groot aantal verschillende diensten voor eindgebruikers. Welke diensten in dat verband worden aangeboden wordt bepaald via onderhandelingen tussen de aanbieders van openbare communicatienetwerken en telefonischeassistentiediensten, zoals het geval is voor alle gebruikersondersteuningsdiensten, en het is niet nodig de levering van dergelijke diensten verplicht te stellen. De desbetreffende bepaling moet dus worden geschrapt.
- (38)
Telefooninlichtingendiensten moeten onder concurrerende marktvoorwaarden worden aangeboden, en worden dat ook vaak, op grond van artikel 5 van Richtlijn 2002/77/EG van de Commissie van 16 september 2002 betreffende de mededinging op de markten voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (12). Wholesalemaatregelen om te zorgen voor opneming van de gegevens van eindgebruikers (zowel vast als mobiel) in gegevensbanken moeten voldoen aan de waarborgen voor de bescherming van persoonsgegevens, inclusief artikel 12 van Richtlijn 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie). Er moet een kostengebaseerde levering van die gegevens aan aanbieders van diensten aanwezig zijn met de mogelijkheid dat de lidstaten een gecentraliseerd mechanisme opzetten voor de verstrekking van volledige gebundelde gegevens aan aanbieders van telefoonboeken, en de verlening van toegang tot het net op redelijke en transparante voorwaarden, om te waarborgen dat de eindgebruikers ten volle kunnen profiteren van de mededinging, met als uiteindelijk doel de volledige afschaffing van regulering van deze dienst op retailniveau mogelijk te maken en op redelijke en transparante voorwaarden gidsdiensten aan te bieden.
- (39)
Eindgebruikers moeten toegang hebben tot de noodhulpdiensten met gebruikmaking van ongeacht welke telefoondienst waarmee telefoonoproepen kunnen worden geïnitieerd via een nummer of via nummers in de nationale of internationale telefoonnummerplannen. De lidstaten die nationale alarmnummers gebruiken naast het ‘112’-nummer mogen aan ondernemingen dezelfde verplichtingen voor toegang tot zulke nationale alarmnummers opleggen. De instantie die de noodsituatie behandelt, moet ‘112’-oproepen minimaal even snel en efficiënt kunnen beantwoorden en behandelen als oproepen naar nationale alarmnummers. Het is belangrijk het bewustzijn betreffende het bestaan van het ‘112’-nummer te vergroten teneinde het niveau van bescherming en veiligheid van burgers die reizen in de Europese Unie te versterken. Te dien einde moet aan de burger duidelijk worden gemaakt bij reizen in alle lidstaten dat het ‘112’-nummer in de hele Gemeenschap als een uniform alarmnummer kan worden gebruikt; dit moet met name gebeuren via informatie die wordt verstrekt in internationale busterminals, treinstations, havens of luchthavens en in telefoongidsen, telefooncellen, abonnementsdocumenten en afrekeningen. Dit is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de lidstaten, maar de Commissie moet voortgaan zowel met de ondersteuning als met de aanvulling van de initiatieven van de lidstaten om de bekendheid van ‘112’ te bevorderen en de kennis ervan bij de bevolking periodiek te evalueren. Om de burger beter te beschermen, moet de verplichting worden versterkt om informatie over de locatie van de oproeper ter beschikking te stellen. Met name moeten ondernemingen locatiegegevens over de beller beschikbaar stellen aan de noodhulpdiensten zodra de oproep die dienst bereikt, ongeacht de gebruikte technologie. Om te kunnen reageren op technologische ontwikkelingen, met inbegrip van deze die resulteren in steeds nauwkeuriger informatie over de locatie van de oproeper, moet de Commissie technische uitvoeringsmaatregelen kunnen vaststellen om een doeltreffende toegang tot de ‘112’-diensten in de Gemeenschap te waarborgen in het belang van de burgers. Dergelijke maatregelen mogen geen afbreuk doen aan de organisatie van de noodhulpdiensten in de lidstaten.
