Besluit bedrijfsvergunning en enkele vrijstellingen veiligheidscertificaat hoofdspoorwegen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 16-06-2019
- Bronpublicatie:
27-05-2019, Stb. 2019, 203 (uitgifte: 11-06-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-06-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-05-2019, Stb. 2019, 203 (uitgifte: 11-06-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Railvervoer
Besluit van 3 december 2004, houdende nadere regels over de bedrijfsvergunning en het veiligheidsattest voor spoorwegondernemingen die gebruikmaken van hoofdspoorwegen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 16 september 2003, nr. HDJZ/S&W/2003–1879, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Gelet op richtlijn nr. 95/18/EG van de Raad van de Europese Unie van 19 juni 1995 betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen (PbEG L 143), artikel 32 van richtlijn nr. 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (PbEG L 75) en de artikelen 28, tweede lid, 31, 35 en 55, tweede lid, van de Spoorwegwet;
De Raad van State gehoord (advies van 19 december 2003, nr. W09.03.0391/V);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 29 november 2004, nr. HDJZ/S&W/2004–2883, Hoofddirectie Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan: