Hof Den Haag, 30-07-2013, nr. BK-12/00722
ECLI:NL:GHDHA:2013:3176, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
30-07-2013
- Zaaknummer
BK-12/00722
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2013:3176, Uitspraak, Hof Den Haag, 30‑07‑2013; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:BX4352, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
Belastingblad 2013/374 met annotatie van M.R.P. de Bruin
Uitspraak 30‑07‑2013
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting. Park-line parkeren. Maximale parkeerduur van 2 uur. Aangemeld met code voor andere straat waar een onbeperkte parkeerduur geldt. Nu de tijdsduur op de plaats waar de auto geparkeerd stond was beperkt tot 2 uur, kon belanghebbende slechts voor ten hoogste die tijdsduur parkeerbelasting op aangifte voldoen ter zake van het aldaar parkeren van een auto. Voor zover hij ter zake van het parkeren meer heeft betaald dan het voor die tijdsduur verschuldigde bedrag van € 1,70 kan derhalve dat meerdere niet worden geacht te zijn voldaan ter zake van de voortzetting van dat parkeren na het verstrijken van die tijdsduur. Geen sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel. Naheffingsaanslag terecht opgelegd.
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-12/00722
Uitspraak van 30 juli 2013
in het geding tussen:
[X] te [Z], belanghebbende,
en
de Directeur der Gemeentebelastingen Den Haag, de Inspecteur,
op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage (thans: Den Haag) van 4 juli 2012, nr. AWB 11/9637, betreffende de hierna vermelde naheffingsaanslag.
Aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. De Inspecteur heeft belanghebbende een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen (nummer [nummer]) opgelegd.
1.2. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft het bezwaar bij uitspraak afgewezen.
1.3. Tegen de uitspraak van de Inspecteur heeft belanghebbende beroep bij de rechtbank ingesteld.
1.4. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag vernietigd en de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht van € 41 aan belanghebbende te vergoeden.
Loop van het geding in hoger beroep
2.1. De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld.
2.2. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
2.3. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van
18 juni 2013, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
Regelgeving
3.1. In de gemeente Den Haag gold in het jaar 2011 de Verordening parkeerbelastingen 2008, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 1 november 2007 (hierna: de Verordening). De Verordening is op 19 december 2007 gepubliceerd in de Posthoorn en op 1 januari 2008 in werking getreden. De Verordening luidt voor zover van belang:
“Artikel 2 Parkeerbelastingen
Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:
a. een belasting ter zake van het (…) parkeren van een voertuig op een bij, danwel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
(…)
Artikel 3 Belastingplicht
1.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.
(…)
Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld
1.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.
2.
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid is de belasting terstond verschuldigd na afloop van het parkeren, indien wordt geheven door middel van het aanmelden bij de centrale computer, van het bedrijf waarmee de gemeente Den Haag een overeenkomst heeft gesloten, voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen.
(…)
Artikel 7 Wijze van heffing en termijn van betaling
1.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren.
2.
In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid moet de belasting, indien het inwerking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door middel van het aanmelden bij de centrale computer, van het bedrijf waarmee de gemeente Den Haag een overeenkomst heeft gesloten, voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen, betaald worden binnen een maand na de dag waarop het belastbare feit heeft plaats gevonden.
(…)
Artikel 9 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.”
3.2.
Op 18 december 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders ter uitvoering van onder meer artikel 9 van de Verordening vastgesteld het “Besluit tot het stellen van voorschriften voor het in werking stellen van parkeerapparatuur 2008.” Van dit besluit is mededeling gedaan in de Posthoorn van week 52 van 2007 en is op 1 januari 2008 in werking getreden. Het luidt - voor zover hier van belang – als volgt:
“Het college (…) besluit:
(…)
6.
