Einde inhoudsopgave
Provinciale milieuverordening Noord-Brabant 2010
Artikel 10.7 Overgangsrecht activiteiten buiten inrichtingen in grondwaterbeschermingsgebieden
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2010
- Bronpublicatie:
05-02-2010, Provinciaal blad van Noord-Brabant 2010, 30 (uitgifte: 24-02-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-02-2010, Provinciaal blad van Noord-Brabant 2010, 30 (uitgifte: 24-02-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Milieugevaarlijke stoffen
Milieurecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Algemeen
1.
De artikelen 5.1.3.5, 5.1.3.7 en 5.1.3.10 zijn niet van toepassing op een activiteit die onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van het op de activiteit betrekking hebbende artikel wordt ondernomen in overeenstemming met de voor die activiteit op dat moment geldende regels op grond van de provinciale milieuverordening. Voor de activiteit blijven de bedoelde geldende regels van toepassing.
2.
Het in artikel 5.1.3.6 gestelde verbod met betrekking tot het hebben van een buisleiding is niet van toepassing op een buisleiding die voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling is aangelegd met een ontheffing op grond van bepaling 3.2.3 of bepaling 3A.2.3 van bijlage 10, onderdeel B, van de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant van 1 januari 2008, Provinciaal Blad 161/07. Het in artikel 5.1.3.6 gestelde verbod voor het vervangen, veranderen of verleggen van een buisleiding geldt niet voor een buisleiding als bedoeld in de vorige volzin, indien met een door een deskundige opgestelde risicoanalyse is aangetoond dat de kans op grondwaterverontreiniging door dat vervangen, veranderen of verleggen gelijk blijft of kleiner wordt ten opzichte van de daaraan voorafgaande situatie. Van het voornemen tot het vervangen, veranderen of verleggen van de buisleiding doet degene die de activiteit onderneemt, een melding.
3.
Het in artikel 5.1.3.9 gestelde verbod met betrekking tot een begraafplaats, een uitstrooiveld en een dierenbegraafplaats geldt niet voor het hebben van een begraafplaats, dierenbegraafplaats of uitstrooiveld, die respectievelijk dat onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 5.1.3.9 overeenkomstig de daarvoor op dat moment geldende regels op grond van de provinciale milieuverordening wordt gehouden. Het verbod geldt evenmin voor het uitbreiden van een begraafplaats of uitstrooiveld als bedoeld in de vorige zin, indien voor die uitbreiding de Inspectierichtlijn Wet op de lijkbezorging van de Inspectie van de Volksgezondheid voor de Milieuhygiëne Staatstoezicht op de Volksgezondheid in acht wordt genomen, voor zover die richtlijn van belang is voor de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning. Degene die een begraafplaats of een strooiveld uitbreidt, doet daarvan een melding aan Gedeputeerde Staten.
4.
Ten aanzien van de melding, als bedoeld in het tweede en derde lid, is artikel 5.1.5.3 van toepassing.