CBb, 21-06-2011, nr. AWB 07/596A
ECLI:NL:CBB:2011:BR3066
- Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum
21-06-2011
- Zaaknummer
AWB 07/596A
- LJN
BR3066
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CBB:2011:BR3066, Uitspraak, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 21‑06‑2011; (Hoger beroep, Proceskostenveroordeling)
Uitspraak 21‑06‑2011
Inhoudsindicatie
Mededingingswet
Partij(en)
College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 07/596 21 juni 2011
9500 Mededingingswet
Uitspraak in de zaak van:
A B.V., te B, appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (hierna: rechtbank) van 4 juli 2007, kenmerk MEDED 05/3911-STRN, in het geding tussen appellante
en
de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit, te Den Haag (hierna: NMa).
Gemachtigde van appellante: mr. A.R. Bosman, advocaat te Brussel.
Gemachtigden van NMa: mr. drs. M.C. Hegge en mr. K. Hellingman, beiden werkzaam bij NMa.
1. Het procesverloop
Bij uitspraak van 7 oktober 2010 (www.rechtspraak.nl, LJN BN9947) heeft het College het hoger beroep van appellante tegen vorengenoemde uitspraak van de rechtbank gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd, het beroep van appellante tegen de besluiten van NMa van 25 juli 2005 en 6 maart 2008 gegrond verklaard, deze besluiten eveneens vernietigd en het besluit van NMa van 31 december 2003 herroepen.
Het College heeft bij die uitspraak de beslissing op het verzoek van appellante om NMa te veroordelen in de proceskosten aangehouden, teneinde appellante in de gelegenheid te stellen de kosten verband houdend met de door haar ingeschakelde deskundige nader te onderbouwen en te specificeren en NMa gelegenheid te geven daarop te reageren.
Bij brief van 27 oktober 2010 heeft appellante een nadere specificatie en onderbouwing van bedoelde kosten overgelegd, waarna NMa daarop bij brief van 22 november 2010 heeft gereageerd.
Appellante heeft vervolgens bij brief van 16 december 2010 een reactie gestuurd op de brief van NMa van 22 november 2010, waarop NMa bij brief van 3 januari 2011 heeft gereageerd.
Bij brieven van respectievelijk 21 februari 2011 en 2 maart 2011 hebben NMa en appellante ingestemd met het achterwege laten van een nadere zitting, waarna het onderzoek is gesloten.
2. De beoordeling
2.1
Ingevolge artikel 1, onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) onder meer betrekking hebben op de kosten van een deskundige die in beroep of bezwaar aan een partij verslag heeft uitgebracht.
2.2
Partijen zijn verdeeld over de vraag of voor de door appellante opgevoerde uren van de door haar ingeschakelde deskundige Lexonomics, het tarief uit het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (hierna: Besluit) dient te worden gehanteerd. Appellante stelt zich op het standpunt dat uit de Wet tarieven in strafzaken (hierna: Wet) en het Besluit niet eenduidig volgt hoe de vergoeding voor de door Lexonomics verrichte werkzaamheden dient te worden berekend. Voor deze werkzaamheden dient volgens appellanten dan ook, mede vanwege het quasi-strafrechtelijke karakter van de onderhavige zaak, aansluiting te worden gezocht bij artikel 591 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Aangezien het gehele rapport van Lexonomics is ingebracht en het gehele rapport het belang van het onderzoek heeft gediend, is appellante van mening dat de kosten die met de vervaardiging van dat rapport gemoeid zijn geweest, conform de wijze waarop artikel 591 Sv in de praktijk wordt toegepast, integraal voor vergoeding in aanmerking komen.
NMa stelt zich op het standpunt dat het een kennelijke misvatting is dat uit artikel 591 Sv blijkt dat de volledige kosten dienen te worden vergoed in de zin dat het daadwerkelijk door de deskundige gehanteerde uurtarief dient te worden vergoed. Ook bij toepassing van artikel 591 Sv dienen de bepalingen van de Wet en het Besluit en de bijbehorende forfaitaire vergoedingen te worden gehanteerd.