In afwijking van het hiervoor bepaalde kan het in werking stellen van de parkeerapparatuur tevens geschieden door het via een telefoon inloggen op de centrale computer van het bedrijf waarmee de gemeente Den Haag een overeenkomst heeft gesloten, voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen, verder te noemen: het bedrijf. Hiertoe dient de belastingplichtige geregistreerd te zijn bij het bedrijf. Hij dient te beschikken over een geldige parkeerkaart van het bedrijf. Deze kaart dient op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats achter de voorruit van het motorvoertuig te worden aangebracht. De belastingplichtige meldt de aanvang van het parkeren door de gebiedscode telefonisch door te geven aan het bedrijf. Tevens neemt de belastingplichtige de overige voorwaarden van het bedrijf in acht. Wanneer niet aan voornoemde voorwaarden is voldaan, wordt de belasting geheven bij wege van voldoening op aangifte overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid van artikel 6 van de Verordening parkeerbelastingen 2008 en geldt de betalingstermijn zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 7 van de Verordening parkeerbelastingen 2008.
(…)
3.3.
De gemeente Den Haag heeft met Park-line B.V. de in 3.2 hiervoor en in artikel 6, lid 2 en artikel 7, lid 2 van de Verordening bedoelde overeenkomst gesloten voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen. Belanghebbende heeft met Park-line B.V. een overeenkomst gesloten en maakt gebruik van de diensten van Park-line B.V. De bij de overeenkomst behorende en aan belanghebbende verstrekte algemene voorwaarden bevatten onder meer de volgende bepalingen:
“2.6 Gebruiker is verantwoordelijk voor het juist intoetsen van het zonenummer van het betreffende gebied (…), die is aangegeven op aanduidingen op parkeerautomaten of –borden (…).
2.7
Gebruiker kan geen recht op een parkeerplaats ontlenen aan de diensten van Park-line. Instructies door Park-line via de mobiele telefoon of internet, door controleurs van de gemeente of op andere wijze aan de Gebruiker verstrekt dienen opgevolgd te worden.
2.8.
Gebruiker mag er pas van uit gaan dat een parkeeractie aan- of afgemeld is nadat een bevestiging hiervan via de automatische computerstem is ontvangen. Boete tussen het moment van parkeren c.q. wegrijden en aanmelding c.q. afmelding via de mobiele telefoon of internet is voor risico van Gebruiker. Het is de verantwoordelijkheid van de Gebruiker om niet te vergeten zich af te melden voor een parkeeractie. Gebruiker kan gebruik maken van een herinneringsservice via sms wanneer dit wordt aangegeven via de Persoonlijke Pagina. Parkeren in strijd met deze Algemene Voorwaarden wordt mogelijk door de gemeente geacht te zijn parkeren zonder betaling.
(…)”
3.4.
Op 19 november 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders ter uitvoering van onder meer artikel 9 van de Verordening vastgesteld het “Wijzigingsbesluit tot aanwijzen plaatsen betaald parkeren en toepassing wielklem inzake uniformering parkeerregeling centrum”. Van dit besluit is mededeling gedaan in de Posthoorn van week 48 van 2010 en is op 2 december 2010 in werking getreden. Het luidt - voor zover hier van belang – als volgt:
“Het college (…) besluit:
(…)
II De plaatsen waar en het tijdstip waarop tegen betaling van de parkeerbelasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Verordening parkeerbelastingen 2008 mag worden geparkeerd (…) vast te stellen zoals vermeld in de bij dit besluit behorende bijlage
“Plaats en tijdstip betaald parkeren” (…).
3.5.
De in 3.4 bedoelde bijlage “Plaats en tijdstip betaald parkeren” luidt voor zover hier van belang:
“Bijlage: Plaats en tijdstip betaald parkeren
De parkeerduur is onbeperkt. De plaatsen waar en het tijdstip waarop tegen betaling van de parkeerbelastingen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a. Van de Verordening parkeerbelastingen 2008 mag worden geparkeerd, de per keer mogelijk te betalen parkeertijd, (…) zijn:
(…)
TIJDEN BETAALD MAXIMALE GEBIEDSCODE
STRAAT (…) PARKEREN PARKEERTIJD PARKEER-
VERGUNNING
(…)
VD HAERSTR (…) maandag t/m vrijdag 2 UUR 10”
van 9.00 t/m 17.00 uur
3.6. De bij de Verordening behorende Tarieventabel luidt voor zover hier van belang:
“Het tarief voor het parkeren, als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, op parkeerplaatsen, anders dan op de in onderdeel 2 genoemde parkeerterreinen, bedraagt:
1.E. € 1,70 per uur in het overige deel van de gemeente.”
Vaststaande feiten
4.
Op grond van de stukken van het geding en het ter zitting verhandelde is, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende komen vast te staan:
4.1.
Op dinsdag 18 oktober 2011 stond de auto van belanghebbende met kenteken [XX-XX-XX] (hierna: de auto) geparkeerd in de Van der Haerstraat te Den Haag ter hoogte van perceel 5. Deze straat is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag aangewezen als locatie waar van maandag tot en met vrijdag van 09.00 uur t/m 17.00 uur gedurende een maximale parkeerduur van twee uur geparkeerd mag worden tegen een tarief van € 1,70 per uur.
4.2.
Bij een controle op voormelde datum om 15.24 uur heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat in de auto geen geldig parkeerkaartje dan wel geldige parkeervergunning aanwezig was. Wel heeft de parkeercontroleur in de auto een transponderkaart van Park-line B.V. met nummer [nummer] waargenomen. Uit de registratie van Park-line B.V. is gebleken dat belanghebbende zich op de bewuste datum heeft aangemeld van 09.51.38 uur tot en met 17.00.42 uur met de code 1767. Deze code correspondeert met ZHB Hoven te Den Haag, waar een onbeperkte parkeerduur geldt. De door belanghebbende uit dien hoofde betaalde parkeerbelasting bedraagt € 15,10, omgerekend is dit € 2,10 per uur. De Van der Haerstraat heeft de code 1787.
4.3.
Naar aanleiding van het in 4.2 vermelde heeft de Inspecteur aan belanghebbende een naheffingsaanslag van € 53,70 opgelegd, bestaande uit € 1,70 aan parkeerbelasting en € 52 aan kosten van het opleggen van de naheffingsaanslag.
Omschrijving geschil en standpunten van partijen
5.1. Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
5.2. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de indeling in gebieden en het daaraan toekennen van een code niet berust op een door het college van burgemeester en wethouders genomen besluit. Met het in artikel I, onderdeel 6 van het door het college vastgestelde Besluit tot het stellen van voorschriften voor het in werking stellen van parkeerapparatuur 2008 bepaalde heeft het college de voorwaarden van Park-line B.V. tot die van de gemeente Den Haag gemaakt. Voorts stelt de Inspecteur dat voor het geval sprake is van een maximale parkeerduur, slechts voor ten hoogste die tijdsduur parkeerbelasting op aangifte kan worden voldaan.
5.3. Belanghebbende heeft de standpunten van de Inspecteur gemotiveerd bestreden.
5.4. Voor een nadere uiteenzetting van de standpunten van partijen en de gronden waarop zij deze doen steunen verwijst het Hof naar de gedingstukken.
Conclusies van partijen
6.1. De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot bevestiging van de uitspraak op bezwaar.
6.2. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
7.
De rechtbank heeft het volgende overwogen, waarbij de rechtbank belanghebbende als eiser en de Inspecteur als verweerder heeft aangeduid:
“8. Artikel 225 van de Gemeentewet luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“1. In het kader van de parkeerregulering kunnen de volgende belastingen worden geheven:
a. een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij de belastingverordening dan wel krachtens de belastingverordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;”
9.
De Verordening parkeerbelastingen 2008 luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“Artikel 2 Parkeerbelastingen
Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:
a. een belasting ter zake van het (…) parkeren van een voertuig op een bij, danwel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
(…)
Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld
1.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.
2.
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid is de belasting terstond verschuldigd na afloop van het parkeren, indien wordt geheven door middel van het aanmelden bij de centrale computer, van het bedrijf waarmee de gemeente Den Haag een overeenkomst heeft gesloten, voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen.
(…)
Artikel 7 Wijze van heffing en termijn van betaling
1.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, voor het parkeren op parkeerapparatuur–plaatsen, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren.
2.
In afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid moet de belasting, indien het inwerking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door middel van het aanmelden bij de centrale computer, van het bedrijf waarmee de gemeente Den Haag een overeenkomst heeft gesloten, voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen, betaald worden binnen een maand na de dag waarop het belastbare feit heeft plaats gevonden.
(…)
Artikel 9 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.”
10.
Op 19 november 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders ter uitvoering van onder meer artikel 9 van de Verordening Parkeerbelastingen 2008 vastgesteld het “Wijzigingsbesluit tot aanwijzen plaatsen betaald parkeren en toepassing wielklem inzake uniformering parkeerregeling centrum”. Hierbij hoort een bijlage “Plaats en tijdstip betaald parkeren”. In deze bijlage is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“Bijlage: Plaats en tijdstip betaald parkeren
De parkeerduur is onbeperkt. De plaatsen waar en het tijdstip waarop tegen betaling van de parkeerbelastingen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a. Van de Verordening parkeerbelastingen 2008 mag worden geparkeerd, de per keer mogelijk te betalen parkeertijd, (…) zijn:
MAXIMALE GEBIEDSCODE
STRAAT (…) PARKEERTIJD PARKEERVERGUNNING
(…)
VD HAERSTR (…) 2 UUR 10”
11.
Bij het sluiten van zijn gebruikerscontract met Park-line B.V. heeft eiser zich akkoord verklaard met de Algemene Voorwaarden Gebruikers Park-line B.V. (v5.0). In deze voorwaarden staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“2.6 Gebruiker is verantwoordelijk voor het juist intoetsen van het zonenummer van het betref
fende gebied of garage, die is aangegeven op aanduidingen op parkeerautomaten of
–borden of garagetickets.
(…)
6.
Op deze Algemene Voorwaarden is Nederlands Recht van toepassing. Geschillen in verband met diensten van Park-line of deze Algemene Voorwaarden zullen worden voorgelegd aan de bevoegde burgerlijke rechter in Den Haag.”
12.
Het is aan verweerder om aannemelijk te maken dat de aanslag terecht is opgelegd. Hierin is verweerder niet geslaagd. Volgens artikel 225 van de Gemeentewet en volgens artikel 9 van de Verordening Parkeerbelastingen 2008 bepalen burgemeester en wethouders op welk tijdstip en op welke wijze parkeerbelastingen worden geheven. Zij kunnen dat op vele manieren doen. Naar het oordeel van de rechtbank behoort hier niet toe om het aan het bedrijf dat voor betaling van de parkeerbelasting zorgt na aanmelding per telefoon dan wel met gebruik van elektronische media, overlaten om gebiedscodes voor te schrijven en via een bepaling (het door verweerder genoemde artikel 2.6) in de Algemene voorwaarden die deel uitmaken van de overeenkomst tussen het bedrijf en de gebruiker, aan gebruikers voor te schrijven dat zij verantwoordelijk zijn voor het intoetsen van het juiste zonenummer en een fout voor hun rekening komt. De indeling in gebieden met een specifieke code of zonenummer berust niet op een door burgemeester en wethouders krachtens de Parkeer–verordening 1992 of de Verordening Parkeerbelastingen 2008 genomen besluit of door hen vastgestelde beleidsregels. De indeling en voorgeschreven toepassing daarvan zijn daarom ten opzichte van eiser in het kader van de belastingheffing niet verbindend, vgl. onder meer Hof 's-Gravenhage 18 december 2007, nr. BK06/00241, LJN: BC0932.
13.
Nu verweerder heeft verklaard dat hem in deze geen regels van het college bekend zijn , kan eiser niet worden aangerekend dat hij de belasting op een andere wijze heeft betaald dan verweerder voor de betreffende plaats had gewild. In het in 10. genoemde besluit van het college staat geen aanduiding van een andere zone of code dan die voor vergunninghouders. Voorts moet worden betwijfeld of in dit besluit de periode waarvoor per handeling mag worden betaald, wel juist is geregeld, nu het besluit begint met de melding dat de parkeerduur onbeperkt is en vervolgens over een maximale parkeertijd wordt gesproken. Dit klemt temeer nu verweerder lang-parkeerders adviseert zich, al dan niet op automatische wijze, om de 2 uur opnieuw aan te melden en in een geval als het onderhavige aan betaling van € 15,10 in plaats van het dan verschuldigde bedrag van 3 x 2 x € 1,70 + 1,17 x € 1,70 =
€ 12,20, het gevolg verbindt dat dit geheel onverschuldigd betaald is en zelfs niet voor verrekening met de opgelegde naheffingsaanslag in aanmerking komt.