- (40)
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat ondernemingen die eindgebruikers een elektronischecommunicatiedienst aanbieden, die bestemd is voor uitgaande gesprekken via een nummer of een aantal nummers in een nationaal telefoonnummerplan, betrouwbare en accurate toegang leveren tot noodhulpdiensten, waarbij rekening wordt gehouden met nationale specificaties en criteria. Ondernemingen die onafhankelijk zijn van netwerken, hebben wellicht geen controle over netwerken en zouden niet kunnen waarborgen dat de routering van via hun dienst verrichte noodhulpoproepen met dezelfde betrouwbaarheid geschiedt, aangezien zij wellicht niet in staat zijn de beschikbaarheid van de dienst te garanderen omdat zij geen controle hebben over infrastructuurproblemen. Voor ondernemingen die onafhankelijk zijn van netwerken kan informatie over de locatie van de beller technisch niet altijd haalbaar zijn. Wanneer er internationaal erkende normen zijn vastgesteld die een nauwkeurige en betrouwbare routering en verbinding met de noodhulpdiensten waarborgen, moeten ondernemingen die onafhankelijk zijn van netwerken, ook voldoen aan de verplichtingen inzake informatie over de locatie van de beller, op een niveau dat vergelijkbaar is met de voorschriften voor andere ondernemingen.
- (41)
De lidstaten moeten specifieke maatregelen treffen om te waarborgen dat de noodhulpdiensten, inclusief het ‘112’-nummer, gelijkelijk toegankelijk zijn voor eindgebruikersmet een handicap, met name gebruikers die doof of slechthorend zijn, spraakmoeilijkheden hebben of doofblind zijn. Dit kan inhouden dat speciale eindapparatuur voor slechthorende gebruikers wordt verstrekt of diensten die spraak omzetten in tekst (‘text relay’) of andere specifieke systemen worden aangeboden.
- (42)
De ontwikkeling van de internationale code ‘3883’ (de Europese Telefoonnummerruimte (ETNS)) wordt momenteel belemmerd door onvoldoende bewustzijn, al te bureaucratische procedurele eisen en bijgevolg onvoldoende vraag. Om de ontwikkeling van de ETNS te bevorderen, moeten de lidstaten waaraan de Internationale Telecommunicatie Unie de internationale code ‘3883’ heeft toegewezen, naar het voorbeeld van de toepassing van het topleveldomein ‘.eu’, de verantwoordelijkheid voor het beheer daarvan, de toewijzing van nummers en promotie overdragen aan een bestaande afzonderlijke organisatie die door de Commissie wordt aangewezen na een open, transparante en niet-discriminerende selectieprocedure. Deze organisatie zou ook moeten worden belast met de ontwikkeling van voorstellen voor openbarediensttoepassingen op grond van ETNS voor gemeenschappelijke Europese diensten, zoals een gemeenschappelijk nummer voor de melding van diefstallen van mobiele terminals.
- (43)
Gezien de specifieke aspecten betreffende het melden van vermiste kinderen en het feit dat dergelijke dienst momenteel slechts in beperkte mate beschikbaar is, moeten de lidstaten hiervoor niet alleen een nummer voorbehouden, maar moeten ze ook alles in het werk stellen om ervoor te zorgen dat op hun grondgebied zo spoedig mogelijk daadwerkelijk een meldpunt voor vermiste kinderen beschikbaar is op het nummer 116000. Hiertoe kunnen de lidstaten indien nodig onder meer aanbestedingsprocedures organiseren om belangstellenden uit te nodigen deze dienst te verlenen.
- (44)
Spraaktelefonische oproepen blijven de meest solide en betrouwbare vorm van toegang tot noodhulpdiensten. Andere contactvormen, zoals tekstberichten, kunnen minder betrouwbaar zijn en kunnen lijden aan een gebrek aan directheid. De lidstaten moeten evenwel vrij zijn om, als zij dit nodig achten, de ontwikkeling en uitvoering van andere vormen van toegang tot noodhulpdiensten te bevorderen waarmee toegang kan worden gegarandeerd die gelijkwaardig is aan toegang via spraaktelefonische oproepen.
