Rb. Noord-Holland, 02-12-2015, nr. AWB - 14 , 3336
ECLI:NL:RBNHO:2015:10361
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
02-12-2015
- Zaaknummer
AWB - 14 _ 3336
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2015:10361, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 02‑12‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
Algemene wet bestuursrecht
- Vindplaatsen
Uitspraak 02‑12‑2015
Inhoudsindicatie
Een verklaring arbeidsrelatie (VAR) is gericht op het geven van rechtszekerheid vooraf. Indien het jaar waarop de afgegeven VAR betrekking heeft inmiddels is verstreken, heeft eiseres geen belang meer bij de procedure, hetgeen niet-ontvankelijkverklaring tot gevolg heeft.
Partij(en)
Rechtbank noord-holland
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/3336
uitspraak van de meervoudige kamer van 2 december 2015 in de zaak tussen
[X] , wonende te [Z] , eiseres,
(gemachtigde: mr. K.A.M. Stoffels),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Groningen, verweerder.
Procesverloop
Met dagtekening 4 september 2013 heeft verweerder aan eiseres een beschikking verklaring arbeidsrelatie loon uit dienstbetrekking (hierna: var loon) afgegeven voor de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013.
Het tegen de beschikking gerichte bezwaar heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar afgewezen.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gereageerd.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de andere partij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 september 2015 te Haarlem. Eiseres is verschenen, bijgestaan door gemachtigde voornoemd en vergezeld van haar partner, de heer [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. Bijmolt en Y. Jans.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres is werkzaam als verpleegkundige en heeft op 1 november 2008 een eenmanszaak laten inschrijven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. De activiteiten van de eenmanszaak bestaan uit thuiszorg dan wel medische zorg aan huis.
2. Op 27 mei 2013 heeft eiseres bij verweerder een aanvraag ingediend voor afgifte van een beschikking verklaring arbeidsrelatie winst uit onderneming (hierna: var wuo) voor het jaar 2013. Op deze aanvraag omschrijft zij haar werkzaamheden als: verzorgende en verpleegkundige werkzaamheden.
3. Met dagtekening 4 september 2013 heeft verweerder aan eiseres een var loon afgegeven voor de werkzaamheden voornoemd.
Geschil en standpunten van partijen4. In geschil is of het beroep ontvankelijk is, waarbij het geschil zich toespitst op de vraag of eiseres nog (proces)belang heeft bij haar beroep. Voorts verschillen partijen van mening over het antwoord op de vraag of verweerder terecht een var loon heeft afgegeven aan eiseres.
5. Eiseres neemt het standpunt in dat het beroep ontvankelijk is, omdat naar haar mening sprake is van een fiscaal belang dat aan niet-ontvankelijkverklaring in de weg staat. Ten eerste zal het alsnog toekennen van een verklaring arbeidsrelatie (hierna: var) voor het jaar 2013 automatisch doorwerken naar latere jaren. Ten tweede biedt een var wuo 2013 voor de opdrachtgevers de zekerheid dat niet achteraf een naheffingsaanslag loonheffingen aan hen wordt opgelegd. Ten derde heeft een verzoek om proceskostenvergoeding tot gevolg dat eiseres belang heeft bij het beroep, zeker nu verweerder in de beroepsfase zaken inbrengt die niet in de bezwaarfase zijn uitgewisseld. Ten vierde kan een ontvankelijk bezwaar niet in beroep alsnog niet-ontvankelijk worden verklaard wegens tijdsverloop. Daarmee zou de facto de rechtsingang voor verklaringen arbeidsrelaties geblokkeerd worden. Wat betreft het geschil ten gronde neemt eiseres het standpunt in dat verweerder ten onrechte geen var wuo heeft afgegeven.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en afgifte van een var wuo.
6. Verweerder neemt primair het standpunt in dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is omdat het vereiste procesbelang ontbreekt. Honorering van het beroep van eiseres kan noch voor haar noch voor de opdrachtgevers het beoogde rechtsgevolg hebben voor het jaar 2013. De bedoeling van de var is zekerheid vooraf te geven en niet achteraf.
De vraag hoe genoten inkomsten moeten worden verwerkt in de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2013, wordt afzonderlijk getoetst bij de aanslagregeling van het betreffende jaar. Hiervoor bestaat een afzonderlijke rechtsingang met bezwaar en beroep; de uitkomst van de onderhavige procedure is daarvoor niet relevant.
