Einde inhoudsopgave
Wet tot veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen
Artikel 11
Geldend
Geldend vanaf 31-07-2005
- Bronpublicatie:
16-06-2005, Stb. 2005, 324 (uitgifte: 30-06-2005, kamerstukken: 29951)
- Inwerkingtreding
31-07-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-06-2005, Stb. 2005, 354 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Overheid en privaatrecht
1.
Degene, die ingevolge een veiling als bedoeld in artikel 7 die plaats heeft gehad voor 1 januari 2018 huurder is geworden van een locatie die voorwerp is van een bestaande exploitatieovereenkomst, biedt de bestaande exploitant een nieuwe overeenkomst aan, die die exploitant redelijkerwijs in staat stelt om tot en met het kalenderjaar 2017 gemiddeld een netto winstaandeel te genieten dat gelijk is aan diens gemiddelde netto winstaandeel, bedoeld in artikel 9, en die overigens in verhouding tot de bestaande exploitatieovereenkomst geen zodanige bepalingen bevat, dat aanvaarding door de exploitant van hem redelijkerwijs niet kan worden verlangd.
2.
Over de nieuwe overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, treedt degene die ingevolge de veiling huurder is geworden uiterlijk één week na de dag van de veiling in overleg met de bestaande exploitant. Hij biedt de bestaande exploitant in ieder geval schriftelijk een nieuwe overeenkomst aan als bedoeld in het eerste lid, wanneer vier weken na de dag van de veiling nog geen nieuwe overeenkomst tot stand is gekomen. Dit schriftelijke aanbod wordt gedaan door middel van een aangetekende brief en niet later dan acht weken na de dag van de veiling.
3.
Het schriftelijke aanbod, bedoeld in de tweede volzin van het tweede lid, gaat vergezeld van een gemotiveerd, schriftelijk oordeel van een deskundige, dat de aangeboden nieuwe overeenkomst de bestaande exploitant redelijkerwijs in staat stelt om tot en met het kalenderjaar 2017 gemiddeld een netto winstaandeel te genieten dat gelijk is aan diens gemiddeld netto winstaandeel, bedoeld in artikel 9.
4.
Alvorens tot zijn oordeel te komen stelt de deskundige degene die ingevolge de veiling huurder is geworden en de bestaande exploitant in de gelegenheid hun zienswijze te geven.
5.
Bij het bepalen van zijn oordeel houdt de deskundige rekening met de zienswijze van degene die ingevolge de veiling huurder is geworden en van de bestaande exploitant, en neemt hij de volgende uitgangspunten in acht:
- a.
de marktomstandigheden na de veiling worden geacht gelijk te zijn aan die voor de veiling;
- b.
de inspanning van de exploitant na de veiling wordt geacht gelijk te zijn aan die van de bestaande exploitant voor de veiling;
- c.
de omzet, die de exploitant naar verwachting jaarlijks kan behalen op grond van de overeenkomst die wordt gesloten met degene die ingevolge de veiling huurder is geworden, moet hem in staat stellen het gemiddelde netto winstaandeel te genieten, bedoeld in artikel 9;
- d.
indexatieregelingen uit de bestaande exploitatieovereenkomst, daaronder begrepen indexatieregelingen die krachtens bestendig gebruik tot die overeenkomst moeten worden gerekend, behoren in de nieuwe overeenkomst terug te keren.
6.
De deskundige, bedoeld in dit artikel, is onafhankelijk. Hij verricht zijn werkzaamheden in opdracht van en tegen betaling door de Staat.
7.
De bestaande exploitant deelt uiterlijk twee weken na de ontvangst van de nieuwe overeenkomst en het oordeel van de deskundige, bedoeld in het derde lid, aan degene die ingevolge de veiling huurder is geworden per aangetekende brief mee, of hij de nieuwe overeenkomst aanvaardt. Aanvaarding houdt tevens in, tenzij partijen anders overeenkomen, dat de nieuwe overeenkomst in werking treedt op het tijdstip waarop de nieuwe huurovereenkomst die ingevolge de veiling, bedoeld in artikel 7, tot stand is gekomen, onvoorwaardelijk in werking treedt. Inwerkingtreden van de nieuwe overeenkomst doet de bestaande exploitatieovereenkomst eindigen.
8.
Indien de bestaande exploitant de nieuwe overeenkomst niet aanvaardt of indien de mededeling, bedoeld in het zevende lid, uitblijft, eindigt de bestaande exploitatieovereenkomst op het tijdstip, waarop de bestaande overeenkomst eindigt, zonder dat de bestaande exploitant om die reden recht heeft op enige vergoeding.
9.
Degene die ingevolge de veiling, bedoeld in artikel 7, huurder is geworden, vergoedt de bestaande exploitant maandelijks de schade die deze lijdt, indien hij geheel of gedeeltelijk wordt belemmerd in de uitoefening van zijn bedrijf. Geen verplichting tot vergoeding bestaat, indien de oorzaak van de belemmering is gelegen in het bedrijf van de bestaande exploitant. Kan de oorzaak van de belemmering worden toegerekend aan de Staat, dan vergoedt de Staat aan degene die huurder is geworden de schade die deze ingevolge de eerste volzin heeft vergoed, voorzover deze schade aan de Staat toerekenbaar is.