- (45)
Overeenkomstig haar Beschikking 2007/116/EG van 15 februari 2007 inzake het reserveren van de nationale nummerreeks die begint met ‘116’ voor geharmoniseerde nummers voor geharmoniseerde diensten met een maatschappelijke waarde (13), heeft de Commissie de lidstaten verzocht nummers binnen de nummerreeks ‘116’ voor te behouden voor bepaalde diensten met een maatschappelijke waarde. De relevante bepalingen van Beschikking 2007/116/EG moeten terug te vinden zijn in Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn) ten einde ze steviger te verankeren in het regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten en ook de toegang voor eindgebruikers met een handicap te vergemakkelijken.
- (46)
De interne markt houdt in dat de eindgebruikers toegang hebben tot alle nummers die zijn opgenomen in de nationale nummerplannen van andere lidstaten, en toegang krijgen tot diensten met gebruikmaking van niet-geografische nummers binnen de Gemeenschap, met inbegrip van onder meer freephone-nummers en betaalnummers. Eindgebruikers moeten ook toegang kunnen krijgen tot nummers van de Europese telefoonnummerruimte (ETNS) en tot universele internationale freephone-nummers (UIFN). Er mag geen beperking zijn op de grensoverschrijdende toegang tot nummercapaciteit en de daarmee verband houdende diensten, tenzij in objectief gerechtvaardigde gevallen, bijvoorbeeld wanneer dit nodig is om fraude of misbruik te bestrijden, zoals bij bepaalde betaalnummerdiensten, wanneer het nummer uitsluitend als een nationaal nummer is gedefinieerd (bv. nationale verkorte doorkiesnummers), of wanneer dit technisch of economisch gezien niet haalbaar is. De gebruikers moeten van tevoren duidelijk worden geïnformeerd over alle kosten in verband met freephone-nummers, zoals internationale oproepkosten voor nummers die toegankelijk zijn via de standaard internationale oproepcodes.
- (47)
Om ten volle te kunnen profiteren van de mededinging, moeten de consumenten geïnformeerde keuzes kunnen maken en van dienstenleverancier kunnen veranderen wanneer dat in hun voordeel is. Het is essentieel dat zij dit kunnen doen zonder gehinderd te worden door juridische, technische of praktische belemmeringen, zoals contractuele voorwaarden, procedures, heffingen, enz. Dit sluit niet uit dat in contracten met consumenten een redelijke minimumcontractperiode wordt opgenomen. Nummerportabiliteit is cruciaal om de keuzevrijheid van de consument te vergemakkelijken en een daadwerkelijke mededinging op de concurrerende markten voor elektronische communicatie te waarborgen, en moet onverwijld worden uitgevoerd opdat het nummer binnen één werkdag geactiveerd en operationeel is en de gebruiker het niet langer dan één werkdag zonder de betreffende diensten moet stellen. De nationale regelgevende instanties kunnen het totaalproces voor het overdragen van nummers voorschrijven met inachtneming van nationale bepalingen inzake contracten en technologische ontwikkelingen. De ervaring in sommige lidstaten heeft geleerd dat het risico bestaat dat consumenten te maken krijgen met een verandering van aanbieder zonder hun instemming. Dit is een kwestie die voornamelijk door de rechtshandhavingsautoriteiten moet worden aangepakt, maar de lidstaten moeten met betrekking tot het overschakelingsproces de passende minimummaatregelen kunnen opleggen, onder meer adequate sancties, die nodig zijn om het genoemde risico zo veel mogelijk te beperken, en ervoor kunnen zorgen dat consumenten gedurende het gehele overschakelproces worden beschermd zonder het proces minder aantrekkelijk voor consumenten te maken.
- (48)
Er kunnen wettelijke doorgifteverplichtingen (‘must-carry’) worden opgelegd met betrekking tot welbepaalde radio- en televisieomroepkanalen en extra faciliteiten die door een gespecificeerde aanbieder van mediadiensten worden aangeboden. De lidstaten moeten dergelijke doorgifteverplichtingen duidelijk motiveren in hun nationale wetgeving zodat wordt gewaarborgd dat zij transparant, evenredig en correct gedefinieerd zijn. In dat verband moeten de doorgifteverplichtingen ontworpen zijn om een afdoende stimulans voor efficiënte investeringen in infrastructuur te leveren. De doorgifteverplichtingen moeten op gezette tijden worden herzien om ze aan te passen aan de technologische en marktontwikkelingen en ervoor te zorgen dat zij evenredig blijven met het beoogde doel. De extra faciliteiten omvatten, maar zijn niet beperkt tot, diensten voor betere toegankelijkheid voor eindgebruikers met een handicap, zoals videotekstdiensten, ondertiteling, audiobeschrijving of gebarentaal.
- (49)
Teneinde bestaande tekortkomingen qua raadpleging van de consumenten te verhelpen en op passende wijze aan de belangen van de burger te voldoen, moeten de lidstaten een geschikt raadplegingsmechanisme opzetten. Een dergelijk mechanisme kan de vorm aannemen van een orgaan dat, onafhankelijk van de nationale regelgevende instantie én van de dienstenleveranciers, onderzoek uitvoert over consumentenkwesties, zoals consumentengedrag en mechanismen voor het veranderen van dienstenleverancier, dat op een transparante wijze functioneert en de bestaande mechanismen voor raadpleging van de belanghebbenden aanvult. Bovendien kan een mechanisme worden ingesteld om adequate samenwerking mogelijk te maken inzake kwesties die verband houden met de bevordering van wettelijke inhoud. Samenwerkingsprocedures die op grond van zo'n mechanisme tot stand komen, mogen evenwel geen stelselmatig toezicht op internetgebruik toestaan.
- (50)
De Commissie moet in kennis worden gesteld van de openbaredienstverplichtingen die worden opgelegd aan aangewezen ondernemingen met openbaredienstverplichtingen.
- (51)
Richtlijn 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) voorziet in de harmonisering van de regelgeving van de lidstaten, die nodig is om een gelijk niveau te waarborgen van bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden, met name het recht op privéleven en het recht op vertrouwelijkheid, bij de verwerking van persoonsgegevens in de sector elektronische communicatie, en om te zorgen voor vrij verkeer van dergelijke gegevens en van elektronischecommunicatieapparatuur en -diensten in de Gemeenschap. Wanneer maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat bij de bouw van eindapparatuur de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer wordt gewaarborgd overeenkomstig Richtlijn 1999/5/EG of Beschikking 87/95/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de normalisatie op het gebied van de informatietechnologieën en de telecommunicatie (14), moet het beginsel van technologische neutraliteit in acht worden genomen.
- (52)
De ontwikkelingen inzake het gebruik van IP-adressen moeten van nabij gevolgd worden, met inachtname van het werk dat reeds gedaan is, onder meer door de werkgroep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens ingesteld overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (15), en tegen de achtergrond van de voorstellen die eventueel passend zijn.
- (53)
De verwerking van verkeersgegevens voor zover die strikt noodzakelijk is met het oog op netwerk- en informatiebeveiliging, d.w.z. dat een netwerk of informatiesysteem op een bepaald vertrouwelijkheidsniveau kan weerstaan aan incidentele gebeurtenissen of onwettige of kwaadaardige acties die de beschikbaarheid, authenticiteit, integriteit en vertrouwelijkheid van opgeslagen of overgedragen gegevens in het gedrang brengen, en de beveiliging van de desbetreffende diensten die door deze netwerken en systemen worden geboden of via deze toegankelijk zijn, door aanbieders van beveiligingstechnologie en -diensten die handelen als gegevenscontroleurs, zijn onderworpen aan de bepalingen van artikel 7, onder f), van Richtlijn 95/46/EG. Zo kan er bijvoorbeeld sprake zijn van het verhinderen van onbevoegde toegang tot elektronischecommunicatienetwerken en van verspreiding van kwaadaardige codes, alsook van het stoppen van ‘denial of service’- aanvallen en van schade aan computers en elektronischecommunicatiesystemen.
- (54)
De liberalisering van de markten voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten en de snelle technologische ontwikkelingen hebben samen een krachtige stimulans gegeven voor de mededinging en de economische groei en hebben geresulteerd in een rijke diversiteit van via openbare elektronischecommunicatienetwerken aangeboden eindgebruikersdiensten. Er moet op worden toegezien dat consumenten en gebruikers eenzelfde hoog niveau van bescherming van de persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer wordt geboden, ongeacht de technologie die wordt gebruikt om een specifieke dienst te leveren.
- (55)
Conform de doelstellingen van het regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, en het evenredigheidsbeginsel en het subsidiariteitsbeginsel, en met het oog op rechtszekerheid en doelmatigheid voor het Europese bedrijfsleven en de nationale regelgevingsinstanties, heeft Richtlijn 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) uitsluitend betrekking op openbare elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, en is zij niet van toepassing op besloten gebruikersgroepen en bedrijfsnetwerken.
- (56)
De technologische vooruitgang maakt de ontwikkeling mogelijk van nieuwe toepassingen die zijn gebaseerd op systemen voor gegevensverzameling en identificatie, zoals contactloze radiofrequentiesystemen. RFID-systemen (Radio Frequency Identification Devices) bijvoorbeeld maken gebruik van radiofrequenties om gegevens op te vangen van op unieke wijze geïdentificeerde RFI-chips, gegevens die vervolgens kunnen worden verstuurd over bestaande communicatienetwerken. Een breed gebruik van dergelijke technologieën kan aanzienlijke economische en maatschappelijke baten opleveren en kan dus een krachtige bijdrage leveren voor de interne markt, op voorwaarde dat hun gebruik aanvaardbaar is voor de burger. Om dat doel te bewerkstelligen, is het noodzakelijk al de fundamentele rechten van het individu, inclusief het recht op privacy en gegevensbescherming, te waarborgen. Wanneer dergelijke systemen aan openbare elektronischecommunicatienetwerken worden gekoppeld of gebruikmaken van elektronischecommunicatiediensten als basisinfrastructuur gelden de relevante bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie), inclusief die in verband met veiligheids-, verkeers- en locatiegegevens en vertrouwelijkheid.
- (57)
De aanbieder van een openbare elektronischecommunicatiedienst moet passende technische en organisatorische maatregelen treffen om de veiligheid van zijn diensten te garanderen. Onverminderd Richtlijn 95/46/EG moet er met deze maatregelen voor worden gezorgd dat alleen gemachtigd personeel voor wettelijk toegestane doeleinden toegang tot de persoonsgegevens heeft en dat zowel de opgeslagen of verzonden persoonsgegevens als het netwerk en de diensten beschermd zijn. Bovendien moet er een veiligheidsbeleid met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens worden uitgewerkt om kwetsbare punten in het systeem vast te stellen, moet er op regelmatige basis worden gezorgd voor monitoring en preventieve, corrigerende en temperende maatregelen.
- (58)
De bevoegde nationale instanties moeten de belangen van de burgers bevorderen door, onder meer, bij te dragen tot een hoog niveau van bescherming van persoonsgegevens en privacy. Te dien einde moeten de bevoegde instanties over de nodige middelen beschikken om hun verplichtingen na te komen, met inbegrip van alomvattende en betrouwbare gegevens over beveiligingsincidenten die hebben geresulteerd in de compromittering van de persoonsgegevens van individuen. De bevoegde nationale instanties moeten toezicht op de genomen maatregelen houden en optimale werkmethoden onder aanbieders van openbare elektronischecommunicatiediensten verspreiden. Aanbieders moeten dan ook een register bijhouden van overtredingen in verband met persoonlijke gegevens, om nadere analyse en beoordeling door de bevoegde nationale instanties mogelijk te maken.