2.3
Op grond van het bepaalde in artikel 1, aanhef en onder b, en artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, in verbinding met artikel 8:36, tweede lid, Awb, moet een veroordeling in de kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht worden vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet. Zoals het College in de uitspraak van 7 oktober 2010 reeds heeft overwogen, is het bepaalde in de Wet hierbij leidend. Artikel 591 Sv heeft in deze context geen betekenis, omdat de functie van deze bepaling in deze wordt vervuld door artikel 8:36 Awb en de daarmee samenhangende bepalingen.
2.4
De kosten van een deskundige komen op de voet van artikel 8:75 Awb voor vergoeding in aanmerking als het inroepen van die deskundige redelijk was en de deskundigenkosten zelf redelijk zijn. Ter bepaling of het inroepen van een deskundige, zoals hier aan de orde, redelijk was, kan in het algemeen als maatstaf worden gehanteerd of degene die deze deskundige heeft ingeroepen, gezien de feiten en omstandigheden zoals die bestonden ten tijde van inroeping, ervan uit mocht gaan dat de deskundige een relevante bijdrage zou leveren aan een voor hem gunstige beantwoording door de rechter van een voor de uitkomst van het geschil mogelijk relevante vraag.
Met betrekking tot het in opdracht van appellante opgestelde deskundigenrapport van Lexonomics, waar volgens de facturen van Lexonomics die als bijlage bij de brief van appellante van 27 oktober 2010 zijn gevoegd 171,25 uur aan is besteed, is het College van oordeel dat aan deze maatstaf is voldaan. Dit is door NMa ook niet betwist.
De andere facturen die als bijlage bij appellantes brief van 27 oktober 2010 zijn gevoegd betreffen werkzaamheden door Lexonomics na afronding van het rapport en ter voorbereiding van de zitting bij het College. Het College is van oordeel dat gezien de hoogte van de in het geding zijnde boete en de complexiteit van deze zaak, ook ten aanzien van deze kosten is voldaan aan de voorwaarden van artikel 8:75 Awb om voor vergoeding in aanmerking te komen. Hierbij neemt het College in aanmerking dat gelet op de inhoud van het rapport van Lexonomics een presentatie daarvan ter zitting een relevante bijdrage heeft geleverd aan de beantwoording van de voor dit geschil relevante vragen. In afwijking van het door appellante opgegeven aantal uren gaat het College ten aanzien van deze werkzaamheden door de deskundige uit van 32,5 uur, aangezien het College van oordeel is dat de werkzaamheden (10 uur) die door Lexonomics zijn verricht ter zake van de nieuw voorgestelde kortingsregeling betrekking hebben op een aspect dat in de onderhavige procedure niet aan de orde is.
Krachtens artikel 3, eerste lid, van de Wet is in artikel 6 van het Besluit een tarief van ten hoogste € 81,23 per uur vastgesteld. Van bijzondere omstandigheden die een afwijking van dit tarief zouden rechtvaardigen is het College niet gebleken.
2.5
Gelet op het vorenstaande ziet het College aanleiding NMa te veroordelen in de proceskosten ten bedrage van € 22.915,21, bestaande uit:
- -
€ 3.220,-- als vergoeding voor de kosten van verleende rechtsbijstand;
- -
€ 171,25 uur maal het uurtarief van € 81,23 is € 13.910,63, vermeerderd met de ingevolge artikel 15 van het Besluit verschuldigde omzetbelasting is € 16.553,65 als vergoeding voor de kosten van appellante voor het uitbrengen van het rapport door Lexonomics; en
- -
€ 32,5 uur maal het uurtarief van € 81,23 is € 2.639,97, vermeerderd met de ingevolge artikel 15 van het Besluit verschuldigde omzetbelasting is € 3.141,56 als vergoeding voor de kosten van appellante voor vervolgwerkzaamheden en de voorbereiding van de zitting bij het College door Lexonomics.
3. De beslissing
Het College veroordeelt NMa tot vergoeding aan appellante van de door haar gemaakte proceskosten tot een bedrag van
€ 22.915,21 (zegge: tweeëntwintigduizendnegenhonderdvijftien euro en eenentwintig eurocent).
Aldus gewezen door mr. B. Verwayen, mr. E. Dijt en mr. M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van mr. A. Douwes als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2011.
w.g. B. Verwayen w.g. A. Douwes