14.
Gelet op het hiervoor overwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
15.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.”
Beoordeling van het hoger beroep
8.1. Ingevolge artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, dat op grond van artikel 236, eerste lid, van de Gemeentewet van toepassing is, kan de te weinig geheven belasting worden nageheven indien de belasting die op aangifte behoort te worden voldaan geheel of gedeeltelijk niet is betaald. Dit artikel laat niet toe belasting na te heffen die wel is betaald, maar waarvan niet op de voorgeschreven wijze aangifte is gedaan. Van belang is dan ook of de verschuldigde belasting is betaald en niet of op de voorgeschreven wijze aangifte is gedaan (vgl. Hoge Raad 11 januari 2008, nr. 41.262, LJN: BC1593, BNB 2008/72 en Hoge Raad 8 januari 1997, nr. 31.657, LJN: AA3200, BNB 1997/68).
8.2. Uit de registratie van Park-line B.V. blijkt dat belanghebbende zich op dinsdag 18 oktober 2011 heeft aangemeld van 09.51.38 uur tot en met 17.00.42 uur met de code 1767, die correspondeert met ZHB Hoven te Den Haag en uit dien hoofde € 15,10 heeft betaald. Op die locatie is de parkeerduur onbeperkt. In de Van der Haerstraat geldt op die dag evenwel een maximale parkeerduur van 2 uur. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende ten tijde van het parkeren op 18 oktober 2011 van laatstvermeld voorschrift op de hoogte was.
8.3. Nu de tijdsduur van het op de plaats waar de auto geparkeerd stond was beperkt tot 2 uur, kon belanghebbende slechts voor ten hoogste die tijdsduur parkeerbelasting op aangifte voldoen ter zake van het aldaar parkeren van een auto. Voor zover hij ter zake van het parkeren meer heeft betaald dan het voor die tijdsduur verschuldigde bedrag van € 1,70 kan derhalve dat meerdere niet worden geacht te zijn voldaan ter zake van de voortzetting van dat parkeren na het verstrijken van die tijdsduur (vgl. Hoge Raad 15 maart 2000, nr. 35.201, LJN: AA5139, BNB 2000/162).
8.4. Belanghebbende heeft zich ter afwering van het hoger beroep beroepen op schending van het gelijkheidsbeginsel, in de zin dat in het geval dat elke twee uur een parkeerkaartje wordt gekocht en in het geval dat de auto elke twee uur wordt aan- en afgemeld bij Park-Line B.V., geen parkeerbelasting wordt nageheven ondanks dat de auto tussentijds niet wordt verplaatst, terwijl in een geval als het onderhavige, waarin de auto eenmalig wordt aan- en afgemeld bij Park-Line B.V. en, door het intoetsen van een onjuiste gebiedscode, langer dan twee uur aaneengesloten wordt geparkeerd, wel parkeerbelasting wordt nageheven. De Inspecteur heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat in de eerste twee gevallen niet wordt nageheven en in laatstvermeld geval wel. Niettemin kan dit belanghebbende niet baten, omdat feitelijk noch rechtens sprake is van gelijke of vergelijkbare gevallen. In de eerste twee gevallen worden de op de parkeerlocatie geldende gemeentelijke parkeerregels immers wel nageleefd en in laatstvermeld geval niet.
8.5. Uit het vorenoverwogene volgt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Het hoger beroep is gegrond. Beslist wordt als hierna vermeld.
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Beslissing
Het Gerechtshof:
- -
vernietigt de uitspraak van de rechtbank, en
- -
bevestigt de uitspraak op bezwaar.
Deze uitspraak is vastgesteld door mrs. Chr.Th.P.M. Zandhuis, B. van Walderveen en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.J. Jansen. De beslissing is op
30 juli 2013 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- -
de naam en het adres van de indiener;
- -
de dagtekening;
- -
de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is
gericht;
- - de gronden van het beroep in cassatie.
Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.