- (59)
De Gemeenschapswetgeving legt gegevenscontroleurs plichten op in verband met de verwerking van persoonsgegevens, onder meer de verplichting passende technische en organisatorische maatregelen tegen bijvoorbeeld het verlies van gegevens toe te passen. De in Richtlijn 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) opgenomen eisen betreffende de melding van inbreuken in verband met gegevens voorzien in een structuur om de bevoegde autoriteiten en de betrokken personen te melden wanneer ondanks alles persoonsgegevens gecompromitteerd werden. Deze meldingseisen zijn beperkt tot beveiligingsinbreuken die zich in de sector elektronische communicatie voordoen. De melding van beveiligingsinbreuken betreft evenwel het algemene belang van het feit dat burgers ingelicht worden over beveiligingstekortkomingen die kunnen resulteren in het verlies of de compromittering van hun persoonsgegevens, alsook over beschikbare of aan te raden voorzorgen die zij kunnen nemen om de eventuele economische verliezen of sociale schade als gevolg van dergelijke tekortkomingen tot een minimum te beperken. Het belang van gebruikers om te worden ingelicht is duidelijk niet beperkt tot de sector elektronische communicatie, en bijgevolg moeten op Gemeenschapsniveau prioritair expliciete, verplichte meldingseisen worden ingevoerd die in alle sectoren gelden. In afwachting van een door de Commissie uit te voeren evalutatie van alle relevante Gemeenschapswetgeving op dit gebied moet de Commissie, in overleg met de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, onverwijld passende maatregelen nemen ter bevordering van de beginselen inzake melding van inbreuken betreffende gegevens uit Richtlijn 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie), ongeacht de sector of het soort gegevens.
- (60)
De bevoegde nationale instanties moeten toezicht op de genomen maatregelen houden en beste praktijken onder aanbieders van openbare elektronischecommunicatiediensten verspreiden.
- (61)
Een inbreuk op de persoonlijke gegevens kan, wanneer dit probleem niet tijdig en op toereikende wijze wordt aangepakt, voor de betrokken abonnee of persoon aanzienlijk economisch verlies en maatschappelijke schade, inclusief identiteitsfraude, tot gevolg hebben. Derhalve moet de aanbieder van openbare elektronischecommunicatiediensten, zodra hij kennis van een dergelijke inbreuk heeft, deze inbreuk aan de bevoegde nationale instantie melden. Abonnees of personen wier persoonsgegevens of privacy als gevolg van de inbreuk kunnen worden geschaad, moeten daarvan onverwijld in kennis worden gesteld zodat zij de nodige voorzorgsmaatregelen kunnen treffen. Een inbreuk moet als schadelijk voor de persoonsgegevens of het privéleven van een abonnee of persoon worden beschouwd, wanneer er bijvoorbeeld identiteitsdiefstal of -fraude, lichamelijke schade, ernstige vernedering of aantasting van de reputatie, met betrekking tot de levering van openbare communicatiediensten in de Gemeenschap het gevolg ervan kan zijn. De kennisgeving moet informatie bevatten over de door de aanbieder van de dienst genomen maatregelen om de inbreuk aan te pakken, evenals aanbevelingen voor de betrokken abonnee of persoon.
- (62)
Bij de uitvoering van maatregelen tot omzetting van Richtlijn 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) dienen de autoriteiten en rechtbanken van de lidstaten niet enkel hun nationaal recht overeenkomstig die richtlijn uit te leggen, maar dienen zij er tevens voor te zorgen dat zij zich niet baseren op een uitlegging ervan die strijdig zou zijn met fundamentele rechten of algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht, zoals het evenredigheidsbeginsel.
- (63)
Er dient te worden bepaald dat technische uitvoeringsmaatregelen moeten worden vastgesteld in verband met de omstandigheden, het formaat en de procedures die gelden voor informatie- en kennisgevingseisen om te komen tot een passend niveau van bescherming van de persoonlijke levenssfeer en beveiliging van persoonsgegevens die worden verstuurd via of verwerkt in elektronischecommunicatienetwerken binnen de interne markt.
