Rb. Maastricht, 02-02-2011, nr. 147761 / HA ZA 10-118
ECLI:NL:RBMAA:2011:BP3258
- Instantie
Rechtbank Maastricht
- Datum
02-02-2011
- Magistraten
Mr. P.H.J. Frénay
- Zaaknummer
147761 / HA ZA 10-118
- LJN
BP3258
- Roepnaam
Essent
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMAA:2011:BP3258, Uitspraak, Rechtbank Maastricht, 02‑02‑2011
Uitspraak 02‑02‑2011
Mr. P.H.J. Frénay
Partij(en)
Vonnis van 2 februari 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ESSENT RETAIL ENERGIE B.V.,
gevestigd te 's Hertogenbosch,
eiseres,
advocaat mr. H. Post te Helmond,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. C.F.P.M. Spreksel te Maastricht. (toevoeging)
Partijen zullen hierna Essent en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- —
de dagvaarding
- —
de conclusie van antwoord
- —
de conclusie van repliek
- —
de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1.
Essent vordert samengevat — veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 8.672,86, vermeerderd met wettelijke rente over € 7.714,51 vanaf 13 januari 2010 tot de dag der gehele betaling en proceskosten vermeerderd met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het in deze procedure te wijzen eindvonnis.
2.2.
[gedaagde] voert verweer.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
3.1.
Essent grondt haar vordering op een tussen partijen gesloten overeenkomst tot levering van nutsvoorzieningen (gas en elektra) op een tweetal adressen, te weten [adres] en [adres] te [woonplaats]. Die nutsvoorzieningen zijn door Essent geleverd en door [gedaagde] afgenomen. [gedaagde] is met de betaling van bepaalde maandelijkse voorschotten, twee eindafrekeningen en een jaarafrekening, ook na herhaalde aanmaning, in gebreke gebleven. Essent heeft haar vordering toegelicht door een viertal producties bij dagvaarding over te leggen.
3.2.
[gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord de gestelde overeenkomst en de gestelde afname van elektra en gas op beide adressen erkend. Zij brengt naar voren dat zij de gevorderde hoofdsom van Essent niet kan thuis brengen en niet veel wijzer te worden van de overgelegde producties 1 tot en met 4. Volgens [gedaagde] worden de in productie 1 vermelde voorschotten dubbel bij haar in rekening gebracht, zodat een bedrag van € 5.979,51 resteert. Verder stelt [gedaagde] haar in 2008/2009 ontstane betalingsachterstand door cash betalingen voor een groot deel te hebben ingehaald. Die betalingen zijn door Essent niet in mindering gebracht. Volgens [gedaagde] dienen ook nog in mindering te worden gebracht door haar, in het kader van een betalingsregeling, gedane girale betalingen.
3.3.
Bij repliek legt Essent als reactie op het betoog van [gedaagde] een financieel overzicht van beide verbruiksadressen (als productie 5) over. Per adres vermeldt dit overzicht gedetailleerd zowel alle gefactureerde als betaalde bedragen. Uit het overzicht blijkt dat terzake het verbruiksadres [adres] nog door [gedaagde] dient te worden betaald € 7.347,54. Terzake het verbruiksadres [adres] moet nog € 366,97 worden betaald. Daarmee sluit dit overzicht exact aan op het door Essent als productie 1 overgelegde overzicht dat diende ter toelichting van haar stelling dat bepaalde voorschotten, twee eindafrekeningen en een jaar- of verbruiksafrekening nog niet door [gedaagde] waren betaald. Essent voegt hieraan toe dat er buiten de in dit overzicht opgenomen betalingen geen andere betalingen van [gedaagde] zijn ontvangen. [gedaagde] heeft ook geen concreet bedrag genoemd, geen betalingsbewijzen overgelegd of vóór deze procedure aan Essent doen toekomen. Ook ontkent Essent dat zij voorschotbedragen dubbel in rekening zou brengen en zij licht in dit verband haar eindafrekening en de door haar toegepaste methodiek toe.