Een beschikking var wuo heeft tot gevolg dat de opdrachtgever is gevrijwaard van inhouding van loonheffingen. Nu eiseres in 2013 niet in het bezit was van een beschikking var wuo, hebben de opdrachtgevers zelfstandig moeten beoordelen of inhouding van loonheffingen diende plaats te vinden. Zij hebben die beoordeling ook daadwerkelijk gemaakt en hebben eiseres vervolgens een arbeidsovereenkomst aangeboden die eiseres ook heeft aanvaard; voorts is er loonbelasting ingehouden op de aan eiseres betaalde vergoeding. Een eventuele honorering van het beroep van eiseres in onderhavige procedure zal hierin geen verandering meer kunnen brengen, omdat de inhoudingen reeds hebben plaatsgevonden en terugwerkende kracht niet aan de orde is. Wat betreft het geschil ten gronde neemt verweerder het standpunt in dat terecht een var loon is afgegeven.
Verweerder concludeert primair tot niet-ontvankelijkverklaring en subsidiair tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
7. Op grond van artikel 3.156, eerste lid, van de Wet IB 2001 kan, voor zover hier van belang, een belastingplichtige die zekerheid wenst omtrent de vraag of de voordelen die hij in een kalenderjaar geniet of zal gaan genieten uit een arbeidsrelatie waarin sprake is van hetzelfde soort van werkzaamheden die onder overeenkomstige condities worden verricht, worden aangemerkt als winst uit onderneming, loon uit dienstbetrekking of als resultaat uit overige werkzaamheden, een verzoek indienen bij de inspecteur, die daarop bij voor bezwaar vatbare beschikking beslist.
8. De rechtbank stelt vast dat een var gericht is op het geven van rechtszekerheid vooraf. De onderhavige var heeft betrekking op één jaar, in dit geval 2013, en is niet automatisch van toepassing op het volgende jaar of de volgende jaren. Nu het jaar waarop de door verweerder afgegeven var betrekking heeft inmiddels is verstreken, is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen belang meer heeft bij deze procedure. Wat betreft de kwalificatie van de voordelen verkregen uit haar werkzaamheden – winst uit onderneming of loon uit dienstbetrekking – over het jaar 2013 staat het eiseres vrij dit in het kader van de aanslagregeling 2013 voor de inkomstenbelasting aan de orde te stellen, nu het al dan niet afgeven van een var wuo 2013 geen betekenis heeft voor de aanslagregeling inkomstenbelasting 2013. In het kader van de aanslagregeling inkomstenbelasting 2013 dient een zelfstandige beoordeling van de kwalificatie van de voordelen plaats te vinden.
9. Ook de stelling van eiseres dat de thans verzochte var wuo zekerheid zou geven aan de opdrachtgevers dat aan hen niet achteraf een naheffingsaanslag loonheffingen zal worden opgelegd, treft geen doel. De opdrachtgevers van eiseres dienden op grond van de geldende wet- en regelgeving de rechtsverhouding te beoordelen en zijn tot de slotsom gekomen dat sprake is van een dienstbetrekking. Hierna hebben zij een arbeidsovereenkomst gesloten met eiseres en hebben zij over de aan eiseres toekomende arbeidsvergoeding loonheffingen ingehouden (en afgedragen). Ook op dit punt heeft eiseres derhalve geen belang bij de procedure.
10. De stelling van eiseres dat zij een belang heeft gelet op haar verzoek om een proceskostenvergoeding, treft evenmin doel. In de bezwaarfase is geen kostenvergoeding toegekend, omdat het bezwaar is afgewezen. Een verzoek om een proceskostenvergoeding in de beroepsfase kan als zodanig niet tot het oordeel leiden dat eiseres wel belang heeft bij deze procedure.
11. Ten slotte moet ook de stelling van eiseres worden verworpen dat aan een aanvankelijk ontvankelijk bezwaar of beroep het procesbelang niet kan komen te ontvallen uitsluitend door tijdsverloop. In het arrest van de Hoge Raad van 23 november 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BY3884) was in geschil of terecht een beschikking var loon is afgegeven, en is het navolgende overwogen:
“Het middel kan echter niet tot cassatie leiden. Het Hof heeft de zaak met instemming van partijen niet teruggewezen naar de Inspecteur om alsnog op het verzoek van belanghebbende te beslissen, kennelijk omdat een hernieuwde behandeling niet meer kan leiden tot een werkzame beschikking voor het jaar 2008. Nu geen van partijen hiertegen in cassatie is opgekomen, moet worden aangenomen dat geen in rechte te respecteren belang bestaat bij vernietiging van de uitspraak van het Hof.”
12. Uit voornoemd arrest volgt dat nu het door eiseres ingestelde beroep niet kan leiden tot een werkzame beschikking voor het jaar 2013, eiseres geen in rechte te beschermen belang heeft bij de onderhavige procedure. Dit is naar het oordeel van de rechtbank inherent aan het karakter van de regeling. De regeling is immers gericht op het geven van zekerheid vooraf en niet achteraf.
13. Op grond van het vorenoverwogene dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om het geschil ten gronde te behandelen.
Proceskosten
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, voorzitter, en mr. H. de Jong en mr. G.H. de Soeten, leden, in aanwezigheid van mr. M.R. Marinus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 december 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.