- (64)
Bij de vaststelling van gedetailleerde regels betreffende het formaat en de procedures voor het melden van inbreuken in verband met persoonsgegevens moet de nodige aandacht worden besteed aan de omstandigheden van de inbreuk, onder meer aan de vraag of de persoonsgegevens al dan niet met behulp van adequate technische beschermingsmaatregelen waren beschermd zodat de waarschijnlijkheid van identiteitsfraude of andere vormen van misbreuk in de praktijk kon worden beperkt. Bovendien moet bij dergelijke regels en procedures rekening worden gehouden met de rechtmatige belangen van de rechtshandhavingsautoriteiten in gevallen waarin vroegtijdige melding van incidenten nodeloos het onderzoek naar de omstandigheden van een inbreuk zou hinderen.
- (65)
Software om heimelijk de handelingen van de gebruiker te monitoren of de werking van de eindapparatuur van de gebruiker ten bate van derden te beïnvloeden (‘spyware’) vormt, evenals virussen, een ernstige bedreiging voor de privacy van de gebruiker. Een hoog en gelijk niveau van bescherming van de persoonlijke levenssfeer moet worden gewaarborgd, ongeacht of ongewenste spionageprogramma's of virussen onbedoeld worden gedownload via elektronischecommunicatienetwerken, dan wel verborgen in programmatuur die wordt verspreid via andere externe media voor gegevensopslag, zoals cd's, cd-rom's of USB-sticks worden afgeleverd en geïnstalleerd. De lidstaten moeten de verstrekking van informatie over beschikbare voorzorgsmaatregelen aan de eindgebruikers aanmoedigen, en hen eveneens aanmoedigen de nodige maatregelen te nemen om hun eindapparatuur te beschermen tegen virussen en spyware.
- (66)
Het is mogelijk dat derden informatie op de apparatuur van een gebruiker willen installeren of toegang tot reeds opgeslagen informatie willen krijgen, dit om tal van redenen, gaande van wettige handelingen (b.v. bepaalde types cookies) tot ongeoorloofde indringing in de privésfeer (b.v. spyware of virussen). Daarom is het van kapitaal belang dat gebruikers duidelijke en omvattende informatie krijgen wanneer zij een handeling stellen die kan resulteren in een dergelijke opslag of toegang. De wijze waarop informatie wordt gegeven en een recht van weigering wordt aangeboden moet zo gebruikersvriendelijk mogelijk zijn. Uitzonderingen op de verplichting om informatie te geven en een recht van weigering aan te bieden moeten worden beperkt tot situaties waarbij de technische opslag of toegang strikt noodzakelijk is voor het wettige doel of om het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker heeft verzocht. Wanneer dit technisch mogelijk en doeltreffend is, kan, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van Richtlijn 95/46/EG, de toestemming van de gebruiker met verwerking worden uitgedrukt door gebruik te maken van de desbetreffende instellingen van een browser of een andere toepassing. Deze bepalingen moeten doeltreffender worden afgedwongen via uitgebreide bevoegdheden die aan de desbetreffende nationale instanties worden verleend.
- (67)
Maatregelen om abonnees te beschermen tegen indringing in hun privéleven door ongevraagde mededelingen voor directmarketingdoeleinden door middel van e-mail zijn ook van toepassing op SMS, MMS en andere soortgelijke toepassingen.
- (68)
Om ongevraagde commerciële communicatie (‘spam’) te bestrijden doen aanbieders van elektronischecommunicatiediensten aanzienlijke investeringen. Bedoelde aanbieders zijn ook beter geplaatst dan de eindgebruikers qua kennis en middelen om spammers op te sporen en te identificeren. De aanbieders van e-maildiensten en andere aanbieders van diensten moeten derhalve over de mogelijkheid beschikken om een rechtsvordering in te leiden tegen spammers en zo de belangen van hun klanten als onderdeel van hun eigen rechtmatige ondernemingsbelangen, te verdedigen.
- (69)
Aangezien een toereikend niveau van bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de persoonsgegevens, verzonden en verwerkt in het kader van het gebruik van elektronischecommunicatienetwerken in de Gemeenschap, moet worden gewaarborgd, doet de noodzaak zich gevoelen van effectieve tenuitvoerleggings- en handhavingsbevoegdheden teneinde adequate nalevingsstimulansen te leveren. De bevoegde nationale instanties en, in voorkomend geval, andere relevante nationale organen, moeten over afdoende bevoegdheden en middelen beschikken om inbreuken daadwerkelijk aan een onderzoek te onderwerpen, inclusief de bevoegdheid om in verband met klachten alle benodigde relevante informatie op te vragen en sancties in geval van niet-naleving op te leggen.
- (70)
Voor de tenuitvoerlegging en handhaving van de bepalingen van deze richtlijn is vaak samenwerking tussen de nationale regelgevingsinstanties van twee of meer lidstaten nodig, bijvoorbeeld bij de bestrijding van grensoverschrijdende spam en spyware. Met het oog op een vlotte en snelle samenwerking in deze gevallen, moeten door de desbetreffende nationale instanties procedures worden omschreven, die door de Commissie moeten worden onderzocht, bijvoorbeeld in verband met de hoeveelheid en het formaat van de tussen instanties uitgewisselde informatie of de in acht te nemen termijnen. Met dergelijke procedures zullen ook de daaruit voortvloeiende verplichtingen voor marktactoren kunnen worden geharmoniseerd, hetgeen bijdraagt tot de totstandbrenging van gelijke mededingingsvoorwaarden in de Gemeenschap.
- (71)
De grensoverschrijdende samenwerking en handhaving moeten worden versterkt in overeenstemming met de bestaande communautaire wetshandhavingsmechanismen, zoals neergelegd in Verordening (EG) nr. 2006/2004 (verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming) (16) door middel van een wijziging van die verordening.
- (72)
De voor de uitvoering van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn) en Richtlijn 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (17).
- (73)
In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven uitvoeringsmaatregelen betreffende de daadwerkelijke toegang tot ‘112’-diensten vast te stellen, evenals ten einde de bijlagen aan de vooruitgang van de techniek en veranderingen in de marktvraag aan te passen. Zij moet ook de bevoegdheid worden gegeven uitvoeringsmaatregelen betreffende informatie- en kennisgevingseisen en veiligheid van de verwerking vast te stellen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn) en Richtlijn 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) door hen aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten ze worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing. Gezien het feit dat het voeren van de regelgevingsprocedure met toetsing binnen de normale termijn in bepaalde uitzonderlijke gevallen de tijdige aanneming van uitvoeringsmaatregelen zou kunnen belemmeren, moeten het Europees Parlement, de Raad en de Commissie snel handelen om ervoor te zorgen dat deze maatregelen tijdig worden aangenomen.
- (74)
Bij het aannemen van de uitvoeringsmaatregelen inzake de veiligheid van de verwerking moet de Commissie alle betrokken Europese overheden en organisaties (het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (ENISA), de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de werkgroep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens ingesteld overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 95/46/EG), alsmede alle andere relevante belanghebbenden raadplegen, met name om informatie in te winnen over de beste beschikbare technische en economische methoden om de toepassing van Richtlijn 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) te verbeteren.
- (75)
Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn) en Richtlijn 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.
- (76)
Overeenkomstig punt 34 van het interinstitutioneel akkoord ‘Beter wetgeven’ (18) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen die, voor zover mogelijk, het verband weergeven tussen Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn) en Richtlijn 2002/58/EG (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 224 van 30.8.2008, blz. 50.
PB C 257 van 9.10.2008, blz. 51.
PB C 181 van 18.7.2008, blz. 1.
Advies van het Europees Parlement van 24 september 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 16 februari 2009 (PB C 103 E van 5.5.2009, blz. 40), standpunt van het Europees Parlement van 6 mei 2009 en besluit van de Raad van 26 oktober 2009.
PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7.
PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21.
PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.
PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51.
PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.
PB L 91 van 7.4.1999, blz. 10.
PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1.
PB L 249 van 17.9.2002, blz. 21.
PB L 49 van 17.2.2007, blz. 30.
PB L 36 van 7.2.1987, blz. 31.
PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
PB L 364 van 9.12.2004, blz. 1.
PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
PB C 321 van 31.12.2003, blz. 1.