3.4.
[gedaagde] heeft bij dupliek niet meer gereageerd op de voormelde, gemotiveerde en gedetailleerde reactie van Essent. Door dat niet te doen, moet de reactie van Essent voor juist worden gehouden, zodat de gevorderde openstaande som van € 7.714,51 met wettelijke rente voor toewijzing gereed ligt.
3.5.
[gedaagde] brengt bij dupliek een volslagen nieuw betoog en verweer naar voren, namelijk dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat zij met haar twee kinderen zoveel energie heeft verbruikt. Zijn de gehanteerde meterstanden wellicht geschat danwel afgelezen en is daarbij misschien een fout gemaakt? Voor [gedaagde] is het allemaal niet verifieerbaar en controleerbaar zolang Essent niet aantoont dat de eindafrekeningen en meterstanden correct zijn. Het in de eindafrekening (productie 4 van Essent) door Essent vastgestelde verbruik kan onmogelijk juist zijn. Er is evident sprake van een vergissing van de kant van Essent.
3.6.
De rechtbank gaat aan dit nieuwe verweer van [gedaagde] voorbij. De conclusie van dupliek is bedoeld om te worden gebruikt als reactie op hetgeen bij repliek door Essent naar voren is gebracht en niet om een nieuw verweer naar voren te brengen, tenzij sprake is van zodanige feiten en/of omstandigheden die een redelijke verklaring kunnen vormen voor het eerst bij dupliek naar voren brengen van een bepaald nieuw verweer. [gedaagde] rept niet van dergelijke feiten en/of omstandigheden. Niet valt in te zien waarom [gedaagde] haar nieuwe betoog/verweer niet reeds bij antwoord naar voren had kunnen brengen. Temeer waar Essent de gespecificeerde eindafrekeningen van respectievelijk 19 maart 2008 (factuurdatum 7 mei 2008) en 10 mei 2009 (factuurdatum 14 juli 2009) en jaarafrekening 2008 (factuurdatum 15 juli 2008) — die rond die factuurdata reeds door [gedaagde] zullen zijn ontvangen — bij dagvaarding had overgelegd. Als [gedaagde] dit verweer/betoog bij antwoord had gevoerd, was Essent in de gelegenheid geweest daarop bij repliek in te gaan zodat het debat daarover — zoals past in deze civiele procedure — tussen partijen was gevoerd in de re- en dupliek. De wijze van procederen door [gedaagde] op dit punt komt naar het oordeel van de rechtbank dan ook in strijd met een goede procesorde. Dit vormt de reden dat aan dit nieuwe betoog voorbij wordt gegaan. Overigens lijkt haar nieuwe betoog haaks te staan op haar erkenning bij antwoord dat zij de gestelde gas en elektra op beide verbruiksadressen heeft afgenomen.
3.7.
[gedaagde] heeft niet betwist dat Essent door het uitblijven van betaling genoodzaakt werd om de vordering ter incasso uit handen te geven aan haar gemachtigde-deurwaarder en evenmin dat die de door Essent bij dagvaarding onder punt 6 gestelde buitengerechtelijke incassowerk-zaamheden heeft verricht. De gestelde redelijke kosten, berekend conform rapport Voorwerk II, van € 700,-- liggen dan ook voor toewijzing gereed.
3.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Essent worden begroot op: griffierecht € 314,-- en salaris advocaat € 786,-- (2 punten à tarief I). De gevorderde wettelijke rente over deze kosten ligt als niet weersproken ook voor toewijzing gereed.
4. De beslissing
De rechtbank:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Essent te betalen een bedrag van EUR 8.672,86 (achtduizendzeshonderdtweeënzeventig euro en zesentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het bedrag van EUR 7.714,51 vanaf 13 januari 2010 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Essent tot op heden begroot op EUR 1.082,-- vermeerderd met de wettelijke vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.J. Frénay en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2011.